Grondslagen van het recht
Tentamen (studiepunt.rechten@uu.nl):
- Schrijfopdracht 30%
- In duo’s
- 2x per review
- Deadline in week 7, 20 oktober 17:00
- Casus: WG en verdiepingscollege
- Eindtoets 70%
- MC en open vragen, 31 oktober, 9:00
- Wat moet je kennen van de arresten? Belangrijkste feiten, rechtsvraag die
centraal staat, het antwoord van de HR, waarom is het arrest relevant?
Werkgroep docent: n.m.timmer@uu.nl
Vragen + coördinator: grondslagenvanrecht@uu.nl
Leerdoelen en vaardigheden week 1
Je bent in staat om verschillende juridische kernbegrippen, indelingen en
onderscheidingen te benoemen en te herkennen in een concrete casus. Daarbij gaat
het met name om: positief en wenselijk recht, objectief recht en subjectief recht,
internationaal en nationaal recht, publiek- en privaatrecht, dwingend en aanvullend
recht, formeel en materieel recht.
Rechtsregels zijn regels die op en bepaalde tijd in een bepaalde rechtsgemeenschap
voorkomen. We maken onderscheid tussen positiviteit, gelding en effectiviteit van recht.
Positief recht: het recht dat in een bepaalde gemeenschap door mensen vastgesteld
of erkend is. Doordat het door mensen is vastgesteld, onderscheid het zich van het
ideale recht (wenselijk recht). Dat is het recht dat men wenst en nastrevenswaardig
vindt. Dit ideale recht zal per individu en per groep verschillen. Het positieve recht
kan voor iemand geheel of gedeeltelijk met het ideale recht samenvallen. Het begrip
rechtvaardigheid en het ideale recht fungeren als toetssteen van positief recht. Ze
bevatten de maatstaf voor kritiek op het positieve recht.
Gelding: positieve rechtsregels hebben doorgaans gelding oftewel zijn verbindend.
De rechtsregel legt rechten, plichten of bevoegdheden vast die in het algemeen
juridisch afdwingbaar zijn. Soms echter is een rechtsregel in strijd met een andere
rechtsregel en wordt hij door de rechter onverbindend verklaard. Wanneer iemand
zegt ‘iedereen heeft recht op een vast basisinkomen’ heeft het woord recht geen
betekenis van positief recht. Dit is een regel van ideaal recht.
Effectiviteit van recht: het recht wordt in het algemeen daadwerkelijk gehoorzaamd dan wel
daadwerkelijk toegepast of gehandhaafd. Niet alle positieve rechtsregels zijn effectief.
,Niemand leeft ze na, terwijl dat feit door de overheid uitdrukkelijk of stilzwijgend wordt
aanvaard. Het komt ook voor dat de overheid bewust de overtreding van rechtsregels
toelaat (gedoogbeleid). Dat dit voorkomt kan komen doordat de omstandigheden zo
veranderd zijn dat de situatie waarvoor de rechtsregel is bedoeld zich niet meer voordoet.
Bij effectiviteit gaat het om gradaties, meer of minder en niet alles of niets. Bijvoorbeeld je
kan niet afleiden uit het feit dat er veel diefstal voorkomt dar de strafwetgeving niet effectief
is. Het kan ook gaan om een rechtsregel die niet strikt gehandhaafd wordt. Iedereen weet
bijvoorbeeld dat weggebruikers soms veel te hard rijden. De wettelijke norm is wel effectief
als weggedeelten waar intensief wordt gecontroleerd. Het kan lastig zijn om na te gaan of
regelgeving de beoogde effecten heeft. Soms kan aan het licht komen dat gebrekkige
effectiviteit van regelgeving reden is voor actie van de overheid of juist kan leiden tot
striktere controle en handhaving. Als er een nieuwe regel gevormd wordt mag de rechter
niet met terugwerkende kracht werken. Ook oude uitspraken van rechters zijn dat niet meer
van toepassing.
Objectief recht als gesproken wordt over sociaal recht of staatsrecht betekent recht niet
bevoegdheid of aanspraak. Het betekent dan geheel van rechtsregels. Het Nederlandse
objectieve recht bestaat uit de verzameling van alle Nederlandse rechtsregels.
Subjectief recht het woord recht heeft hier de betekenis van bevoegdheid of aanspraak.
Het geeft een ‘mogen’ aan. Een subjectief recht komt toe aan een of meer personen. ‘he,
blijf van mijn auto af, je hebt geen enkel recht om eraan te zitten!’. Het eigendomsrecht is
maar een van de talloze subjectieve rechten, maar ook het recht van de koper op levering
etc. Aan een breed scala van wetten – behorende tot het objectieve recht – kunnen burgers
subjectieve rechten ontlenen (vertaal ook naar het Engels law en rights).
In ons rechtssysteem neemt een bepaalde categorie subjectieve rechten een prominente
plaats in: de grondrechten. Recht op gelijke behandeling (art. 1 GW), het recht op vrije
meningsuiting (art. 7 GW), de vrijheid van godsdienst (art. 6 GW), de rechten van vereniging
en vergadering (art. 8/9 GW), het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (art.
10 GW) en het recht op lichamelijke integriteit (art. 11 GW). Naast de zogenoemde klassieke
vrijheidsrechten – die een vrije sfeer van het individu t.o.v. de overheid willen waarborgen.
De grondwet kent ook sociale grondrechten. Deze kunnen vooral worden gezien als een
opdracht aan de overheid om essentieel geachte doeleinden na te streven (art. 18-23 GW).
Voor de rechthebbende betekent het subjectieve recht een ‘mogen’ of een ‘aanspraak’. Dit
kan men de positieve kant van het subjectieve recht noemen. Het heeft ook een andere
kant, anderen moeten het subjectieve recht respecteren. Ook mogen zij het gebruik van het
recht niet zomaar belemmeren. Soms correspondeert met het subjectieve recht van de een
een specifieke rechtsplicht van een ander. Je moet het dan niet alleen het subjectieve recht
respecteren, maar ook realiseren. Er bestaat de plicht om juist wel iets te doen. Tegenover
het recht van de werknemer op loon staat de plicht van de werkgever om het loon te
betalen. Het is niet zo dat tegenover de plicht van de een altijd een subjectief recht van een
of meer andere staat.
,Subjectief recht en objectief recht staan niet los van elkaar. subjectieve rechten berusten op
het objectieve recht. Iemand heeft bevoegdheden, rechten en plichten, wanneer deze
gebaseerd kunnen worden op rechtsregels die behoren tot het objectieve recht.
Dwingend recht: rechtsregels waar de betrokkenen niet van mogen afwijken. Het is dan
natuurlijk nog wel toegestaan om afspraken te maken die ten voordele zijn van de partij die
wordt beschermd. Regels die het algemeen belang dienen.
Aanvullend recht: rechtsregels waar betrokkenen juist wel van mogen afwijken, bijvoorbeeld
door een koopovereenkomst te sluiten. Partijen mogen een eigen regeling vaststellen.
Aanvullend recht komt pas aan de orde wanneer de betrokkenen niet onderling een regeling
voor hun onderlinge relatie hebben getroffen. Regels van aanvullend recht zijn vooral van
belang omdat in het dagelijks leven partijen hun juridische relatie vaak nauwelijks regelen.
Door aanvullend recht wordt voorkomen dat er onduidelijkheid ontstaat over wederzijdse
rechten en plichten als partijen onvolledige afspraken hebben en dus meningsverschillen of
conflicten. Vooral het verbintenissenrecht heeft te maken met aanvullend recht. Betrokken
partijen moeten de betreffende voorschriften in acht nemen op straffe van nietigheid. Deze
regels zijn ook te vinden in het arbeidsrecht en het huurrecht. Om te bepalen of iets
aanvullend of dwingend is moet men kijken naar de inhoud van de bepaling en de structuur
van de regeling. Gaat het om een gebod of om een verbod dan is het een
dwingendrechtelijke bepaling. Als een bepaling zegt ‘tenzij anders is bepaald’ is dit
aanvullend recht. Een regel die het algemeen belang raakt, is meestal dwingend recht, dat
geldt ook voor een regel die betrekking heeft op de openbare orde of goede zeden. Om te
weten of iets dwingen is of aanvullend kun je ook kijken naar de afdeling of einde artikel
Materieel recht (inhoudelijk recht): geven aan welke rechten, plichten en bevoegdheden de
burgers tot wie de regel zich richt aan die regel kunnen ontlenen. Het gaat dus om regels die
betrekking hebben op de inhoud van de rechten, plichten en bevoegdheden. Bijvoorbeeld
de rechten en plichten van contractspartijen tegenover elkaar of aan strafbepalingen.
Materieel recht is onder andere te vinden in het BW, Wetboek van Strafrecht en de GW
(grondrechten). Vooral gericht op burgers.
Formeel recht: het bestaat allereerst uit procesrecht. Dat zijn regels die aangeven hoe het
materiële recht gehandhaafd kan worden als dat geschonden is. Het bevat bepalingen die
aangeven welke rechter bevoegd is, wat voor soort kwesties men aan hen kan voorleggen en
op welke wijze een procedure gevoerd moet worden. ook processuele rechten van
verdachten behoren tot het procesrecht. We hebben burgerlijk procesrecht,
bestuursprocesrecht en strafprocesrecht. Deze staan weer geregeld in Wetboek van
, Burgerlijke Rechtsvordering, Awb, het Wetboek van Strafvordering, wet op de rechterlijke
organisatie. Verder is er ook nog internationaal procesrecht. Bevoegdheden rechter.
Het onderscheid tussen materieel recht en formeel recht correspondeert met dat tussen
regels die aangeven welke rechten en plichten er zijn en de regels die aangeven hoe men zijn
recht kan halen bij de rechter.
Internationaal recht: rechtsregels die staten of internationale organisaties hebben
vastgesteld of die internationaal erkend zijn en aangeven hoe deze zich ten opzichte van
elkaar of tegenover hun onderdanen hebben te gedragen. Dat is:
1. Recht tussen staten (volkenrecht): deze worden neergelegd in internationale
verdragen. Staten komen overeen om bijvoorbeeld samen drugs te bestrijden of om
op economisch gebied samen te werken. Er zijn ook verdragen waarin staten
verklaren dat ze bepaalde grond- of mensenrechten respecteren.
2. Recht m.b.t internationale organisaties: bijvoorbeeld vastgelegd in de verdragen tot
oprichting van de VN of de EU. Dit zijn organisaties, door staten in het leven
geroepen, met een bepaald doel. Bijvoorbeeld om de wereldvrede te bevorderen.
Ook verordeningen van de EU horen hierbij (recht dat is vastgesteld door IO’s).
Nationaal recht: recht dat binnen nationale staten tot stand komt en gelding heeft. Men
spreekt van een nationale staat als er sprake is van een grondgebied, van een volk en van
effectief gezag die een overheid binnen de nationale staat uitoefent. Zo’n staat is
onafhankelijk t.o.v. andere staten. Nationaal recht geldt voor het grootste deel alleen voor
nationale situaties. Maar soms geldt het ook voor internationale situaties. Bijvoorbeeld het
internationaal privaatrecht.
Internationaal recht en nationaal recht kunnen in elkaar overvloeien. Er kunnen onder
bepaalde voorwaarden bepalingen van internationaal recht rechtstreeks werken in de
nationale rechtsorde. Burgers kunnen zich daarop rechtstreeks beroepen voor de nationale
rechter. Omgekeerd kunnen onderdelen van het nationale recht bijdragen aan de vorming
van internationaal gewoonterecht.
Nationale recht in drie rechtsgebieden (van oudsher): privaatrecht, staats- en bestuursrecht
en het strafrecht. Het staats- en bestuursrecht en het strafrecht worden tot het publiekrecht
gerekend, dat wordt onderscheiden van het privaatrecht. Rechtsgebieden kunnen weer in
kleinere rechtsgebieden worden ingedeeld. Het strafrecht omvat naast het wetboek van
strafrecht, het economische strafrecht en het verkeersstrafrecht. Verder onderscheid men
de zogenoemde functionele rechtsgebieden. Deze hebben betrekking op een bepaald thema
en regelt relaties tussen betrokkenen. Het kan zowel privaatrechtelijke als publiekrechtelijke
rechtsregels over een bepaalt onderwerp bevatten (arbeidsrecht, milieurecht,
gezondheidsrecht).
Van oorsprong regelt privaatrecht de juridische relaties tussen burgers, terwijl publiekrecht
betrekking heeft op de verhoudingen tussen overheidsorganen onderling en tussen
overheidsorganen en burgers. De rechtsverhouding in het privaatrecht kenmerkt zich verder