1
PSYCHOPATHOLOGIE HOORCOLLEGES
HOORCOLLEGE 1. DSM CLASSIFICATIE: VOOR EN TEGENS.
Drie filmpjes van DSM (TTV)
1. DSM-5: An overview from APA’s new president.
Het is een verbetering ten opzichte van de vorige editie. Het doel is behandelaars te helpen met het geven van betere
zorg en verbeterd levenskwaliteit voor patiënten. Het wetenschappelijk onderzoek uit de DSM is niet wat ze nog
eventueel gaan vinden, maar wat ze tot nu toe gevonden hebben. Ze weten nog niet welk gen welke stoornis
veroorzaakt of welke behandeling perfect helpt, al zouden ze dat graag willen. Hij is voor de DSM, omdat het
medicijnboek ook nog steeds in ontwikkeling is en het in ontwikkeling blijft. Hij snapt niet dat psychologische ziekten
anders zouden moeten zijn dan lichamelijke ziekten. DSM-5 heeft geen extra stoornissen toegevoegd, maar heeft ze
anders weergegeven door het wetenschappelijke onderzoek.
2. Harde kritiek op psychiatrisch handboek DSM-5 via L1LT.
Er is weinig dat de DSM-5 beter maakt dan zijn voorgangers, het enige wat hem beter maakt is dat er niet nog meer
stoornissen opgenomen zijn. Zijn grootste kritiek is dat er zoveel stoornissen zijn bijgekomen, van 50 naar 400. Ze zijn
vaag gedefinieerd, waardoor te veel mensen worden gediagnostiseerd terwijl dit niet nodig is. Iedereen lijkt door de
DSM wel een stoornis te hebben. Hij denkt dat we sneller zijn gaan labelen. Extreme vormen moeten volgens hem
gediagnostiseerd en behandeld worden. Er is marktwerking, meer GGZ-aanbieders die op zoek zijn naar patiënten en
baat hebben bij meer stoornissen. 200 psychiaters en psychologen werken in 20 werkgroepen aan de totstandkoming
van de DSM, consensus zoeken met elkaar. Hij denkt dat het de laatste versie van de DSM is, het werken in hokjes en
labeltjes is niet meer mogelijk. In de toekomst zou er persoonlijke diagnose komen, omdat geen twee mensen met
psychische klachten hetzelfde zijn en geef hen inzicht in hun unieke verschijnselen en symptomen. Hij denkt dat
mensen behoefte hebben aan categorieën en daarom de DSM tot stand is gekomen. Het commerciële systeem, de
zorgverzekeraars zijn geïnteresseerd in de DSM, ze gebruiken het als een afrekensysteem, die willen weten welk hokje
het is, want die vergoeden op basis daarvan. Er zijn financiële belangen tot stand gekomen door de DSM,
farmaceutische industrie. Mensen zijn onnodig aan de antidepressiva en ADHD pillen. De makers denken wel steeds
meer over een alternatief.
3. What DSM-5 means for diagnosing mental health patients
Voorstander: De update van de DSM is belangrijk, omdat het de Bijbel is van alle professionals in de geestelijke
gezondheidszorg. De diagnose is belangrijk, omdat het effect heeft op de eerste stap van het vermogen om te kiezen
voor de beste behandeling voor de patiënten. Nog niet al het wetenschappelijk onderzoek wat gedaan kan worden om
de stoornissen te begrijpen, is gedaan, omdat het nog niet mogelijk is. Het is handig om de beste behandeling die tot
nu toe beschikbaar is te kiezen. Hij ziet het meer als woordenboek, professionals kunnen er door communiceren met
collega’s, patiënten en zorgverzekeraars. Het heeft zijn beperkingen, omdat nog niet alles bekend is over de
stoornissen. De DSM is nu het meest up-to-date en geeft de patiënten de meest up-to-date classificatie, dat bijv.
Asperger ‘verdwenen’ is, maakt niet uit want het is de meest up-to-date versie. Klinische oordeel is cruciaal in het
gebruiken van de DSM, het is geen kookboek.
Tegenstander: We moeten het niet zien als bijbel van de psychiatrie, wel als een richtlijn om ernstige stoornissen te
diagnosticeren. DSM geeft een gedeelde taal zodat behandelaars, patiënten en zorgverzekeraars weten dat ze over
hetzelfde praten. Hij hoopt dat alle patiënten die behandeling nodig hebben, ook behandeling krijgen en niet dat ze
geen behandeling krijgen, omdat waar zij last van ondervinden niet in het boek staat. Mensen beoordelen de DSM te
stijfjes, ze zien zichzelf als ik ben de stoornis, i.p.v. het is een onderdeel van mij. Andere mensen buiten de
professionals gebruiken het wel letterlijk en dus als kookboek. Als wetenschappelijk onderzoeker moet je het boek al
zeker niet letterlijk nemen, maar met een ruimdenkende blik, out of de box blijven denken.
Voor de DSM.
De vraag is wat is normaal en wat is pathologisch? Wat is ziek en wat is gezond?
Opvattingen kunnen categorisch (OO; DSM), typologisch ( ; overlap tussen symptomen) en gradueel (→;
kijken op verschillende dimensies, lastig een grens te zetten, ligt aan de populatie). Met een definitie die je
krijgt na een observatie, ga je op onderzoek uit. Dit kan cultuurgebonden zijn, maar ook economisch en
politiek. Classificatie is dan ook nodig voor communicatie, bijv. voor onderzoek en tussen behandelaars.
Tevens denken mensen graag in hokjes. Compleet verschillende symptomen kunnen dezelfde diagnose
krijgen bij te weinig onderzoek. Comorbiditeit is een beperking van de DSM, de DSM blijft in ontwikkeling.
DSM is nodig voor communicatie over pathologie, we komen er niet uit zonder categorieën.
Nosologie is de indeling van ziektes. Etiologie gaat om de oorzaken en ontstaansgeschiedenis van de
ziektes. Pathogenese gaat over het verloop van ziekten. Epidemiologie gaat over preventie van ziekten.
Symptomen/syndromen gaan over gedrag beschrijvingen.
, 2
Tegen de DSM:
DSM is te breed qua definities, er is veel overlap tussen stoornissen. Oplossingen zijn:
1. Overkoepelende/trans diagnostische persoonlijkheidsconstructen. Dimensies geven aan diverse
stoornissen samen, zijn sterk verankerd in de persoonlijkheidsleer. Kijken hoe erg ze last hebben
van de dimensies en die ga je behandelen. TTV: Je hebt de vakjes niet nodig er zijn namelijk
dimensies die de stoornissen overstijgen.
2. Cognitieve neuropsychologie. Volgens de DSM kan er één stoornis zijn, terwijl er verschillende
gebieden geactiveerd worden in de hersenen. Niet verankerd in de persoonlijkheidsleer. Relatie
tussen symptomen en cognitie. TTV: Dezelfde cognitieve afwijking bij diverse stoornissen.
3. Computationele psychiatrie. Cognitie kan je niet meten, gedrag en brein kun je wel meten. Je
rekent terug op basis van wat je ziet. Behandeling kan specifiek toegepast worden op de diverse
patiënten. Het is een vertaling van mathematische vertaling van cognitieve mechanismen. TTV:
focus op het brein en afwijkingen in cognitieve mechanismen.
Hoe kom je tot een middenweg tussen beiden?
HOORCOLLEGE 2. SOMATISCH-SYMPTOOMSTOORNIS EN VERWANTE STOORNISSEN
Psychosomatisch: oorzaak van lichamelijke klacht is psychisch. Gebruik het begrip niet! Want bij alle
stoornissen spelen lichamelijke en psychische klachten door elkaar. Een psychisch probleem kan niet één
lichamelijke klacht geven. Het begrip duidt dus niets aan en is grotendeels niet aangetoond.
Er mag best een echte lichamelijke klacht zijn, maar de psychische klacht is disproportioneel groot. Niet dat
zorgen over de lichamelijke klacht/ziekte al als stoornis gezien wordt.
Er zijn vier stoornissen:
1. Conversiestoornis
Motorische (o.a. verlamming, parese, tremor, spasme) of sensorische functies (o.a. anesthesie,
blindheid) die niet werken, zonder dat er een neurologische oorzaak voor is. Afonie is het vermogen om
niet meer te kunnen praten. Symptoom wordt niet geveinsd. De theorie in volgorde van ontstaan: 1.)
autohyponosetheorie van Janet, spontane zelfhypnose door trauma, 2.) Neodissociatietheorie van
Hilgard en Kihlstorm; door stress werken geautomatiseerde processen onvrijwillig niet meer tijdens het
bewustzijn, maar werken nog wel tijdens onbewust processen, bijv. slaap en 3.) Geïntegreerde
cognitieve theorie/model van Brown; versterkte automatische selectie van valse
bewegingsrepresentaties ten koste van waarneming van daadwerkelijke sensaties. Er zijn twee
behandelmogelijkheden; 1.) Gedragsverandering: Shaping en fading: versterken van wat wal kan en
verminderen van het negatieve. Je gaat technieken aanleren als het weer optreedt en 2.) Hypnose.
2. Somatisch-symptoomstoornis: type burn-out (CVS)
DSM-criteria is dat het een aanhoudende (6 maanden) vermoeidheid of verhoogde vermoeibaarheid
beleefd wordt in relatie tot de arbeid. Het is met name een mentale vermoeidheid, het neemt toe over
de dag en het waren voorheen vaak goed functionerende mensen. Er treedt arbeid gerelateerde
manifestatie op door emotionele ontreddering (mislukt), distantie en verminderd professioneel
functioneren. 13% van alle werkende beroepsbevolking.
Het hoeft niet gelinkt te zijn aan arbeid. Verschil met depressie en burn-out is dat er geen
gewichtsverlies is, geen suïcide, ze worden in de loop van de dag moe i.p.v. ’s ochtends al moe zijn. Ook
verschil met chronisch vermoeidheidssyndroom. Er is daarnaast geen vertraging in het werkvermogen
van iemand met een burn-out, waardoor ze niet sneller kunnen werken dan ze al doen. De theorieën
zijn beiden biologisch, maar er is geen sluitend bewijst gevonden. Efort reward imbalance (learned
helplessness, de beloning blijft uit en leidt tot tegenzin in inspanning en afname van cognitieve prestatie)
en hypergereguleerd stress-systeem (lichaam is niet gemaakt voor chronische stress, aanhoudende
stress leidt tot een geadapteerd stresssysteem waarbij negatieve feedbackfunctie van hormoon cortisol
wordt versterkt; hypocortisolisme). Cortisol is een stresshormoon, maar wordt gevoeliger bij meer
activatie (niet precies kennen). Actieve behandeling bij burn-out, constante vraag om minder van jezelf te
vragen. Behandeling is gericht op klachtenreductie, cognitieve therapie, werkgerichte interventies en
recidief-preventie. Er is een verschil met overspanning, omdat deze van veel kortere duur is en een
psychologische behandeling is niet nodig. Dwingen tot grenzen trekken.
3. Ziekteangststoornis (hypochondrie)