Samenvatting diversiteit binnen de GGZ
Hoofdstuk 1, De rol van cultuur in de psychologie: centrale begrippen
§1.1 Wat is cultuur?
- Cultuur --> doordrenkt ons denken, voelen, onze emoties, ons waarnemen en ons handelen.
Cultuur is aangeleerd --> het heeft betrekking op gedragingen en ervaringen die het resultaat
zijn van een leerproces.
Cultuur is meestal impliciet --> pas als iemand geconfronteerd wordt met een andere cultuur,
beseft hij hoezeer zijn gedrag en beleving vorm hebben gekregen in een specifieke situatie.
Cultuur is een keuze --> cultuur geeft zekerheid, omdat culturele gewoonten en gebruiken
vereenvoudigers zijn.
Cultuur is bindend --> het is een macht buiten het individu. Wat we van binnenuit voelen als
echt en van onszelf, is vaak gelijk aan wat groepsgenoten ook echt helemaal uit zichzelf
voelen en vinden.
Cultuur verwijst naar een groep mensen --> bij cultuur gaat het om gedrag en ervaringen die
kenmerkend zijn voor een persoon als lid van een groep. Het heeft betrekking op zaken die in
meer of mindere mate worden gedeeld door een collectief.
Cultuur verwijst naar symbolen en verleent betekenis --> cultuur heeft te maken met
voorschriften, regels en symbolen, met betekenisgeving.
- Cultuur gaat om gedrag en betekenisgeving die door betrokkenen meestal als vanzelfsprekend
worden ervaren en die een sterk bindend karakter hebben.
Het is een veelomvattend begrip.
Culturen veranderen door aanpassing van bepaalde elementen zoals rituelen, gewoontes en
regels.
Het is iets dat zich tussen mensen afspeelt.
§1.2 Hoe noemen we de dragers van cultuur?
- Ras --> verwijst naar fysieke kenmerken.
- Differentiatie en betekenisgeving --> als onderzoeker of hulpverlener doe je niet alleen navraag
naar het geboorteland van de ouders en grootouders, maar je differentieert verder naar etnische
identiteit zoals die door de persoon zelf wordt gezien.
- Allochtoon --> slaat vooral op etnische groeperingen die zich in overwegende mate in een
achterstandspositie ten opzichte van autochtone Nederlanders bevinden.
- Westerse migranten --> migranten afkomstig uit Europese landen (behalve Turkije), Noord-
Amerika, Oceanië, Japan en Indonesië.
- Niet-westerse migranten --> afkomstig uit Turkije en bijna alle landen in Afrika, Latijns-Amerika
en Azië.
- Cultuur voegt zich naar fysieke en economische omstandigheden.
- Acculturatiemodel van Berry --> er zijn twee onafhankelijke dimensies in de manier waarop
mensen om kunnen gaan met hun positie als culturele minderheid:
Identificatie met de eigen oorspronkelijke cultuur;
Identificatie met de meerderheidscultuur.
Dit leidt tot vier verschillende identiteiten:
Identificatie met beide culturen (integratie);
Identificatie met voornamelijk de meerderheidscultuur (assimilatie);
Identificatie met voornamelijk de minderheidscultuur (separatie);
Het ontbreken van identificatie met beide culturen (marginalisatie).
- Psychologische acculturatie --> veranderingen die het gevolg zijn van langdurig contact met
andere culturen.
Afhankelijk van zowel de minderheidsstrategie als de positie van de dominante groep.
- Om tot integratie te komen moet een lid van de minderheidscultuur in staat zijn om de taal en
gewoonten van de meerderheidscultuur te leren, de waarden van de twee culturen moeten niet
te veel met elkaar botsen, en de meerderheidscultuur moet openstaan voor nieuwe invloeden.
,§1.3 Waarom aandacht voor culturele verschillen?
- WEIRD --> Western educated, industrialized, rich and democratic samenlevingen.
- Geringe representativiteit --> het aandeel vertegenwoordigers van etnische minderheden in de
psychologie bleef lange tijd achter bij hun aandeel in de samenleving als geheel. Sommige
bevolkingsgroepen werden neergezet als afwijkend.
- Toename migratie --> er was meer aandacht nodig voor etnische en culturele minderheden,
door de toename van het aantal etnische minderheden in Europa.
- Globalisering --> een factor die ertoe bijgedragen heeft dat de psychologie meer aandacht is
gaan krijgen voor culturele diversiteit.
- Opvattingen over de uitdaging van culturele diversiteit:
Er is geen probleem, want de psychologie gaat over universele verschijnselen.
Er is veel werk aan de winkel, maar er is niets dat de psychologie niet aankan met behulp van
haar huidige repertoire aan theorieën, methoden en instrumenten.
Het standpunt van de meeste cross-culturele psychologen.
Om recht te doen aan diversiteit moet er een paradigmaverschuiving in de psychologie
plaatsvinden. Er zou meer samenwerking moeten komen met andere disciplines, met name
met de culturele antropologie en de sociologie.
- Cultural neuroscience --> weerspiegelt de groeiende bewustwording van het feit dat een volledig
inzicht in de werking van de menselijke geest begrip vereist van de vele wederkerige invloeden
tussen het biologische en het socioculturele.
§1.4 Hoe onderzoeken we de invloed van cultuur?
- Culturele antropologie --> richt zich op het sociale gedrag in een specifieke socioculturele
context. Het doel is het begrijpen van één cultuur en haar bijzondere processen.
Veldwerk.
Emic (cultuurspecifieke) benadering.
- Psychologie --> richt zich op het individu en op processen en mechanismen in het individu.
Experimenten, tests en gestandaardiseerde vragenlijsten.
Etic (universalistische) benadering.
- Methodisch probleem --> het is bijna onmogelijk om een cultuurvrije methode te ontwikkelen.
Hoofdstuk 2, Functieleer- psychologische kijk op cultuur: verschilt informatieverwerking over
culturen?
§2.1 Sensatie versus waarnemen
- Psychonomen --> functieleerpschologen. Maken een onderscheid tussen sensatie en
waarnemen.
Sensaties --> het product van vroege verwerkingsstadia (de eerste verwerkingsstappen die de
stimulus uit de buitenwereld doorloopt zodra deze door de zintuigen wordt ontvangen).
Waarnemen --> de interpretatie van de stimulus. Is een ‘hoger’ proces.
§2.2 Waarnemen en betekenis geven
- Interpretatie is afhankelijk van kennis uit je geheugen.
§2.3 De rol van kennis nader bekeken
- Gegeven informatie kan bestaande kennis activeren en daarmee de interpretatiemogelijkheden
van de waarnemer op dat moment beperken.
§2.4 Functieleerpsychologisch onderzoek
- Bij de informatieverwerking wordt onderscheid gemaakt tussen de vroege basisprocessen en de
cognitief beïnvloedbare mechanismen.
Modulen --> zijn informationeel ingekapseld wanneer ze niet beïnvloedbaar zijn door cognitie
(niet beïnvloedbaar door kennis en ervaringen die we hebben opgedaan gedurende ons
leven).
Bevinden zich vooral in de eerste stadia van informatieverwerking.
- Binoculaire dispariteit --> diepte zien op basis van de verschillen tussen de projecties van beide
ogen.
, §2.5 Interpreteren van emoties en gezichtsuitdrukkingen
- Universele basisemoties: verrassing, angst, walging, boosheid, vreugde en verdriet.
§2.6 Taal
- Chomsky --> de basisstructuren voor de ontwikkeling van taal zijn al bij de geboorte aanwezig.
- Linguïstische relativiteit --> mensen die verschillende talen spreken denken ook verschillend.
Denken en gedrag zijn een functie van taal.
§2.7 Logisch redeneren
- Hypothetisch-deductief denken --> komt meer tot ontwikkeling bij kinderen en jongeren uit
westerse samenlevingen volgens Piaget.
- Logisch denken is bij iedereen aanwezig.
- Formeel denken is situatie gebonden. Het is noodzakelijk in domeinen als onderwijs, school en
techniek.
- Deductief --> van algemene kennis naar specifiek.
- Indigeneous knowledge --> een zeer gespecialiseerde en complexe vorm van kennis die in de
eigen samenleving zeer hoog wordt gewaardeerd.
Hoofdstuk 3, Cultuur en persoonlijkheid
§3.1 Op zoek naar de basispersoonlijkheid
- Psychoanalyticus --> iemand die diep in de ziel van een persoon duikt op zoek naar de drijfveren
van gedrag en persoonlijkheid.
- Ons handelen, denken en voelen is doordrenkt van cultuur.
Dit gaat via de opvoeding.
- Kardiner --> vormde op basis van de psychoanalyse en contacten met antropologen een theorie
over de basispersoonlijkheid van een cultuur.
Onderscheiden van primaire instituties: de socio-economische omstandigheden en de
opvoedingspraktijken in het gezin.
Vroege ervaringen leiden tot blijvende effecten, gelijke ervaringen leiden tot gelijke
persoonlijkheden, en een opvoeding is tamelijk uniform in een maatschappij.
- DuBois --> observeren van de zeden en gewoonten van de inwoners van Alor.
Kinderen kregen weinig aandacht van de ouders.
- Ego --> projecteert onprettige emoties of onacceptabele gedachten van zichzelf op andere
mensen of groepen. Op die wijze verbergt iemand een onaangenaam aspect voor zichzelf, maar
kan een dergelijk gevoel wel beleven via een ander.
- Projectieve test --> confrontatie met iets dat vaag en ambigu is (Rohrschach-test).
Niet cultuurgebonden (alleen de interpretatie wel).
- Modale persoonlijkheid (meest voorkomende persoonlijkheid) in plaats van een
basispersoonlijkheid --> individuen verschillen en lang niet iedereen beantwoord aan de
basispersoonlijkheid.
§3.2 De studies naar nationaal karakter
- Benedict --> studie naar het Japanse karakter.
- Cultuur en persoonlijkheidsonderzoek --> kritiek op de te simpele conclusies over de relatie
tussen cultuur en persoon. Het beeld van de relatie was te homogeen. Waardoor het complexe
karakter van de wisselwerking tussen cultuur en individueel gedrag geweld werd aangedaan.
§3.3 Persoonlijkheidsdimensies in culturele context: moderne voortzetting
- Ouderlijke warmte en latere persoonlijkheid.
- Ook voedingstekort kan gekoppeld zijn aan emotionele passiviteit, apathie, afhankelijkheid en
gevoelens van waardeloosheid.
- Human Relations Area Files (HRAF) --> databank met vele gegevens over honderden culturen.
- Whiting en Whiting --> six culture study.
- Aandacht-vragend gedrag --> hangt sterk samen met de complexiteit van de cultuur; complexiteit
in de zin van meer gezagsstructuur, meer rolverdeling, een ingewikkeldere economische
structuur, en gecentraliseerde rechts- en politieke systemen.