Personality disorder 1 Classification, assessment, prevalence, and eff ect of personality disorder
https://www.bpdcommunity.com.au/static/uploads/files/2015-classification-assessment-
prevalence-etc-wfwztznhkzgf.pdf
Introduction
Persoonlijkheidsstoornissen zijn belangrijk voor artsen omdat het vaak voorkomt, een grote impact
heeft op professionals in de gezondheidszorg en patiënten, het is een sterke voorspeller voor de
uitkomst van de behandeling, een oorzaak van vroegtijdige sterfgevallen en het kost de
maatschappij veel geld. Er moet veel aandacht zijn voor mensen met een persoonlijkheidsstoornis,
maar het label wordt vaak gegeven aan mensen die moeilijk of niet te behandelen zijn.
Het komt vaak voor dat patiënten gelijk een specifiek type PS toegewezen kregen, in plaats van de
algemene term.
Classification and diagnosis of personality disorder
Het kan lastig zijn om mensen met een PS te diagnosticeren, omdat het gaat om een levenslange
stoornis die vooral voorkomt binnen interactie met andere mensen. De stoornis is erg complex en er
zijn veel discussies over de definities van de verschillende stoornissen. In de DSM-4 worden tien
verschillende categorieën van PS met een definitie besproken, er is wel veel overlap tussen de
verschillende kenmerken uit de categorieën en er is geen duidelijke grens wanneer welke categorie
gebruikt moet worden. In cluster A vallen: paranoïde, schizoide en schizotypische PS. In cluster B
vallen: antisociale, borderline, theatrale en narcistische PS. In cluster C vallen: vermijdende,
afhankelijke en obsessieve-compulsieve PS. In de ICD-10 zijn de stoornissen vergelijkbaar
omschreven als in de DSM-4, alleen is de schizotypische PS hierin omschreven als een onderdeel uit
het schizofreniespectrum i.p.v. PS en borderline en impulsieve PS zijn subcategorieën van
emotioneel instabiele PS.
Widiger en Simonsen hebben vier dimensies voor mensen met een PS: emotionele disregulatie VS
stabiliteit, extraversie VS introversie, vijandigheid VS meegaandheid, beperkingen VS impulsiviteit.
Prevalence of personality disorder
In Noord-Amerika en west Europa komt PS tussen de 4-15% voor, over de wereld 6.1%. Binnen de
gezondheidszorg voldoet 50% van de psychiatrische patiënten aan de criteria, en binnen het
strafrechtssysteem bij twee derde van de gevangenen. Binnen de psychiatrie komt PS vaker voor bij
vrouwen dan bij mannen, in tegenstelling tot de rest van de maatschappij.
Implications of personality disorder
Mensen met een PS gaan sneller dood en zijn sneller ziek dan mensen zonder PS. Dat komt door
moord, zelfmoord, mindere relaties met andere, levensstijl (drugs, roken, etc.). De reden waarom PS
vaak wordt genegeerd of een slechte behandeling wordt aangeboden, is omdat de acute
symptomen chronisch kunnen worden
Assessment of personality disorder
In klinieken komt PS zelden voor en binnen ziekenhuizen is maar 5% van de mensen die worden
aangemeld voor PS. Degenen die gediagnostiseerd worden krijgen bijna altijd de diagnoses voor
borderline, antisociaal of NAO. Hierin is veel stereotypering te herkennen. Er zijn weinig goede en
snelle meetinstrumenten voor PS.
,Difficulty of comorbidity
Bij comorbiditeit onder patiënten is vaak te zien dat er sprake is van drie tot tien verschillende
stoornissen uit verschillende categorieën. Wanneer er sprake is van comorbiditeit wordt de PS vaak
genegeerd, terwijl dit juist vaak een belangrijk onderdeel kan zijn van de stoornissen van de cliënt.
Changes in ICD-11
In de ICD-11 worden alle classificaties van de PS omschreven, behalve de PS zelf. Een PS blijft voor
altijd bij een persoon, maar de ernst fluctueert met de tijd, afhankelijk van verschillende factoren.
Eerst moet een professional vaststellen of er sprake is van een PS, dan de ernst ervan, en wanneer
nodig, domeinkenmerken.
Personality disorder across the life course
https://pdfs.semanticscholar.org/b458/a97dd737aee63b46dda231d6c16b65bd0690.pdf
Introduction
PS wordt tegenwoordig gezien als een heterogene maar eenheidsstoornis met een kern. Ook is
bekend dat PS te behandelen is en dat karakteriserende kenmerken veranderen gedurende het
leven.
Dimensions VS categories
PS wordt beschreven in de DSM-5 en in de ICD-10 in verschillende categorieën. De verschillende
karaktereigenschappen die tijdens het leven veranderen worden hierbij genegeerd. De DSM en de
ICD lijken beide niet te zijn ingeburgerd in klinieken; de focus ligt vooral op borderline en antisociaal.
Assessment and its effect on a lifespan view of personality
Kritiek op de DSM3:
- De validiteit van interviews en vragenlijsten was niet goed;
- Er was geen vooruitgang te zien;
- Veel klachten vielen buiten stoornissen
- De helft van de patiënten waren wel te diagnostiseren met PS, maar vielen niet binnen een
bepaalde categorie.
Personality disorder as a genetically trait-based unitary construct
Karaktertrekken vormen tot het 30e levensjaar en stabiliseren daarna. Ongeveer 50% van de
karaktertrekken zijn erfelijk, met variaties door milieufactoren. Klinische aandacht is sterk gericht op
borderline PS, en onderzoek en behandeling worden voornamelijk hierop gefocust. Wanneer
elementen van karakter verschillen door de tijd, gaan psychopathologische elementen ook
veranderen; hierdoor verandert het klinische plaatje in zijn geheel.
Convergence between normal and abnormal range personality models
DSM-5 ICD-11
Neurotisch Negatieve affectie Negatief affectiedomein
Extravert Onafhankelijk Onafhankelijk domein
Instemmend Vijandig Antisociaal domein
Zorgvuldigheid Ontremming Ontremmings domein
, Psychotisch Schizotypisch
Obsessief domein
Openheid
Uit onderzoek blijkt dat persoonlijkheid van iemand met PS en iemand zonder PS op dezelfde manier
ontwikkeld door het leven. Kinder en adolescenten PS is de beste voorspeller voor een PS bij een
jongvolwassenen. Een verandering in karaktertrekken voorspelt een verandering van de PS, maar
niet vice versa.
Personality disorder begins in childhood and adolescence
PS begint tijdens de kindertijd en adolescentie, maar in de DSM-5 en ICD-11 staat niks over PS in het
gedeelte over kinderen. De DSM en ICD geven aan dat het vrijwel ongebruikelijk is om PS de
diagnostiseren voor 16/17 jaar oud, maar geven hier geen bewijs voor. Risicofactoren voor het
ontwikkelen van een PS zijn mager omschreven.
Diagnosis of personality disorder in young people
Er heerst een taboe over PS bij kinderen en adolescenten. Veel clinici vermijden het geven van een
diagnose omdat er een stigma hangt aan het label ‘PS’. Hierdoor wordt het stigma versterkt door de
professionals.
Personality disorders in later life
Het begrijpen van PS bij 65+ ers wordt gehinderd door een schaarsheid in langdurige onderzoek en
door tegengestelde onderzoeken. PS die te maken hebben met neurotisch gedrag of negatieve
affectie verminderen met de tijd met toename van schizoide, paranoide en schizotypische
stoornissen. Observanten hebben de neiging om maladaptief gedrag bij ouderen minder in te
schatten dan bij jongeren.
Treatment implications of a life-course perspective
Langetermijn veranderingen zijn voordehandliggender om te bereiken wanneer veranderingen
worden gemaakt in de karaktereigenschappen.
A life-course perspective on future challenges for personality disorder research
De grootste uitdaging is het maken van een klinisch bruikbare en wetenschappelijk onderbouwde
klassificatiesysteem.
Treatment of personality disorder
https://pdfs.semanticscholar.org/52a8/c01ac301cafd35e55d67489eadd783e819d0.pdf
Introduction
Onderzoeks groepen zijn erg tegenstrijdig, het gevolg van het hedendaagse classificatiesysteem voor
een PS en de verschillende criteria die per studie worden gebruikt. PS heeft veel comorbiditeit met
andere stoornissen en het is lastig om verschil in karakter te onderscheiden van verschil in de
stoornis. Het beeld dat je niet meer van een stoornis afkomt wanneer je ermee wordt
gediagnostiseerd blijkt niet waar, al is het vaak wel zo dat patiënten klachten als depressieve
gevoelens of werkeloosheid over de lange termijn blijven behouden. Tegenwoordig is een