Gezinnen Van Nu – Probleem 15
Literatuur: artikelen Stevens, Flink, Yaman & Jansen
Hebben allochtone kinderen meer gedragsproblemen en waarom wel/niet?
Artikel Stevens & Vollebergh “Mental health in migrant children”
Mentale gezondheid = het huidige onderzoek focust op de mentale gezondheid van
migrantenkinderen, beperkt tot arbeidsmigranten vanuit de hele wereld. Mentale
gezondheid wordt hier gedefinieerd als zowel internaliserend en externaliserend
probleemgedrag als psychiatrische stoornissen. Hierbij wordt gekeken of migrantenkinderen
verhoogd risico hebben op mentale gezondheidsproblemen en hoe dit fenomeen dan kan
worden verklaard. Vroeg studies suggereren dat migrantenkinderen een verhoogd risico
hebben op mentale gezondheidsproblemen en geven hier drie redenen voor:
1) Migratieproces: migratie bevat een groot verlies van familie en vrienden, gebruiken
en omgevingen. Daarnaast moeten zij zich aanpassen aan een nieuwe culturele
omgeving, vaak met verschillende morele waarden en standaards en een nieuwe
taal. Aangezien grote groepen migranten vaak uit landen met lage educatieve
middelen komen en met weinig moeten beginnen, worden zij vaak geconfronteerd
met armoede, werkeloosheid en problemen met accommodatie. Ook is er soms
sprake van asymmetrische acculturatie, waarbij kinderen de cultuur en taal sneller
overnemen dan hun ouders, waardoor intergenerationele conflicten en stress
ontstaan in migrantengezinnen.
2) Minderheidspositie: migranten hebben vaak een zwakke sociale positie aan de
onderkant van de bestaande sociale hiërarchie, doordat hun integratie in de nieuwe
maatschappij wordt verhinderd door discriminatie en beperkend beleid omtrent
nieuwkomers. De effecten van zulke sociale posities op ontwikkelingsuitkomsten in
migrantenkinderen wordt bemiddeld door sociale mechanismes van racisme,
vooroordelen, discriminatie en onderdrukking. Deze factoren kunnen gescheiden
residentiële, economische, sociale en psychologische omgevingen creëren die
negatieve effecten hebben op de mentale gezondheid.
3) Culturele achtergrond: de specifieke culturele achtergrond van de migranten zou het
risico verhogen op mentale gezondheidsproblemen bij kinderen. Cultuur verwijst
naar een grote variëteit van sociale eigenaardigheden, zoals familierollen,
communicatiepatronen, affectieve stijlen en waarden omtrent persoonlijke controle,
individualisme, collectivisme, spiritualiteit en religie. Twee grote modellen hebben
deze culturele kenmerken gerelateerd aan mentale gezondheid van kinderen:
1. Problem-supression model: suggereert dat culturele factoren direct invloed
hebben op gedrag van kinderen, aangezien zij de culturele normen van
acceptabel en onacceptabel gedrag neigen over te nemen.
2. Adult-distress threshold model: cultuur zou indirect invloed hebben op
bepaalde problemen bij kinderen, omdat ouders de ontwikkeling van
ongewenst gedrag onderdrukken (vb. straffen) en de ontwikkeling van
gewenst gedrag stimuleren (vb. modelling, belonen). Dit zou resulteren in de
1
, afwezigheid van ongewenst en de aanwezigheid van gewenst gedrag, maar
het kan ook andere onverwachte effecten hebben. Sterke ouderlijke
onderdrukking van ongewenst gedrag van kinderen zou bijv. leiden tot angst.
Anderen hebben daarentegen gesteld dat migrantenkinderen minder risico hebben
op mentale gezondheidsproblemen, aangezien het overkomen van immigratie
obstakels voor de migratie resulteert in selectie van de beste waardoor migranten
dus een goede fysieke en mentale gezondheid hebben. Ook zou er sprake zijn van
een hechte en steunende familiecultuur binnen migrantengezinnen, die hen
beschermd tegen de ontwikkeling van mentale gezondheidsproblemen.
Literatuurreview = studies werden toegevoegd naar eerste, tweede en derde generatie
migranten, waarin de migrantenpopulatie werd vergeleken met de autochtone populatie in
hetzelfde land. Hierbij moesten minimaal 100 respondenten worden gebruikt in elke
categorie. Studies naar vluchtelingen en asielzoekers werden uitgesloten, aangezien deze
vaak andere moeilijkheden ervaren en andere middelen hebben dan arbeidsmigranten. Ook
studies in klinische steekproeven en risicogroepen werden uitgesloten, omdat deze geen
informatie geven over de impact van migratie in het algemeen. Uiteindelijk voldeden 20
studies aan alle selectiecriteria. De resultaten van de studie varieerden sterk in de mate van
probleemgedrag bij kinderen. Wel werden belangrijke factoren gevonden die het niveau van
mentale gezondheidsproblemen in migrantenkinderen zouden beïnvloeden.
De informant = het niveau van probleemgedrag in kinderen is sterk afhankelijk van de
informant die wordt gebruikt om dit probleemgedrag te beoordelen.
Een studie vond dat Turkse adolescenten gelijke niveaus van externaliserende
problemen en hogere niveaus van internaliserende problemen rapporteerden dan
Nederlandse leeftijdgenoten. Hun ouders rapporteerden ook een hoger niveau van
internaliserende problemen, maar ook externaliserend. Nederlandse leraren
rapporteerden echter geen verschillen in probleemgedrag.
Bij Marokkaanse jongeren werd een ander patroon gevonden. Marokkaanse
jongeren rapporteerden minder externaliserende en evenveel internaliserende
problemen als Nederlandse jongeren, terwijl hun ouders gelijke niveaus van
problemen rapporteerden. De leraren rapporteerden daarentegen veel meer
externaliserende problemen voor Marokkaanse jongeren.
Vollebergh et al. liet geen verschillen zien in zelf-gerapporteerde internaliserende en
externaliserende problemen, terwijl migrantenouders relatief hoge niveaus van
internaliserende problemen rapporteerden voor hun dochters. Leraren vonden
daarentegen meer externaliserende en minder internaliserende problemen.
Tot slot toonde Alati et al. aan dat zowel eerste generatie migrantenmoeders en hun
adolescentkinderen evenveel internaliserende en externaliserende problemen
rapporteerden als Australische moeders en hun kinderen.
Deze resultaten suggereren dat er meer overeenkomst is over de mate van probleemgedrag
bij kinderen tussen migrantenouders en hun kinderen dan tussen de ouders of kinderen en
de leraren. Deze verschillen in zelf-, ouder- en leraar-gerapporteerd probleemgedrag zouden
op verschillende manieren kunnen worden verklaard.
2