100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Burgerlijk recht 1 RUG (23/24) €7,39   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Burgerlijk recht 1 RUG (23/24)

 5 keer bekeken  0 keer verkocht

Deze samenvatting is compleet, zodat u geen relevante informatie mist en het boek niet meer nodig hebt. Het bevat alle voorgeschreven literatuur voor het tentamen van Burgerlijk recht 1. Dit omvat zowel de literatuur uit 'Zwaartepunten van het vermogensrecht' als uit 'Personen- en familierecht en e...

[Meer zien]

Voorbeeld 4 van de 112  pagina's

  • 22 augustus 2024
  • 112
  • 2023/2024
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (71)
avatar-seller
daniëllevanderwal1
Hoofdstuk 1. Personen- en familierecht
1.1.1 Inleiding: de mens als rechtssubject
Met de geboorte van een kind is een nieuw rechtssubject ofwel een natuurlijk persoon in juridische
zin ontstaan: een drager van rechten en plichten. Volgens art. 1:1 lid 1 BW zijn allen die zich in
Nederland bevinden vrij en bevoegd tot het genot van burgerlijke rechten. Volgens art. 1:2 BW kan
zelfs voor de geboorte een kind juridisch al aanspraken hebben.

1.1.2 Familierechtelijke betrekkingen
Met de geboorte ontstaan familierechtelijke betrekkingen (art. 1:197 BW). wanneer een kind geboren
is binnen het huwelijk, krijgt hij automatisch een vader en een moeder (art. 1:198 lid 1 sub a en 1:199
sub a BW). De ouders van het kind zijn eerstegraads bloedverwanten (art. 1:3 lid 1 BW). Ouders,
grootouders en overgrootouders zijn bloedverwanten in opgaande lijn. Afstammelingen zijn
bloedverwanten in neergaande lijn. Broers, zusters, ooms, tantes en (achter)neven en nichten zijn
bloedverwanten in de zijlijn. De graad van bloedverwantschap van bloedverwanten in de zijlijn
worden berekend door van de ene bloedverwant terug te gaan naar de gemeenschappelijke
stamouders van beide bloedverwanten. Vervolgens ga je naar de andere bloedverwant. Het aantal
generaties dat je passeert tel je bij elkaar op (art. 1:3 lid 1 BW).

1.1.3 Het ontstaan van familierechtelijke betrekkingen: het afstammingsrecht
Bloedverwantschap is het gevolg van het ontstaan van familierechtelijke betrekkingen.
Familierechtelijke betrekkingen kunnen op vier verschillende manier ontstaan:
1. geboorte: familierechtelijke betrekkingen (en dus bloedverwantschap) door geboorte ontstaan
altijd automatisch ten opzichte van de moeder (juridisch moederschap) en, als het kind binnen een
huwelijk wordt geboren, eveneens ten opzichte van de vader (juridisch vaderschap). Het is in dit geval
dus mogelijk dat de juridische vader niet tevens de biologische vader is. juridisch vaderschap ontstaat
ook automatisch als het huwelijk van de man met de vrouw uit wie het kind geboren wordt binnen
306 dagen voor de geboorte van het kind door de dood van de man is ontbonden, zelfs indien de
moeder is getrouwd (art. 1:199 sub b BW). Bij een kind dat geboren wordt binnen een huwelijk van
twee vrouwen kunnen eveneens familierechtelijke betrekkingen ontstaan als het kind verwerkt is
door een kunstmatige donorbevruchting. Moederschap van een niet-biologische moeder
(meemoeder) kan dus niet van rechtswege ontstaan als sprake is van bekende donor.

2. Erkenning: als ouders van het kind ongehuwd zijn dan ontstaat wel automatisch juridisch
moederschap, maar geen juridisch vaderschap. De vader moet het kind erkennen, wil er juridisch
vaderschap ontstaan (art. 1:199 sub c BW). de man die een kind erkent, hoeft niet de biologische
vader te zijn. Ook een vrouw kan een kind erkennen (art. 1:198 lid 1 sub c BW) als sprake is van twee
ongehuwde vrouwen of twee gehuwde vrouwen en het kind verwerkt is door een bekende donor.

3. Gerechtelijke vaststelling van het ouderschap: als de vader (ongehuwd) zijn kind niet zou hebben
erkend, dan kan het kind of de moeder de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van de vader
kunnen verzoeken bij de rechtbank. Het ouderschap van een man kan door de rechtbank worden
vastgesteld op de grond dat deze de verwekker is van het kind of dat de man (of vrouw) als
levensgezel van de moeder ingestemd heeft met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg
kan hebben gehad. Anders dan de erkenning, werkt deze regeling terug tot aan de geboorte van het
kind. De vraag naar family life is niet van belang. de rechter kan ook een DNA-onderzoek bevelen op
grond van art. 194 Rv. Gerechtelijke vaststelling van het ouderschap is niet mogelijk als het
betreffende kind al twee juridische ouders heeft.

4. Adoptie: zie paragraaf 1.1.7.

,De donor is de man, die zijn zaad voor kunstmatige donorinseminatie heeft afgestaan. De verwekker
is degene die zelf de dada tot verwekking heeft verricht. Zowel de donor als de verwekker zijn
biologische vader).

1.1.4 De ontkenning van het vader- en moederschap en de vernietiging van erkenning
Het vaderschap kan worden ontkend, art. 1:200 BW. Hiervoor moet er een verzoek worden ingediend
bij de rechtbank binnen een jaar nadat hij heeft kennisgenomen van het feit dat hij vermoedelijk niet
de biologische vader is van het kind (ook de moeder en het kind kunnen zo’n verzoek indienen). Op
grond van art. 1:202a BW kan het moederschap worden ontkend.

Een man die een kind heeft erkend, kan de rechter verzoeken de erkenning te vernietigen, op de
grond dat hij niet de biologische vader van het kind is (art. 1:205). De erkenner dient dan door
bedreiging, dwaling of bedrog of, tijdens zijn minderjarigheid, door misbruik van omstandigheden tot
erkenning te zijn bewogen. Het kind heeft eveneens de mogelijkheid vernietiging van de erkenning te
verzoeken op dezelfde grond als geldend voor de vader. Vernietiging van de erkenning op verzoek
van het kind is op grond van art. 1:205 alleen mogelijk als het kind tijdens de minderjarigheid erkend
is. de moeder kan vernietiging van de erkenning verzoeken, indien zij door bedreiging, dwaling of
bedrog, of tijdens de minderjarigheid door misbruik van omstandigheden bewogen is toestemming
tot de erkenning te geven. zowel erkenner, de moeder als het kind zijn aan de in art. 1:205 gemelde
termijnen gebonden. inmiddels bestaat ook de mogelijkheid de erkenning van het moederschap te
vernietigen, op de grond dat de moeder niet de biologische moeder van het kind is (art. 1:205a).
vernietiging van de erkenning kan worden verzocht door het kind zelf, tenzij het kind tijdens zijn
meerderjarigheid is erkend. Vernietiging van de erkenning kan worden verzocht door de erkennende
moeder of door de andere moeder indien zij door bedreiging, dwaling, bedrog of, tijdens haar
minderjarigheid, door misbruik van omstandigheden bewogen is het kind te erkennen, respectievelijk
toestemming tot erkenning van het kind te geven. voor de vernietiging van de erkenning van het
moederschap gelden dezelfde termijnen als voor de vernietiging van de erkenning van het
vaderschap.

1.1.6 De geboorteaangifte
De vader is verplicht binnen drie dagen na de geboorte aangifte te doen van de geboorte van het
kind, art. 1:19e lid 2 jo. lid 6. De ambtenaar van de burgerlijke stand is als enige door de wetgever
aangewezen om geboorteakten op te maken.

1.1.7 De voornaam
Bij de aangifte wordt de voornaam en de geslachtsnaam van het kind vermeldt. De ambtenaar heeft
de bevoegdheid om een voornaam te weigeren als deze ongepast is of overeenstemt met een
bestaande geslachtsnaam (art. 1:4 lid 2).

1.1.8 De geslachtsnaam
Volgens art. 1:5 lid 4 dienen beide ouders gezamenlijk een verklaring uit te brengen, waaruit blijkt
welke geslachtsnaam het kind zal hebben. de ouders kunnen kiezen tussen de geslachtsnaam van de
vader of die van de moeder. Voor 1998 gold dat kinderen tijdens huwelijk geboren automatisch de
geslachtsnaam van de vader kregen. Voor kinderen die op of na 1 januari 2024 zijn geboren geldt dat
ouders er ook voor kunnen kiezen hun de geslachtsnaam van beide ouders te geven in een vrij te
bepalen volgorde, ofwel een gecombineerde geslachtsnaam. een gecombineerde geslachtsnaam kan
overigens uit niet meer dan twee namen bestaan. de nieuwe wet ken een overgangsregeling op
grond waarvan ouders van kinderen die vóór 1 januari 2024 zijn geboren nog tot 1 januari 2025 de
tijd hebben om voor hun kinderen een gecombineerde geslachtsnaam te verkrijgen. Voorwaarde is
dan wel dat het oudste kind geboren is op of na 1 januari 2016. De verklaring betreft dan alle
kinderen van dezelfde ouders. De verklaring wordt door de ouders voor of uiterlijk ter gelegenheid
van de aangifte afgelegd. Wordt de verklaring voor de geboorteaangifte afgelegd, dan maakt de

,ambtenaar van de burgerlijke stand een akte van naamkeuze op. Ontbreekt bij de geboorteaangifte
de verklaring, dan heeft het kind tijdens huwelijk of geregistreerd partnerschap automatisch de
geslachtsnaam van de vader. Heeft het kind bij zijn geboorte van rechtswege twee moeders, dan
krijgt het in deze situatie de naam van de meemoeder (art. 1:5 lid 13). Wordt een kind geboren
binnen een huwelijk of geregistreerd partnerscha=l terwijl één van de partners niet de ouder is, maar
wel beide partners of echtgenoten het gezamenlijk gezag uitoefenen als bedoeld in art. 1:253sa, dan
kan eveneens naamkeuze worden gedaan. Ontbreekt deze verklaring dan heeft het kind automatisch
de geslachtsnaam van de moeder (art. 1:5 lid 4 en 5). Willen (gehuwde) aanstaande ouders kiezen
voor de geslachtsnaam van de moeder of voor de geslachtsnaam van beide ouders in een vrij te
bepalen volgorde, dan doen ze er verstandig aan om de keuze al voor de geboorte vast te leggen.
Voor het afleggen van de keuze moeten de ouders namelijk in persoon voor de ambtenaar van de
burgerlijke stand verschijnen. Het is bepaald niet ondenkbaar dat de moeder wegens fysieke
omstandigheden hiertoe binnen drie dagen na de geboorte niet in staat is.

De geslachtsnaam van het eerste kind uit het huwelijk bepaalt tevens de geslachtsnaam van zijn
eventuele broertjes en zusjes, die nog geboren zullen worden (art. 1:5 lid 8). De keuze mogelijkheid
bestaat dus alleen bij de geboorte van het eerste kind.

Zijn ouders niet gehuwd, dan geldt een andere regel. Hoofdregel is in dat geval dat het kind de
geslachtsnaam van de moeder krijgt. Ontstaan er familierechtelijke betrekkingen tussen de vader en
het kind, doordat de vader het kind erkent, dan houdt het kind de geslachtsnaam van de moeder,
tenzij ter gelegenheid van de erkenning gezamenlijk wordt verklaard dat het kind de geslachtsnaam
van de vader krijgt of van beide ouders (art. 1:5 lid 2). Mochten de ouders vervolgens alsnog
besluiten in het huwelijk te treden of een geregistreerd partnerschap aan te gaan, dan krijgen zij de
mogelijkheid om alsnog naamkeuze uit te brengen van de geslachtsnaam van de ander. zij kunnen
dan ook nog kiezen voor een geslachtsnaam van beide ouders in een vrij te bepalen volgorde.
Ontstaan de familierechtelijke betrekkingen tussen de vader en het kind door gerechtelijke
vaststelling van het ouderschap, dan geldt eveneens dat het kind de naam van de moeder houdt,
tenzij de ouders ter gelegenheid van de vaststelling gezamenlijk verklaren dat het kind de
geslachtsnaam van de vader zal hebben of van beide ouders (art. 1;5 lid 2). Zouden de
familierechtelijke betrekkingen tussen tot stand komen door adoptie dan geldt dat het kind de naam
van de vader krijgt ingeval van huwelijk. De adoptanten kunnen ter gelegenheid van de adoptie
gezamenlijk verklaren dat het kind de naam van de moeder zal hebben. zij kunnen ook kiezen voor
een gecombineerde geslachtsnaam of voor het kinds oorspronkelijke geslachtsnaam, gecombineerd
met een van de ouders. Zouden de ouders niet gehuwd zijn dan behoudt het kind zijn oorspronkelijke
geslachtsnaam in geval van adoptie, tenzij de adoptanten terg gelegenheid van de adoptie
gezamenlijk anders verklaren (art. 1:5 lid 3)

Is het kind op het moment van het ontstaan van de familierechtelijke betrekkingen met beide ouders
zestien jaar of ouder, dan kiest het zelf zijn geslachtnaam (art. 1:5 lid 7). Zijn de ouders niet bekend,
dan neemt de ambtenaar van de burgerlijke stand in de geboorteakte een voorlopige voornaam en
geslachtsnaam op, in afwachting van het Koninklijk Besluit waarbij de voornaam en de geslachtsnaam
van het kind wordt vastgesteld (art. 1:5 lid 10).

1.1.9 Wijziging van geslachtsnaam
Een geslachtsnaam kan gewijzigd woorden door de Koning via de procedure van art. 1:7.
Geslachtsnaam kan volgens AMvB plaatsvinden op algemene gronden. Wijziging kan geschieden op
verzoek van de persoon zelf, op eensluidend verzoek van de wettelijke vertegenwoordiger en van
degene wiens geslachtsnaam ten behoeve van de minderjarige wordt verzocht, of, indien de naam
van een overleden ouder wordt verzocht, op verzoek van de wettelijke vertegenwoordiger. De
geslachtsnaam van een minderjarige van twaalf jaar of ouder kan alleen worden gewijzigd als deze
minderjarige met de naamswijziging instemt.

, 1.1.10 De woonplaats
Volgens art. 1:10 lid 1 bevindt zich de woonplaats van een natuurlijk persoon te zijner woonstede en
bij gebreke van woonstede ter plaatste van zijn werkelijke verblijf. Minderjarigen hebben een
afgeleide woonplaats. Het kind volgt de woonplaats van zijn ouders, degenen die het gezag over hem
uitoefenen. Stel dat de ouders niet meer zouden samenwonen omdat ze gescheiden zijn, dan kunnen
de ouders nog wel gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. De woonplaats van het kind wordt dan
bepaald door de woonplaats van de ouder bij wie hij feitelijk verblijft.

1.1.11 Internationale invloed
De belangrijkste invloed gaat ui van het EVRM, met name art. 8 EVRM. Aanvankelijk leidde dit artikel
een onopvallend bestaan. dat veranderde in het Marckx-arrest. Sinds dit arrest weet de
familierechtelijke praktijk dat het EHRM net zijn dynamische interpretatie van het EVRM, klaar staat
om in te grijpen wanneer lidstaten het privé- of gezinsleven van hun burgers onvoldoende
respecteren.

1.2 Minderjarigheid en ouderlijk gezag
1.2.1 Inleiding: minderjarigheid
De regeling omtrent de minderjarigheid en het gezag vinden we in titel 13 en 14 van Boek 1. Zolang
het kind minderjarig is staat hij onder gezag. Volgens de hoofdregel van art. 1:233 is minderjarig
degene die nog niet de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt. Indien een minderjarige vrouw die het
gezag heeft en haar kind wenst te verzorgen en op te voeden de kinderrechter verzoeken haar
meerderjarige verklaren wanneer zij de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt (art. 1:253ha).

1.2.2 Handelings(on)bekwaamheid
Volgens de hoofdregel van art. 1:234 is een minderjarige handelingsbekwaam, mits hij met
toestemming van zijn wettelijke vertegenwoordiger handelt. Die toestemming wordt volgens art.
1:234 lid 3 aan de minderjarige verondersteld te zijn verleend, indien het een rechtshandeling betreft
ten aanzien waarvan het in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is dat minderjarigen van zijn
leeftijd deze zelfstandig verrichten. Verricht het kind zelfstandig (dus zonder toestemming van zijn
ouders) een rechtshandeling die niet valt onder lid 3, dan is deze volgens de hoofdregel vernietigbaar
op grond van art. 3:32. Als de wederpartij op de hoogte is van bezwaar van de ouders, dan mag hij
hun toestemming niet als verondersteld beschouwen. Is hij met bezwaar van de ouders echter niet
bekend, dan hoeft hij niet te verifiëren of zij met de rechtshandeling van het kind instemmen. Op de
regel van art. 1:234 bestaan uitzonderingen. Met name als een minderjarige de leeftijd van zestien
jaar heeft bereikt zijn er meer mogelijkheden. De kantonrechter kan een minderjarige van zestien jaar
of ouder op zijn verzoek handlichting verlenen. De kantonrechter ken de minderjarige hierbij
bepaalde bevoegdheden toe van een meerderjarige (art. 1:235).

1.2.3 Het ouderlijk gezag
De wettelijke vertegenwoordigers zijn degenen die het gezag over de minderjarige hebben. het BW
kent twee soorten van gezag, namelijk ouderlijk gezag en voogdij in titel 14. Ouderlijk gezag wordt
uitgeoefend door één of twee ouders of door een ouder en haar of zijn partner. Voogdij is het gezag
uitgeoefend door een niet-ouder. Voogdij kan worden uitgeoefend door één persoon of door twee
personen tezamen en zelfs door een rechtspersoon. Als het kind binnen een huwelijk is geboren, zijn
er automatisch familierechtelijke betrekkingen tussen het kind en zijn ouders ontstaan. Hierbij komt
dat beide ouders automatisch het ouderlijk gezag over het kind krijgen. Zij oefenen het gezag
gedurende hun huwelijk gezamenlijk uit (art. 1:251 lid 1). Hoofdregel is dat zij het ouderlijk gezag
tezamen behouden, ook al zouden ze scheiden (art. 1:252 lid 2). Mocht één van de ouders overlijden
voordat het kind achttien wordt, dan blijft het ouderlijk gezag rusten bij de overlevende ouder (art.
1:253f). voor geregistreerde partners geldt hetzelfde (art. 1:253aa en 1:253sa).

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper daniëllevanderwal1. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,39. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 67474 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€7,39
  • (0)
  Kopen