100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Universiteit Leiden, Bestuurskunde: Samenvatting Macro-economie €4,49   In winkelwagen

Samenvatting

Universiteit Leiden, Bestuurskunde: Samenvatting Macro-economie

2 beoordelingen
 190 keer bekeken  22 keer verkocht

Samenvatting van het vak "Macro-economie" voor de studie Bestuurskunde (track: EBM) aan de Universiteit Leiden.

Voorbeeld 4 van de 39  pagina's

  • Nee
  • Hfst. 14-30.
  • 31 oktober 2019
  • 39
  • 2018/2019
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (2)

2  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: samkosterjulia • 2 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: woutschippers1 • 3 jaar geleden

avatar-seller
MetObij
Samenvatting Macro-economie
Week I:
Macro-economie: de studie van de prestatie van nationale economieën en het beleid dat
overheden gebruiken om die prestaties te verbeteren.

Optelling vindt plaats door waarde, niet aantallen. Deze wordt wegens prijswijzigingen
gecorrigeerd (de gewogen prijsmutatie). Het resultaat hiervan is de reële ontwikkeling.

Productiviteit: (de waarde van) productie per persoon.

(Arbeids-)productiviteit is toegenomen door betere productiefactoren (bijv. hogere opleiding,
technologische vooruitgang en de ontwikkeling van de politieke en sociale situatie), niet door
meer productiefactoren.

Productivity slowdown vindt recent plaats; de groei neemt af in voornamelijk westerse
economieën.

Conjunctuur: De versnellingen en vertragingen in het groeitempo van het nationaal product.

Doelen macro-economisch beleid:

- Stabilisatie van de conjunctuur;
- Beheersering van de rente, wisselkoers of prijsontwikkeling;
- Structuur en groei.

Instrumenten voor het behalen van dezer doelen zijn:

- Begroting (en: fiscal policy);
- Monetair beleid (rente of de aantallen van het geld in omloop veranderen);
- Structuurbeleid (investering in bijv. het onderwijs).

Bruto Binnenlands Product: de som van productiewaarde (niet hoeveelheden!).

Het BBP kan op drie manieren worden berekend:

i. De totale verkopen minus de totale inkopen;
ii. De verkoop aan het publiek minus de beginwaarde van inkoop;
iii. De totaal verdiende inkomens (loon, huur en winst).



1

,Dit betreft alleen finale goederen en diensten, dus géén intermediaire of
tweedehandsgoederen. Ook worden er géén overdrachten meegerekend; alleen inkomens die
in het productieproces verworven zijn worden meegenomen.

Meetprobleem: inflatie en deflatie. De oplossing hiervoor is een correctie voor de gemiddelde
prijsontwikkeling uitvoeren. Hieruit komt het reële BBP.

Enkele bijzonderheden bij het meten van het BBP:

- Het zwarte circuit wordt deels meegenomen: zij produceren immers, en voegen dus
waarde toe aan producten;
- Thuisproductie wordt niet meegeteld.

Het BBP versus welzijn:

- Vrije tijd;
- Niet-gemeten activiteiten, zoals vrijwilligerswerk;
- Milieu, duurzaamheid;
- Kwaliteit van leven;
- Armoede en ongelijkheid.

Bij de kosten van levensonderhoud moet het aandeel van stijgende kosten in het
consumptiepakket vergeleken worden met de kosten van consumptie in het basisjaar in
prijzen van het basisjaar én met de prijzen van lopend jaar.

Consumer Price Index (CPI): Prijsindex voor de prijsontwikkeling van goederen en diensten
die huishoudens aanschaffen voor consumptie.

Inflatie: de stijging van het algehele prijspeil, wat gemeten wordt a.d.h.v. het CPI.

Harmonized Index of Consumer Prices (HICP): de maatstaf voor inflatie in de Eurozone.

Rente is de vergoeding voor risico, verwachte inflatie en het afzien van consumptie. De reële
rente kan berekend worden door de nominale rente minus de inflatie.

De beroepsbevolking omvat wie wil en kan werken. De participatiegraad vertelt het
percentage van de gehele bevolking bestaat uit beroepsbevolking.

Werkloosheid: deel van de beroepsbevolking dat geen werk heeft. Deze is onder te verdelen
in drie soorten: i. frictie (geen goede aansluiting opleiding-arbeidsmarkt); ii. structureel (lange
termijn) en iii. conjunctureel (bijv. seizoensgebonden).

2

,Week II:
Economische groei: een toename van het reële bruto binnenlandse product (BBP).

De economische groei blijft maar toenemen. Een analyse geeft het Solow growth model.
Hierin staat de output per arbeider (y = Y/N) verticaal tegenover het kapitaal per arbeider (k =
K/N) op de x-as. Er is sprake van een afnemend marginaal kapitaalproduct (MPK) wanneer
kapitaal toeneemt.

De kapitaal-arbeid ratio (delta k) zal toenemen door investeringen, en afnemen door
afschrijvingen (D), zoals onderhoud) en bevolkingsgroei (N).

Dit wordt als delta k = i – (d + n) x k weergegeven. Lange-termijnevenwicht zal plaatsvinden
bij delta k = 0.

Theoretisch is de groei van y (output per arbeider) is gelijk aan de groei van de bevolking. In
werkelijkheid is de groei vaak hoger dan de toeneming van de bevolking, door technologische
vooruitgang (A), waardoor er met hetzelfde kapitaal meer kan worden geproduceerd. Tevens
maakt de human capital (H) van een arbeider ook een verschil. Dit wordt cumulatief als volgt
aangegeven: y = a x f x (k, h)

Total factor productivity: Factoren naast/achter technische vooruitgang, zoals
ondernemerschap en management, de politieke en wettelijke omgeving en geografie en
natuurlijke hulpbronnen.

De kosten van groei zijn ongewilde neveneffecten en de opoffering van vrije tijd.
Daartegenover staat dat de bestrijding van neveneffecten innovaties uitlokt en groei weer vrije
tijd geeft.

Productivity slowdown: afname van de groei van het reële bruto binnenlandse product.
Enige mogelijke verklaringen hiervoor zijn dat huidige vernieuwingen minder effect hebben
dan eerdere, de groei wederkeert naar een normaal niveau, vergrijzing, misallocatie door een
lage rente en ‘winner-takes-all’ innovaties: de groei en baten van een nieuwe innovatie komt
slechts bij een selecte groep terecht.

Sparen wordt gedaan uit voorzorg, om iets na te laten en wegens het verschil tussen inkomen
en consumptie over de levenscyclus.




3

, Sparen is inkomen minus uitgaven aan goederen en diensten, wat als volgt wordt
weergegeven: S = (Y – T - C) + (T - G). Hierin zijn zowel publieke (G) als private (C)
besparing meegenomen.

Hierin staat Y voor het bruto binnenlands product, de totale waarde van alle goederen en
diensten die jaarlijks in de economie worden geproduceerd. De C staat voor de totale waarde
voor alle goederen en diensten die jaarlijks door consumenten kopen. G staat voor de
overheidsuitgaven. T betekent het totaalbedrag van belastingen minus de overdrachten.

De baten van investeringen is de waarde marginaal product (VMP) en de kosten het
investeringsbedrag maal de rente (r x Pk). Investeringen moet gedaan worden als de VMP/Pk >
(groter is dan) de rente.

Rente, de prijs van kapitaalgoederen en belastingen hebben een negatieve invloed op
investeringen. De technologische voortuitgang en de prijs van output hebben een positieve
output.

Tussen het sparen en investeringen ligt het financieel systeem, waarin banken de koppeling
maken, door spaargeld aan te trekken en het verstrekken van krediet.

Financiering is mogelijk door eigen vermogen (zoals sparen en aandelenkapitaal (shares)) of
middels vreemd vermogen (bankkrediet en obligaties (bonds)).

Obligaties zijn verhandelbare schuldbewijs voor een lening. De koers van deze obligatie
heeft een inverse (tegenovergestelde) relatie met de rente.

In een grafiek wordt de rente weergegeven op verticale as en sparen en investeringen op de
horizontale as. Sparen neemt de rol van aanbodlijn aan en investeringen de rol van de
vraaglijn. Als de investeringen stijgen (zoals door een lagere prijs van kapitaalgoederen of
technologische output) stijgt de rente, waarmee het equilibrium (waarbij het spaarbedrag
gelijk is aan de investeringen) naar rechtsboven verschuift. Er wordt dan zowel meer gespaard
als geïnvesteerd. Als er meer gespaard wordt, wordt er minder geïnvesteerd, wat tevens leidt
tot een hogere rente.

Crowding-out: situatie waarin de overheid zijn tekort vergroot door meer te lenen, waardoor
de nationale besparingen naar links gaan, de rente stijgt en daarmee de particuliere
investeringen vermindert.

Korte termijn afwijking van de trendgroei heeft op de lange termijn ingrijpende gevolgen.

4

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper MetObij. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 77254 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€4,49  22x  verkocht
  • (2)
  Kopen