Leerdoelen diagnostiek en
preventie bij kinderen
1. Licht toe welke onderzoekstechnieken geschikt zijn voor kinderen met slikproblemen.
a. Legt verschillen uit tussen normale en afwijkende ontwikkeling van eten en
drinken bij kinderen
b. Concludeert welke ontwikkeling van eten en drinken bij kinderen
normaal/afwijkend is
c. Licht toe welke onderzoeksmethodiek geschikt is voor kinderen met
slikproblemen
2. Beschrijft oorzaken van stotteren, broddelen, specifieke/niet-specifieke TOS,
taalachterstand, fonologische/fonetische articulatiestoornissen en dysfagie bij
kinderen.
a. Noemt kenmerken van stotteren, broddelen, specifieke/niet-specifieke TOS,
taalachterstand, fonologische/fonetische articulatiestoornissen en dysfagie bij
kinderen
b. Toont welke oorzaken passend zijn bij de problematiek
c. Bepaalt op basis van klachtomschrijving welke gevolgen stotteren, broddelen,
specifieke/niet-specifieke TOS, taalachterstand, fonologische/fonetische
articulatiestoornissen en dysfagie bij kinderen kunnen hebben
3. Stelt bij een gegeven casus van een kind met stotteren, broddelen, specifieke/niet-
specifieke TOS, taalachterstand, fonologische/fonetische articulatiestoornissen en
dysfagie bij kinderen een onderzoeksplan op.
a. Beschrijft het doel, de doelgroep en inhoud van logopedische onderzoeken
die spraak-, taal- en slikproblematiek bij kinderen kunnen diagnosticeren
b. Beredeneert welke onderzoeken afgenomen moeten worden bij casuïstiek
over stotteren, broddelen, specifieke/niet-specifieke TOS, taalachterstand,
fonologische/fonetische articulatiestoornissen en dysfagie bij kinderen
4. Stelt een diagnose op basis van ICF bij een kind met stotteren, broddelen, specifieke/
niet-specifieke TOS, taalachterstand, fonologische/fonetische articulatiestoornissen
en dysfagie bij kinderen en beredeneert dit vanuit de literatuur
a. Karakteriseert taal- en slikproblematiek bij kinderen met behulp van ICF
b. Beredeneert van welke diagnose sprake is op basis van klachtomschrijving en/
of testresultaten
5. Stemt preventie/interventiemogelijkheden voor kinderen met stotteren, broddelen,
fonetische articulatiestoornis en dysfagie af op de behoefte en
gezondheidsvaardigheden van de cliënt
a. Beredeneert welk preventieactiviteit passend is bij stotteren, broddelen,
fonetische articulatiestoornis en dysfagie bij kinderen
b. Beredeneert welke interventie passend is bij stotteren, broddelen, fonetische
articulatiestoornis en dysfagie bij kinderen
, 1. Licht toe welke onderzoekstechnieken geschikt zijn voor kinderen met
slikproblemen
Eten van de lepel, drinken uit een beker/rietje en kauwen zijn vaardigheden die een kind in
het eerste levensjaar leert en steeds beter onder de knie krijgt. Baby’s hebben meer vet aan
de binnenkant van hun wangen. Dit is nodig om te kunnen vacuümzuigen voor het drinken
uit de fles/borst.
Ontwikkeling eten/drinken
Het eerste levensjaar
- 0-3 maand reflexmatig eetpatroon in alle fases
- 3-6 maand willekeurig zuigen
- 6-9 maand leren happen, bijten en kauwen. Nu ook eten aanbieden
- 9-12 maand drinken
Voedingsreflexen – voedselopname
Het zuig-slikreflex treedt op bij prikkeling van het mondgebied. Tijdens het zuigen kan een
kind ademhalen, maar tijdens het slikken niet. Zuigen leidt niet altijd tot een slik. Er bestaan
twee soorten zuigen:
- Voedend zuigen = je legt een kind aan de borst/fles met als doel het kind te voeden
- Niet-voedend zuigen = speen of vinger zuigen
Andere reflexen – voedselopname
Het palmomentaalreflex ontstaat bij het wrijven over de muis van de duimen van de baby.
Dit veroorzaakt reacties in het mondgebied. Het vasthouden van de handjes en druk op de
borst stimuleert ook activiteit in het mondgebied. Het tepel-zoekreflex treedt op door
prikkels rond de wangen/mond. Het kind gaat hierdoor (on)gericht zoeken naar de tepel.
Deze reflexen zijn direct na de geboorte op te wekken en verdwijnen ook als eerst.
De transverse tongreflex kan je observeren door de zijkanten van het voorste 1/3 e van de
tong te prikkelen. Er moet een zijwaartse beweging richting de kaken optreden. Dit reflex
verdwijnt na 9-12 maand.
Orale beschermingsreflexen
Mensen hebben twee beschermingsreflexen:
- Kokhals(wurg)reflex treedt op bij voedsel achter in de mond. Reflexmatig zuigen
remt dit af. In de loop van het eerste levensjaar wordt dit steeds minder snel
opgewekt en gaat de grens ook verder naar achter.
- Hoestreflex treedt op wanneer voedsel/drinken boven/op de stembanden komt
Het tweede levensjaar
Ik ben twee en ik zeg nee. In het tweede levensjaar worden kinderen eigenwijs en zeggen ze
nee. Op dit moment willen ze dan ook niet eten en kan het soms een heel gedoe zijn om je
kind toch te laten eten. De hoeveelheden nemen in het tweede levensjaar af. Ook het
gedrag van het kind gaat een factor worden.
, Het derde tot zesde levensjaar
Het eten is meer dan gevoed worden. Het is een sociaal iets: iedere avond samen aan tafel
eten, de dag bespreken. Dit verschilt per cultuur.
Overige ontwikkelingen
- Smaak: tussen 4 en 12 maanden accepteert een kind sneller nieuwe smaken.
- Speeksel: rond 2-3 maand lijkt er weinig productie, daarna juist meer en gaat een
kind kwijlen. Het speeksel speelt een belangrijke rol bij eten en drinken, verbetering
van voedsel, bescherming van gebit en het vochtig houden van de mond voor het
spreken.
- Volgorde waarin de verschillende vaardigheden worden geleerd:
o Drinken uit de borst
o Drinken uit de fles (kind moet stabiel liggen/zitten)
o Eten van een lepel
o Kauwen (meer soorten eten aanbieden)
o Drinken uit een beker
o Drinken uit een rietje (kind is er bewust mee bezig)
Overzicht ontwikkelleeftijden van voedingsvaardigheden
Leeftijd in maanden Vaardigheidsniveau
0,5 Hand- en mondcontact begint
2-4 Hand tegen fles/borst bij voeden
4 Aftasten voorwerp met mond
4-6 Slokjes uit beker mogelijk
5-6 Beide handen aan de fles
5-7 Dikvloeibaar van een lepel
6 Kortdurend cracker naar mond, lipsluiting
rond lepel, begin van kauwen met verticale
kaakbeweging
7 Begin van kauwen met roterende beweging
6-8 Zuigen van vloeistof uit beker
8-9 Help met lepel
9 Cracker naar mond brengen; reikt bewust
naar lepel
9-10 Drinkt uit een vastgehouden beker
10-11 Pincetgreep voor voeding
12 Zelf eten door lepel vast te grijpen, houdt
beker vast met twee handen, draait beker
zelf om
15-24 Vaardigheden worden verfijnd