Beeldende Vorming
Schasfoort, B. (2016). Beeldonderwijs en didactiek. Groningen: Noordhoff.
Hoofdstuk 1) Beeldonderwijs
Beeldonderwijs richt zicht op het proces waarbij wij communiceren met beelden. Kinderen
gebruiken dit dus ook wel als een sociaal gebeuren (kinderen kiezen ervoor om iets te tekenen wat
anderen kunnen zien/begrijpen). Als leerkracht is het van belang dat je leerlingen in laat zien dat zij
de vaardigheid tekenen al beheersen wanneer zij op school komen en leerkrachten moeten helpen
verdere vaardigheden te verwerven.
Beeldbeschouwing: we kijken ook naar andere kunst.
De vakinhoud van beeldonderwijs
We kijken naar welke rol beelden spelen in de maatschappij. Ook kijken we naar het maakproces,
maar let op, het creatief denken en handelen is een vak op zich.
Volgens Shulman (Amerikaanse onderwijspsycholoog) beheersen succesvolle leerkrachten over een
rijke pedagogische, didactische en vakinhoudelijke kennis en kunnen zij deze soorten kennis goed
combineren. Deze kennis moet je goed op verschillende manieren kunnen overbrengen.
Vanzelfsprekend liggen sommige basisvaardigheden de een beter dan de andere.
Kunstzinnige Oriëntatie is een verplicht leergebied in alle groepen. Hoewel er heel soms
vakleerkrachten zijn op deze gebieden, is het van belang dat iedere leerkracht verantwoord
beeldonderwijs kan geven (hier is een specialisatie cultuureducatie voor). Deze vakleerkrachten
missen namelijk de band met de groep (zoals jij deze wel hebt) en zijn er ook niet altijd. Een Bik-
kunstenaar (beroepskunstenaar in de klas) of vakleerkracht kan wel prima worden ingeschakeld voor
zo nu en dan, zodat hij/zij enthousiasme over kan brengen.
1.2) Cultuur
Cultuur: datgene wat in het collectieve bewustzijn van groepen mensen is opgeslagen. Er zijn veel
culturen (jongerencultuur, westerse cultuur enz.). Binnen een cultuur kun je subculturen aantreffen.
Het begrip cultuur is alles omvattend, en gaat dus niet alleen over kunst maar ook over
maatschappijleer, rekenen of rekenkunde.
Cultuuronderwijs: alleen binnen school
Cultuureducatie: binnen- en buitenschools
De culturele context van een persoon: de persoon neemt iets waar, verwerkt iets en reageert hierop
op ‘zijn’ manier. In iemand anders zijn culturele context kunnen dus andere opvattingen en waarden
gelden. Hier moet je ook rekening mee houden in het beeldonderwijs. Wanneer je kinderen bewust
maakt van de vele facetten van beelden en dit ook hun culturele bewustzijn wordt, spreken we van
beeldonderwijs.
Beeldcultuur: in de huidige westerse maatschappij zijn visuele beelden buitengewoon opdringend
aanwezig. Op scholen is de vraag tot in hoeverre je dit moet bespreken. Net als de vraag is welke
beeldende kenmerken je uit andere culturen moet bespreken.
,Beeldonderwijs: maakt kinderen cultureel bewust van beelden en vormen, leert kinderen ermee om
te gaan (zien, betekenis geven, maken). Dit wordt beschouwd als een taal. Beeldonderwijs gaat over
beelden (waar verwijst het naar) en vormen (vorm zonder verwijsfunctie). Van alles wat je ziet
maak je een innerlijke voorstelling, ook wel mentaal beeld genoemd. Een materiële weergave is het
beeld.
Dus nogmaals:
Een beeld: verwijst (een foto van een fiets verwijst naar een fiets)
Een vorm: verwijst niet (een fiets is geen beeld, maar een vorm).
Toegepaste vormgeving: vormen die gebruikt zijn voor een speciaal gebruiksdoel. Denk hierbij
bijvoorbeeld aan een vaas om bloemen in te zetten of een auto om in de rijden.
Autonome vormgeving: een vormgeving die is gemaakt zonder direct aanwijsbaar gebruiksdoel.
Denk hierbij bijvoorbeeld aan een kunstwerk op de rotonde.
Visueel beeld: beeld dat je kunt zien
Geluidsbeelden kun je daarentegen wel visualiseren.
Er zijn twee soorten beelden:
1 Mentale of innerlijke of immateriële beelden: verbeeldingen, fantasie, innerlijke voorstellingen.
2 Reële of werkelijke of materiële beelden: afbeeldingen, voorstellingen, beelden in vers. Materiaal.
Wat leren wij bij beeldonderwijs
• Hoe ontstaan beelden?
• Hoe maken we deze beelden?
• Wat kunnen mijn gemaakte beelden bewerkstelligen?
• Hoe maken anderen beelden?
• Met welk doel is dit beeld gemaakt?
Voorstelling: je moet iets voor de geest kunnen halen.
Figuratief beeld: een beeld dat iets voorstelt.
Visueel waarneembare entiteit: vorm, wezen.
Betekenis: wat betekent een beeld?
➔ Betekenis krijgt pas een beeld doordat de beschouwer betekenis verleend aan een beeld.
➔ Ook zijn er vaste betekenissen van beelden, denk bijvoorbeeld aan een verkeersbord.
Het gaat bij beeldonderwijs voornamelijk over betekenis en inhoud. Beeldaspecten en technieken
zijn vooral middelen om doelen te behalen. Beeldaspecten zijn aspecten van beelden en vormen.
Hoofdstuk tien zal meer ingaan op de beeldaspecten. Materialen, gereedschappen, technieken en
werkwijzen hebben invloed op de beeldaspecten.
1.3) Beeldonderwijs is beeldtaalonderwijs
De taal wordt gevormd door symbolen met traditionele (cultuurgebonden) betekenissen.
Er is een systeem voor het gebruik van deze symbolen, zodat er gecommuniceerd kan worden.
Woordtaal: gaat over teksten en auditieve elementen. Intonatie, grammatica, structuur van woorden
komen hierbij kijken. Er zijn veel regels en afspraken waardoor het mogelijk is om elkaar te begrijpen.
, Beeldtaal: symboolsystemen brengen ideeën over. Hierbij komen wel problemen kijken, namelijk:
- Er is geen goed of fout (dus er is een risico dat je niet begrepen wordt);
- Sommige symbolen zijn niet bij iedereen bekend (dit kan leiden tot onbegrip);
- Er bestaan niet voor alle inhouden codes;
- Codes evalueren (veranderen en ontwikkelen);
- Er is onbegrip voor codes van andere culturen;
- Sommige gehelen hebben bewust geen inhoud;
- De maker is zich niet altijd bewust dat hij iets kan uitbeelden.
Iedereen kan woordtaal begrijpen, maar betekenis geven aan beeldtaal is voor sommige mensen
lastiger. Verkeersborden lukken daarentegen wel en zijn ook een goed voorbeeld van beeld
beschouwen. Iemand kijkt naar een bord, verbindt hier een interpretatie aan en hecht hier een
betekenis aan, dit noemen we ook wel beeld beschouwen. Ieder mens kan tot op een bepaalde
hoogte beeld beschouwen, je kunt het leren om beter en intenser te doen. Dit geldt ook voor het
maken van beelden!
Iets maken gaat om:
• Vaardigheden en iets organiseren;
• Vaardigheden in samenwerking;
• Vaardigheden in het uiten (hoe bereik ik dat anderen dit zo zien);
• Creativiteit (hoe ben ik uniek);
• Iedereen kan het op zijn eigen manier en de leerkracht begeleidt bewust.
Beeldonderwijs is erop gericht inhoudsrijke beeldtaal te leren maken (productief), te leren verstaan
en te leren er betekenis aan te hechten (reflectief).
De Fenomenologie: een stroming in de kennis theorie. Iets bestaat pas voor ons als wij het
waarnemen. Hierom is leren waarnemen ook belangrijk, want zo ontstaat meer kennis. Als leerkracht
moet je een leerrijke omgeving creëren waarin jouw leerlingen goed kunnen vertoeven. Ze moeten
nieuwe ervaringen opdoen, maar ook kunnen verwerken.
1.4 Beeldonderwijs en de student in opleiding
Wij leren optimaal door deze drie gebieden te behandelen.’
Het subjectieve concept (jouw kennis, ervaringen, gevoelens)
Het objectieve concept (informatie, begeleiding en samenwerking betrokkenen)
De praktijk (het lesgeven, praten over lesgeven en contact met praktijkbegeleider)
Content knowledge: je moet zelf veel weten en hebben ervaren om erover les te kunnen geven.
Bij het lesgeven zijn is natuurlijk verschillende didactiek. Dat is ook afhankelijk van de school.
Dit boek gaat voornamelijk in op ontwikkelingsgericht onderwijs (Shulman).