KERN AC – Periode 3
Les 1A – Zelfmanagement: begrippen, modellen en meetinstrumenten
1. Legt in eigen woorden eigen regie, zelfmanagement, empowerment, veerkracht, herstel en zelfredzaamheid uit
Eigen regie: Zelf beslissen over je leven, wat wil ik? Zelf inspraak hebben, eigen keuzes maken. Uitgaan
positieve, cliënten versterken, zeggenschap bij de cliënt, versterken van netwerken
Zelfmanagement: Vermogen om ziekte/aandoening in te passen in het dagelijks leven. Mensen met een
chronische aandoening voeren zelf de regie over hun leven met de ziekte/aandoening en de
behandeling daarvan
Draagkracht: De belastbaarheid wordt bepaald door jouw mogelijkheden om met een bepaalde situatie
om te gaan: levert energie op
Draaglast: De belasting wordt gevormd door factoren en eisen die een (negatieve) invloed
hebben op jou: kosten energie
Empowerment: Het vermogen om een ziekte te accepteren. De patiënt krijgt een stem in de besluitvorming,
wordt gehoord en kan daardoor invloed en controle uitoefenen op datgene wat er gebeurd
Veerkracht: Vermogen om goed om te gaan met/herstellen
Compassie: Empathie/meeleven
Herstel: Het weer gezond of sterk worden, terugkeren naar een vorige toestand. Proces dat
iemand die of iets dat ongezond is weer beter wordt
Zelfredzaamheid: Vermogen om zelfstandig je leven te leiden en om je eigen problemen op te lossen.
Vermogen om ADL zelfstandig te kunnen doen, bijvoorbeeld wassen, aankleden en koken en
het vermogen om sociaal te kunnen functioneren/participeren
2. Beheerst het Chronic Care Model en het Generiek Model zelfmanagement op grote lijnen
Chronic Care Model ontwikkeling & verbetering chronische zorg
- Beschrijft de zorgverlening aan personen met een
chronische aandoening binnen een bredere
maatschappelijke en beleidsmatige context. Op 4 niveaus:
o Gemeenschap
o Organisatie
o Zorgteam of praktijk
o Patiënt
- Combinatie van formele zorg (zorgverlener), informele
zorg (mantelzorger) en zelfmanagement (patiënt)
- Patiënt/zorgvrager staat centraal: je richt je niet op de
ziekte, maar op het mens-zijn
o In het model krijgt de patiënt met één (of meer)
chronische aandoening(en) een centrale rol in
het zorgproces en daarmee
verantwoordelijkheid voor de eigen gezondheid
- Bestaat uit 6 elementen
o Ondersteuning zelfmanagement vergroten zelfredzaamheid patiënt
o Beslissingsondersteuning toepassen van EBP zorg
o Ontwerp van het zorgproces organisatie van efficiënte, gecoördineerde samenwerking
o Klinische informatiesystemen ICT-oplossingen
o Afstemming op de maatschappij coördineren van mogelijkheden voor de patiënt buiten de
gezondheidszorg
o Gezondheidszorgsysteem continue verbeteren van chronische zorg aan hand van
bewezen strategieën
1
,Generiek Model
- Zelfmanagement is een dynamisch proces
is waarin de mens met een chronische
aandoening en de zorgverlener centraal
staan
- Elke omliggende ring bevat aspecten van
zelfmanagement die met elkaar
samenhangen, op elkaar en de andere
ringen kunnen inwerken en die van
invloed zijn op dynamiek tussen de
chronisch zieke en zorgverlener in de kern
Kern
- De mens met een chronische aandoening
die samen met de zorgverlener vaststelt
wat hij zelf kan en wil doen. De kern is de
interactie tussen chronisch zieke en
zorgverlener. Achter beide figuren staan
belangrijke derden verbeeld. Dit
benadrukt dat zelfmanagement een zaak
is van de chronisch zieke en zijn/haar
naasten in samenspel met de eerst
verantwoordelijke zorgverlener en het
hele team van zorgverleners dat de
chronisch zieke begeleidt. Begrippen die
kenmerkend zijn voor het samenspel:
communicatie, partnerschap,
vertrouwen en respect. Gezamenlijk zoeken naar de balans tussen enerzijds de eisen die de aandoening stelt
(belasting) en anderzijds de hoeveelheid eigen regie en verantwoordelijkheid die de chronisch zieke wil en kan
nemen (belastbaarheid)
Competenties
- De belangrijkste competentie-gebieden die van belang zijn bij zelfmanagement. Voor mensen met een chronische
aandoening zijn dat ziekte specifieke kennis en vaardigheden, vertrouwen in eigen kunnen en het vermogen tot
zelfontplooiing. Het ondersteunen van zelfmanagement vraagt van de zorgverlener kennis en het vermogen deze
kennis over te dragen, vaardigheden als coach van de chronisch zieke en als wegwijzer naar voorzieningen. Elk
competentiegebied heeft groot aantal deelcompetenties
Aandachtsgebieden
- Onderwerpen/aandachtsgebieden die aandacht verdienen willen mensen met een chronische aandoening de
regie kunnen nemen. Deze onderwerpen zijn: Ervaringskennis – weten hoe de ziekte zich bij jou manifesteert en
welke impact de ziekte heeft op jezelf, je omgeving en je leven. Leven met de ziekte – de ziekte kunnen inpassen
in je leven en omgaan met de beperkingen die de ziekte je soms oplegt. Eigen aandeel in de zorg – zelf de
verschijnselen van je ziekte monitoren, beoordelen en behandelen. Organiseren van zorg en hulpbronnen –
beschikbare zorg en hulp kunnen vinden en benutten
Omgevingsfactoren en randvoorwaarden
- Het gaat om zaken als het organiseren van zorgprocessen, ICT, kwaliteitseisen, ontwikkeling en onderzoek,
opleiding en scholing, financiering, wet- en regelgeving en samenleving. Al deze externe factoren bepalen de
speelruimte waarbinnen het mogelijk is voor de chronisch zieke om de regie te nemen en voor de zorgverlener
om zelfmanagement te ondersteunen. Het creëren van de juiste randvoorwaarden is een extra stimulans om aan
zelfmanagement te werken
3. Weet wanneer een meetinstrument voor zelfmanagement in te zetten
4. Is op de hoogte van de veelvoud aan meetinstrument voor zelfmanagement en de verschillen hiertussen
SeMaS: Self Management Screeningsinstrument
- Brengt in kaart bij welke patiënten het zin heeft om in zelfmanagement te investeren
- Lijst met 26 vragen antwoorden worden grafisch weergegeven hoe groter de cirkel, hoe meer de patiënt in
staat is tot zelfmanagement
o Eigen effectiviteit, sociale steun, coping, angst, depressie, zelfzorg
2
, IZP: Individueel ZorgPlan
- Afspraken tussen patiënt en zorgverlener over zorg én zelfredzaamheid
o Individuele doelen
o Behoeften van de patiënt
o Situatie van de patiënt
- Bevat alle onderdelen die van belang zijn bij de behandeling van de patiënt, voor de patiënt en samen met de
patiënt. Gaat om individuele doelstellingen, educatie, streefwaarden en therapietrouw. Kenmerkt zich door een
persoonsgerichte aanpak, niet de ziekte maar de persoon met zijn wensen en behoeften staat centraal.
Individuele zorgplanning sluit aan bij behoeften van de patiënt: voor elke patiënt geschikt
PiH-NL: Samenwerken aan gezondheid
- Vragenlijst die ondersteunt bij het in gang zetten en uitvoeren van zelfmanagement
o 12 onderwerpen die zelfmanagement meten
o Maakt inzichtelijk welke onderdelen voor patiënten moeilijk zijn
PAM: Patient Activation Measure
- Vragenlijst die kennis, vaardigheden en vertrouwen meet in managen van eigen gezondheid/ziekte
- Indeling in niveaus Elk niveau zijn eigen passend aanbod van ondersteuning
NCSI: Nijmegen Clinical Screening Instrument / patiënten profielkaart
- Korte vragenlijst in 4 domeinen voor COPD-patiënten
o Lichamelijk functioneren, symptomen, lichamelijke beperkingen en kwaliteit van leven
- Maakt duidelijk welke problemen de zorgvrager ervaart en hoe ernstig deze problemen zijn
Les 1C – Gedrag verklaren
1. Benoemt verschillende indelingen van gezondheidsdeterminanten
Gezondheidsdeterminanten zijn factoren die de gezondheid beïnvloeden. Een determinant op zichzelf is meestal niet
bevorderend of bedreigend voor de gezondheid, dit is afhankelijk van de invulling. Er wordt ingedeeld via:
- Persoonsgebonden
- Leefstijl- en gedrag gebonden
- Omgeving gebonden, fysiek en sociaal
Of:
- Preventie (invloed medisch handelen: behandeling, verpleging, verzorging)
- Zorg (invloed medisch handelen: behandeling, verpleging, verzorging)
- Maatschappelijke determinanten
Of:
- Samenhangend complex van factoren:
o Biologische en erfelijke aspecten
o Fysieke en maatschappelijke omgeving (levensomstandigheden)
o Leefwijze
o Gezondheidszorg
2. Legt de relatie uit tussen gezondheidsdeterminanten en leefstijl
Een gezondheidsdeterminant op zichzelf is meestal niet bevorderend of bedreigend voor de gezondheid, dit is afhankelijk
van de invulling. De invulling is geheel persoonsgebonden/-afhankelijk en wordt bepaald door de leefstijl van het individu.
3. Verklaart hoe gewoontevorming tot stand komt
Een gewoonte komt tot stand door herhaling. Het telkens herhalen van een handeling zorgt ervoor dat de hersenen bekend
raken met de handeling en zij vanzelf de schakels zetten: de handeling wordt een automatisme waar niet meer bij na hoeft
te worden gedacht. De herhaling van de handeling of gedraging wordt onderdeel van je doen en late en wordt op den duur
als vanzelfsprekend gezien. Het is een gewoonte geworden.
3