Samenvatting Aardrijkskunde Mens & Wereld.
Voor de Kennis basis toets Pabo
Hoofdstuk 1: uitleg over het boek. Komt geen informatie om te leren.
Hoofdstuk 2: Aarde
- 2/3 bestaat uit water dit komt door de twee grote oceanen: Atlantische oceaan en stille/grote
oceaan.
- De aarde bestaat uit 7 continenten= Europa, Zuid-Afrika, Azie, Australie, Noord Amerika, Zuid
Amerika, Antartica.
- zonnestelsel: er draaien 9 planeten (incl. aarde) om de zon.
- De aarde duurt er 365 dagen + 6 uur over om een ronde rond de zon daarom schrikkeljaar.
- Het duurt 24 uur om 1 rondje te draaien om zijn eigen as dag/nacht.
- Zomer op Noorderlijk halfrond = winter op Zuiderlijk halfrond.
- 21 sept. En 21 maart, zijn de dagen/nachten overal gelijk op aarde. (even lang)
- de maan draait in ruim 27 dagen om de aarde. Steeds zelfde kant maan naar aarde.
Eb en vloed
- zeewater staat onder invloed van aantrekkingskracht van maan, de zon en kracht die ontstaat door
de draaiing van de aarde. er ontstaan twee “bulten” (door aantrekkingskracht) daar is vloed met
veel water, andere plek is juist eb met weinig water.
Nederland draait door de omwenteling van de aarde als het ware door de gebieden heen
waar het vloed en eb is. Daardoor ontstaat er voortdurend eb en vloed er zijn 2 gebieden met
vloed en 2 met eb in 24 uur is dus 6 uur tussen max en min ebstand.
Aardbevingen en vulkanen
De aardkost bestaat uit: een korts, mantel en dan de kern. De dikte van de korst is onder de oceaan 5
tot 10km. Onder de continenten is dit ongeveer 25 tot 30 km.
Aardbevingen: Aardkost bestaat uit 6 grote aardkorstplaten die langs de breuklijnen bewegen, deze
beweging gaat schoksgewijs. Z’n schok is een aardbeving, deze komt dan over gehele breukzone
voor. Per dag zijn er z’n 25000 kleine aardbevingen op aarde.
Vulkanen:
- Kegelvulkanen= (uitziet als kegel) de lava die uit de
krater stroomt, is bij deze vulkanen erg stroperig en
vormt bij elke uitbarsting een nieuwe laag die op de
vulkaan blijft liggen. (hij koelt snel af) hierdoor komt het
niet ver en krijg je dus een kegelvulkaan.
- Schildvulkanen=erg vloeibaar lava; gaat razendsnel alle
kanten op dit wordt daardoor een platte vulkaan.
, Rivieren
Rivieren beginnen in gebergtes, ze worden steeds groter door de water die via zijwegen word
aangevoerd. Uiteindelijk mond de rivier uit in de zee, of blijft ergens achter ( wat niet meer omlaag
gaat) en vormt een meer. Aan de laagste kant gaat het er vanzelf weer uit.
Door de erosie, heb je in hooggelegen rivieren grote stenen/sedimenten. En bv in nl allen zand.
Hoofdstuk 3: landschappen op aarde
- tropische gebieden: Rondom evenaar, middag stijgt temperatuur door hoge zon. Veel water
verdampt, de opstijgende warme lucht verdampt steeds meer vanaf middag veel buien buien
gaan door naar noorden/zuiden, steeds verder vanaf tropisch bos kwam steeds minder water gevolg
woestijnlandschap. Daartussen zit nog tropische graslanden van respectievelijk savannen en steppen,
(overgangslandschappen)
- van tropische regenwoudgebieden tot woestijngebieden: op de evennaar is het warmer doordat de
stralen van de zon recht op de aarde invallen. 1 straal hoeft dan minder te verwarmen, dan wanneer
de stralen schuiner op de aarde invallen.
- subtropische gebieden naar poolgebieden.
- hooggebergten= gebieden hoger gelegen dan 1500m. hoger op de berg hoe kouder. Bovenin word
de lucht veel minder verwarmd door de aarde, daardoor is het daar stukken kouder. Per 100m daald
de temperatuur 0,8 graden.
- Landschap met een tropisch regenwoudklimaat: Amazonegebied in zuid-amerika, Centraal-afrika en
indonesie. Door de ligging rondom de evenaar komen hier geen seizoenen voor. Veel regen, niet
gelijkmatig over jaar,veel planten/bomen/bossen.
- kenmerk: hele jaar door hoge gemiddelde temperaturen en bijna het hele jaar door valt er veel
neerslag.
Gebieden rondom evenaar , Gemiddelde temperatuur in de koudste maand niet onder 18°C
(kokospalmgrens), Veel jaarlijkse neerslag, 2000 mm of meer. Neerslag in alle seizoenen.
Weelderige plantengroei
- landschappen met een savanne- en steppeklimaar
Savanne
- tropisch grasland, met veel bomen en struiken
- kenmerk: hele jaar door hoge gemiddelde temperaturen, maar veel minder neerslag dan bij een
tropisch bos.
Natte periodes worden afgewisseld met droge periodes. Hoe dichter je bij de keerkringen
komt, hoe langer de droge periodes. Minder vegetatie: langgras en groepen bomen
Steppe
- grenzen aan savanne en aan woestijnen, zonder bomen door weinig regen. Dus tropisch grasland.
- kenmerk: hoge temperaturen en weinig neerslag ( nog minder dan bij savanne
Rondom keerkringen, Groeien voornamelijk (korte) grassen, Verwoestijning, steppe gebied
wordt steeds meer woestijngebied, vooral in de Sahel.