Samenvatting
Periode 5, leerjaar 2, HS Leiden
Elaine den Exter
,Inhoud
OWG 1 + 2 ........................................................................................................................................... 4
VT 1.04 communicatie bij een patiënt met RA.................................................................................. 17
VT 1.05 Bewegingsonderzoek enkels en voeten bij pt met RA ......................................................... 18
HC 1.06 RA ......................................................................................................................................... 28
WC 1.07 redeneren vanuit klinimetrie .............................................................................................. 34
VT 1.09 anatomie in vivo van de onderarm ...................................................................................... 37
VT 2.03 oefenen en sturen, belaste oefentherapie bij RA ................................................................ 42
VT 2.04 Bewegingsonderzoek ellebogen, polsen en handen (in context RA) ................................... 44
VT 2.05 testen van spierkracht van extremiteiten (in context van RA) ............................................ 51
HC 2.06 Sarcopenie ........................................................................................................................... 63
WC 2.07 SPSS: beschrijvende statistiek............................................................................................. 72
VT 2.09 anatomie in vivo van de hand .............................................................................................. 73
OWG 3 + 4 ......................................................................................................................................... 77
VT 3.03 Beweeginterventie kwetsbare ouderen ............................................................................... 94
VT 3.04 anamnese 1 en 2 bij een pt met RA ..................................................................................... 97
VT 3.05 Testen bij polyneuropathie met aandacht voor de voet en statische balans ...................... 97
HC 3.06 amputatie en DM ................................................................................................................. 99
WC 3.07 zoeken naar literatuur ...................................................................................................... 105
VT 3.09 anatomie in VIVO van de hand........................................................................................... 106
VT 4.03 groepstraining bij RA .......................................................................................................... 110
VT 4.04 ganganalyse bij status na gewrichtsvervanging ................................................................. 112
VT 4.05 testen beweeglijkheid en spierkracht bij onderbeenamputatie ........................................ 115
HC 4.06 inspanningsfysiologie bij hartproblematiek....................................................................... 116
WC 4.07 meetinstrumenten zoeken en beoordelen ....................................................................... 126
VT 4.09 anatomie in vivo van de hand ............................................................................................ 128
VT 5.03 intake hartpt ....................................................................................................................... 135
VT 5.04 THP ..................................................................................................................................... 140
VT 5.05 meten van inspanningscapaciteit bij pt met coronaire hartziekten .................................. 143
HC 5.06 HC pathofysiologie longziekten (obstructief/restrictief) ................................................... 147
WC 5.07 beoordelen wetenschappelijk artikel ............................................................................... 160
VT 5.09 anatomie in vivo bloedvaten been, diepe flectoren onderbeen ....................................... 161
VT 6.03 ademhaling observeren...................................................................................................... 168
VT 6.04 MI en omgaan met conflicten ............................................................................................ 169
VT 6.05 gebruik meetinstrumenten bij pt met longproblematiek .................................................. 172
HC 6.06 redeneren vanuit het HVL-systeem ................................................................................... 177
2
,WC 6.07 Ondersteunen van zelfmanagement van je pt d.m.v E-health ......................................... 185
VT 6.09 anatomie in vivo thorax en diafragma ............................................................................... 186
OWG 6 + 7 ....................................................................................................................................... 189
VT 7.03 peri-operatieve thoraxpt .................................................................................................... 202
VT 7.04 slecht nieuwsgesprek ......................................................................................................... 207
VT 7.05 inspiratoire ademspiertraining ........................................................................................... 209
HC 7.06 hoe werkt dat nu in de longen ........................................................................................... 211
WC 7.07 Redeneren vanuit het HVL-systeem ................................................................................. 219
VT 7.09 anatomie in vivo ademhalingsspieren ............................................................................... 221
3
,OWG 1 + 2
Wat moet je doen om als praktijk HKZ (harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector) gecertificeerd
te zijn?
HKZ (Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector) stelt kwaliteits- en veiligheidsnormen op voor ruim
30 branches in Zorg en Welzijn, om de zorg in de gaten te houden en te verbeteren. Aan deze normen is het
HKZ-keurmerk verbonden. Een organisatie met dit keurmerk heeft intern de zaken goed op orde, stelt de klant
principieel centraal en werkt voortdurend aan verbetering van de zorg- en dienstverlening. Deze normen
hebben betrekking op de kwaliteit van het zorgproces, maar ook op de kwaliteit van de praktijkorganisatie. Er
worden eisen gesteld aan onder meer:
• de intake/indicatie van de klachten
• de uitvoering van de diensten
• de evaluatie/nazorg
Vat in 5 zinnen samen wat de rode draad is van de twee documenten. (LET OP VISIE DOC 2018-2025
Vertrouwen in beweging)
• Vergrijzing en ontgroening → Het aantal ouderen is sterk gestegen en het aandeel jongeren is
afgenomen
• Stijging chronische aandoeningen → Het aantal mensen met chronische aandoeningen groeit in hoog
tempo. Jongeren bewegen minder, eten ongezonder en lopen meer risico op het krijgen van een
chronische aandoening
• Afname van het aandeel werkenden → Door de vergrijzing neemt het aandeel werkenden ten
opzichte van het aandeel niet werkenden af.
• Opmars informatie technologie → Informatie- en communicatietechnologie spelen een steeds grotere
rol is ons dagelijks leven. Internet en mobiele communicatie zijn gemeengoed geworden.
• Mensen worden mondiger en kritischer → Individualiteit bepaalt de leefstijl. Mensen willen geen
standaard producten meer. Ze willen meer grip, meer regie hebben op de wijze waarop ze hun leven
inrichten. De onderlinge solidariteit neemt af
Wat houden reuma en artrose in? Pathofysiologie, epidemiologie, etiologie en symptomatologie.
Reuma
Epidemiologie
1 op de 9 mensen in Nederland hebben reuma en er komen 700 mensen per jaar bij. per jaar komen ongeveer
12400 nieuwe patiënten met reuma dit zijn 4400 mannen en 8000 vrouwen dat betekend dat vrouwen dus
bijna 2x zo vaak reuma krijgen dan mannen.
Symptomatologie
Gewrichtsontstekingen, denk hierbij aan;
• pijn
• gezwollen
• stijf
• voelt warm aan
• mindere bewegelijkheid
• vermoeidheid optreden
Etiologie
Reumatoïde artritis (RA) is een chronische, systemische ontstekingsziekte met onbekende oorzaak, die
voornamelijk gelokaliseerd is in de perifere gewrichten. Daarnaast zijn vaak de structuren rondom de
gewrichten aangedaan, zoals peesscheden, slijmbeurzen en aanhechtingsplaatsen van spieren. Omdat RA een
systeemaandoening is, kunnen ook organen, zoals huid, hart en longen betrokken zijn in het ziekteproces. In
meer zeldzame gevallen kan sprake zijn van algemene symptomen zoals koorts, malaise en gewichtsverlies.
Kenmerkend voor RA is de ontsteking van het synoviale weefsel. Het synovium vormt de bekledende laag in de
delen van het gewricht die niet met kraakbeen zijn bedekt en voorziet avasculaire structuren van
4
,voedingsstoffen. Synoviaal weefsel wordt ook gevonden in de peesscheden en de bursae. Bij patiënten met RA
is het synoviale weefsel sterk verdikt en ontstoken. Dit hypertrofisch synovium wordt pannus genoemd. Waar
dit ontstekingsweefsel lokaal ingroeit in de overgang tussen synovium en kraakbeen ontstaat schade aan
kraakbeen en bot, een botdestructie die uiteindelijk leidt tot erosie van het bot. Behalve de lokale schade
treedt diffuse afbraak van het kraakbeen op. Deze afbraak is het gevolg van de enzymen die het ontstoken
synovium produceert. Er is tevens sprake van een verstoorde aanmaak van kraakbeen. Dit alles resulteert in
een minder dikke kraakbeenlaag. Peri-articulaire verschijnselen die kunnen optreden als gevolg van het
verdikte en ontstoken synoviale weefsel zijn bursitis, tendinitis of tendovaginitis.
Risicofactoren
• Reuma in de familie → familiair
• Roken
• Leeftijd tussen de 40-60 jaar
• Zwangerschap en borstvoeding (ivm de hormonen)
Herstel
Er is geen volledig herstel mogelijk, reuma is niet te genezen. Wel is het mogelijk de klachten te verlichten dmv
pijnstillers, ontstekingsremmende medicatie, reuma remmers of fysiotherapie. Een fysiotherapeutische
behandeling kan bestaan uit spierversterkende oefeningen, mobiliteitsoefeningen en verbeteren van de
conditie.
Artrose
Epidemiologie
De prevalentie en incidentie van artrose nemen toe met de leeftijd. Het gesignaleerde geslachtsverschil is
afhankelijk van leeftijd en gewrichtslokalisatie. Op jonge leeftijd lijken de gewrichten van mannen vaker
aangedaan dan die van vrouwen, op ouder leeftijd is dit andersom. Naar schatting consulteren in Nederland
200.000 mensen tussen de 20 en 65 jaar jaarlijks de huisarts met klachten vanwege perifere artrose. Worden
ook pt boven de 65 jaar meegerekend, dan komen er nog een 450.000 pt bij.
Symptomatologie
• Pijn in gewrichten, bot, spieren of andere weke delen
• Startstijfheid in een of meerdere gewrichten
• Gewrichtszwelling/ontsteking
• Afname beweeglijkheid gewricht
• Een of meerdere gewrichtdeformiteiten
• Verstoorde balanscontrole
• Verstoorde sensorische waarneming
• Crepitaties (krakende geluiden bij bewegen
Etiologie
Als reactie op de verminderde kraakbeenbescherming, gaat het bot zijn dragende oppervlak vergroten. Dit om
de druk op het gewricht te verminderen. Hierdoor kunnen er uitsteeksels groeien aan de botten (osteofyten),
kan het bot dikker worden en uiteindelijk vervormd raken. Bewegingen worden hierdoor pijnlijker en mensen
krijgen dan de neiging om het gewricht steeds minder te gaan gebruiken. Hierdoor wordt het gewricht stijver
en zullen de spieren eromheen verslappen. Artrose is een aandoening die gekarakteriseerd wordt door het
verlies van kraakbeen in een deel van een synoviaal gewricht met daarnaast veranderingen in het direct onder
kraakbeen gelegen (subchondrale) bot en een ontstekingsreactie van de synoviale membraan. Artrose wordt
gekenmerkt door gewrichtspijn na belasting, en door stijfheid en bewegingsbeperking. Als de oorzaak niet
duidelijk is spreek je van een primaire artrose. Is de oorzaak wel duidelijk dan spreek je van een secundaire
artrose.
5
,Risicofactoren
• Hormonaal
• Raciaal
• Genetische aanleg
• Overgewicht
• Een in het verleden doorgemaakt trauma in het gewricht
• Te zwaar sporten
• Ontstekingsreuma
• Leeftijd
• Komt vaker voor bij vrouwen
Herstel
De radiologische afwijkingen zijn blijvend. Het verstrekken voor voorlichting en advies is belangrijk. Daarnaast
is er medicamenteuze, conservatieve en chirurgische behandeling mogelijk.
Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen reuma en artrose?
• Verschillen: artrose is een achteruitgang van kwaliteit van kraakbeen in het gewricht, RA is een auto-
immuunziekte in het gewricht. Bij RA krijg je ontstekingsverschijnselen die zich uiten met bijvoorbeeld
koorts, pijn, zwelling en warm worden van het gewricht. Je voelt je vermoeid, soms grieperig. Bij RA is
het risico op hart- en vaatziekten groter, waardoor je extra moet letten op een gezonde leefstijl. Ook is
er risico op complicaties en infecties, zoals longvliesontsteking en oogontsteking. Artrose komt vooral
voor in nek, onderrug, knie, heup, duim, vingers en grote teen, RA vooral in perifere organen.
• Overeenkomsten: symptomen komen overeen, en de oorzaken zijn allebei niet duidelijk.
Wat is het stabilo oefenprogramma en wat houdt het in? Wat is er zo specifiek aan dit programma?
Een oefenprogramma voornamelijk gericht op spierversterking en eventueel nog stabiliteitstraining. Uit
onderzoek bleek dat het zeer effectief was op het gebied van pijn, beperking in activiteiten en kniestabiliteit.
Wat is het RAPIT-oefenprogramma, en wat houdt het in?
Staat voor “Reumatoïde artritis patiënten in training”.
• Oefenprogramma voor reuma patiënten
• Twee keer per week in groepsverband onder begeleiding van een deskundige trainer.
• Bestaat uit een:
o Warming up
o Circuittraining
o Conditietraining
o Sport en spel gedeelte
o Cooling down
• Maximaal 10 deelnemers
Wat zijn de uitgangspunten van het rapit programma?
• Soepel houden van de gewrichten
• Verbeteren van de spierkracht
• Verbetering van de conditie
• Kennis opdoen van je eigen lichaam
• Oefenprogramma van een jaar onder begeleiding van een FT, twee keer per week 60 min. Er mogen
geen andere aandoeningen aanwezig zijn die van invloed kunnen zijn op de training (zoals hart- en
longaandoeningen).
6
,Hoe ziet een intake van de RAPIT eruit?
De volgende testen worden bij de intake getest:
• Kwaliteit van leven, dagelijkse last (vragenlijst)
• Mate van activiteit van de reuma (lichamelijk onderzoek)
• De conditie (fietstest)
• Kracht van beenspieren (sta-op test)
In- en exclusiecriteria voor het RAPIT programma
Inclusie
• Ra patiënt
• Leeftijd tussen de 20-70 jaar
• Stabiele dosis van medicatie inname in de laatste 3 maanden
• Kan fietsen op een hometrainer
• Woont max 10km van het oefencentrum
Exclusie
• Kan niet trainen door hart- of longproblematiek
• Aanwezigheid van 1 of meerdere enkel, knie of heupprothese.
Wat voor meetinstrumenten worden hierbij toegepast?
7
,Wat is fyranet?
Een samenwerkingsverband tussen gespecialiseerde zorgverleners van patiënten met reumatische klachten.
Het netwerk is tot stand gekomen in samenwerking met de reumatologen en reumaconsulenten van Gelre
Ziekenhuis te Apeldoorn.
Diagnostiek van een reumatoloog voor Reuma
Houd zich bezig met diagnostiek en behandeling van ziektebeelden waarbij gewrichten, botten of spieren
betrokken zijn. Als reumatoloog ben je instaat synoviaal vocht te analyseren röntgenfoto’s te beoordelen en
echografie van de gewrichten te verrichten.
Een patiënt wordt door de huisarts of medisch specialist naar jou doorverwezen. Na een eerste gesprek voer je
verschillende onderzoeken uit om te achterhalen met welke vorm van reuma je precies te maken hebt. Denk
hierbij aan bloed- en urineonderzoek en het maken van röntgenfoto’s en scans. In sommige gevallen kan het
nodig zijn om ook een beetje vocht of een stukje weefsel uit de gewrichten te halen. Het is belangrijk dat je zo
snel mogelijk uw diagnose kunt stellen. Hoe langer de ontstekingsreacties in gewrichten duren, des te meer
kans er namelijk is op blijvende schade. Samen met de patiënt stel je het behandelplan op. Er bestaan
verschillende mogelijkheden. Zo kun je medicijnen voorschrijven maar ook de beslissing nemen om de patiënt
door te verwijzen naar bijvoorbeeld een fysiotherapeut, ergotherapeut en/of medisch specialist. Je bent
overigens niet belast met de nazorg van alle patiënten. Een groot deel wordt door de huisarts in de gaten
gehouden. Uitsluitend als de patiënt een blijvende vorm van reuma heeft, blijf je hem (tijdens de behandeling)
door de jaren heen volgen. Daarnaast ben je uiteraard met de administratie rondom de behandelingen belast.
Je tekent alles op in een zogeheten patiëntendossier. Daarin staat onder meer voor welke behandeling is
gekozen en hoe deze vordert. Er zijn tenslotte ook reumatologen die zich bezighouden met onderzoek of – als
zij werkzaam zijn in een academisch ziekenhuis – lesgeven aan studenten geneeskunde.
Wat zijn de gradaties van artrose en het verschil tussen primaire en secundaire artrose?
• 0= geen knieklachten
• 1= kraakbeenoppervlak is zachter geworden,
minder veerkrachtig. Nog geen pijn.
• 2= scheurtjes en onregelmatigheden in het
oppervlak van het kraakbeen. Scheur komt
niet dieper dan 4mm. Wel al pijn, maar is
afhankelijk van de mate van belasting.
• 3= diepere scheuren/groeven en vormen
losse kraakbeenschollen. Scheuren zijn
dieper dan 4mm. Gewrichtsspleet versmalt,
bot wordt witter. Rondingen worden
hoekiger, osteofyten. Klachten zoals kraken,
pijn, zwelling en slot- en doorzakklachten.
Pijn is chronisch geworden.
• 4= het kraakbeen is geheel verdwenen en
het onderliggende bot ligt bloot.
Gewrichtsspleet is verder versmald, op röntgenfoto soms helemaal verdwenen. Pijn straalt uit tot in
het gebied onder het bot en je gewrichten zijn aan het verstijven.
Wanneer kom je in aanmerking voor een prothese?
Als andere behandelingen niet (meer) helpen wordt er vaak pas een heupprothese gedaan. Omdat de
kunstheup slijt en weer vervangen moet worden wordt de operatie zo lang mogelijk uitgesteld.
Wat houden exersubaties in?
Tijdelijke verergering van klachten die gepaard kunnen gaan met toegenomen stijdheid, warmte en hydrops.
8
,Wat houdt autonomie van de pt binnen de zorg in en geef voorbeelden?
Autonomie van de pt binnen de zorg houdt in dat een patiënt zijn eigen zorg kan managen zonder hierbij
afhankelijk te zijn van anderen. Bijv. dwarslaesie patiënt kan door aangepast huis thuiswonen zonder
afhankelijk te zijn.
Wat houdt beroepsethiek in ?
Hier staan de normen en waarden in waar de fysiotherapeut zich aan moet houden, hierin staan de
gedragsregels beschreven.
Wat zijn de gedragsregels van een fysio
• Zorg dat de relatie met de patiënt gedurende de behandeling ten alle tijden zuiver professioneel is.
• Wees zorgvuldig met waarde oordelen die van persoonlijke aard zijn. Beter is het je hier helemaal niet
over uit te spreken.
• Hou alle handelingen strak binnen jouw eigen vakgebied. Kun je niet vanuit jouw behandeldoelen
verantwoorden waarom je dit doet, doe het dan niet.
• Geef vooraf aan de anamnese, bij elk onderzoek, handeling en bij elke (be)handeling uitleg over wat je
gaat doen, zeker als er aanraking bij betrokken is.
• Maak altijd een verslag, van zowel het diagnostisch als het therapeutisch proces.
• Volg de regels van ethiek wanneer die er zijn. Ontwikkel voor de overige zaken, voor zover nog niet
aanwezig, een sensitief zelfbewustzijn en scherp moreel kompas.
Wat houdt thp in en wat zijn de verschillende soorten?
Het is een kunstheup met een kunstkop en kom:
• Ongecementeerde prothese → de prothese wordt in het bot vastgeslagen, deze groeit vast.
• Gecementeerde prothese → het wordt vastgezet met cement.
• Hybride prothese → Bij de hybride prothese plaatst de orthopedisch chirurg meestal de heupkom
zonder cement en de steel van de gewrichtskop met cement.
o De omgekeerde combinatie is ook gebruikelijk. Dan heet het de ‘omgekeerde hybride’ of
‘reversed hybride’.
• Resurfacing prothese → Sinds 2011 is er veel aandacht voor heupprothesen met alleen een grote
metalen kop (zonder steel) en een metalen kom. Deze is ontwikkeld voor patiënten jonger dan zestig
jaar. Gezien de levensduur van een heupprothese (minimaal 10 jaar), bestaat bij hen de zorg dat er na
twee opeenvolgende heupprothesen geen mogelijkheid meer zal zijn om bij hen een derde
heupprothese te implanteren.
9
, Wat zijn de leefregels bij thp?
• Lopen: 5-10 x in het uur (bijv. even naar de wc, douche, kopje koffie etc.).
• U mag de Gecementeerde Heupprothese volledig belasten maar gebruik krukken ter ondersteuning.
• U moet de ongecementeerde Heupprothese de eerste 6 weken 50% belasten, dus 6 weken met
krukken lopen.
• Maximaal 10 min staan en 10 min lopen
• U mag niet door de 90 graden buiging van de heup gaan.
• Achterste benadering: niet bukken, benen naar binnen draaien
• Voorste benadering : niet het been naar buiten draaien en ver na achteren bewegen.
• Slapen is op de rug met een kussen tussen uw benen om luxatie te voorkomen.
• Maak de antitrombose kuur af tot alle spuitjes op zijn.
• 1e 6 weken niet autorijden (verzekeringskwestie)
• Doe stevige schoenen aan, liefst geen slippers/instappers
• Draai niet over het geopereerde been.
• Lage stoelen, banken en auto’s dienen vermeden te worden.
• Alcohol en roken hebben een negatieve invloed op het herstelproces
• De eerste twee weken niet in bad, onder de douche mag wel.
• Wees voorzichtig met infecties (bacterieel) die kunnen op de prothese gaan zitten met alle gevolgen
van dien.
• Waarschuw een arts indien de wond erg gaat lekken, de wondgebied erg rood, glanzend en gezwollen
wordt en u koorts krijgt hoger dan 38,5 graden Celsius.
• Bij de tandarts/ mondhygiëniste altijd aangeven dat u een prothese hebt ivm toedienen antibiotica.
• Fietsen buiten vaak pas na 10 weken.
Methode van toegang om een heupprothese in te brengen: Voordat een heupprothese in het bot geplaatst
kan worden moet door de orthopedisch chirurg eerst een toegang gemaakt worden (benadering) door de huid
en de onderhuidse weefsels. Dit kan op verschillende manieren. De meest gebruikte toegangen zijn achter het
heupbot langs (achterste benadering) of voor het bot langs (laterale benadering). Bij beide methoden moeten
spieren van het bot losgemaakt worden om het heupgewricht te bereiken. De laterale benadering is
betrouwbaar, geeft goede resultaten en weinig kans op luxaties (uit de kom schieten). Hierbij worden spieren
aan de voor-buitenzijde losgemaakt. In sommige gevallen leidt dit tot een verzwakking van de spieren die het
been zijwaarts heffen. Hierdoor kan een wachtend looppatroon ontstaan (gang van Duchenne of
Trendelenburg). Soms ontstaan hierdoor moeilijk behandelbare pijnklachten aan de zijkant van de heup.
Ook bij een achterste benadering zijn er goede resultaten, maar is er een twee keer zo grote kans op luxaties
na de operatie.
Wat is het algemene beloop bij een gecementeerde heupprothese?
• Meestal 1 dag na de operatie al lopen
• Na vier dagen ontslagen uit ziekenhuis
• Thuisoefeningen gekregen van fysio uitvoeren
• Eerste zes weken na operatie risico op luxatie
• ERAS – nieuw programma waarbij patiënten sneller gaan herstellen. (Enhanced Recovery After
Surgery)
Patiënten worden doorgaans op dezelfde dag of op de dag na de operatie gemobiliseerd en worden
aangemoedigd met krukken partieel of volledig belast te gaan lopen. Binnen 3 maanden is een globaal
functieherstel te verwachten, hoewel herstel van ernstige pre-existente contracturen en atrofieën meer tijd
vraagt.
10