Tentamen Inleiding onderzoek
Maandag 29 oktober 2018
18:30 – 21:30 uur
Invullen!
Handtekening:
Naam:
Studentnummer:
1. MAAK PLAATJES VAN JE DATA! De ervaring leert dat hiermee veel fouten voorkomen worden.
2. Het tentamen bestaat uit 24 multiple-choice vragen, en 5 open vragen. Voor de open vragen
samen kun je 10 punten halen. Het uiteindelijke cijfer is het gewogen gemiddelde van je cijfer op
de multiple-choice vragen (2/3) en je open vragen (1/3). Elke meerkeuzevraag kent slechts één
juist of best verdedigbaar alternatief. Als je het antwoord op een vraag niet weet is het in je
eigen belang te gokken, aangezien een niet-beantwoorde vraag fout gerekend wordt. Streep de
antwoorden aan op het roze multiple choice-antwoordformulier.
3. Vul op het roze antwoordformulier voor de multiple choice vragen in:
a. Je voor en achternaam
b. Je studentnummer (zowel door de hokjes aan te strepen, als in gewone cijfers. Check
nogmaals of het nummer in de hokjes klopt; hier worden regelmatig fouten mee
gemaakt)
Vul daarnaast ook je naam in op de pagina’s van de open vragen
4. Op de tafel mogen alleen de uitgereikte papieren, je collegekaart, en een eenvoudige
rekenmachine (zie 6) liggen. Het opgavenformulier bevat voldoende lege ruimte om als
kladpapier te gebruiken. Gebruik van eigen kladpapier is niet toegestaan.
5. Achteraan bij dit tentamen ingesloten vind je Tabel A uit Agresti.
6. Bij het tentamen mag gebruik worden gemaakt van een eenvoudige rekenmachine, waarin geen
vast data-geheugen zit; grafische rekenmachines mogen daarom niet op het tentamen worden
gebruikt. Gebruik van een mobiele telefoon is op het tentamen uiteraard niet toegestaan, dus
ook niet als rekenmachine.
7. Lever na afloop alle uitgereikte papieren weer in.
Het meenemen van je antwoorden is niet toegestaan (en redelijk zinloos aangezien je je eigen
antwoorden en het tentamen inclusief sleutel tegelijkertijd online te zien krijgt nadat de uitslag
bekend is. Voor die tijd wordt nog geen sleutel gepubliceerd)
Vul ook op dit voorblad je naam en studentnummer in, evenals je handtekening.
8. Probeer geen patronen in de antwoordmogelijkheden te zien. Als bij drie opeenvolgende vragen
het juiste antwoord “C” is kan het juiste antwoord bij de volgende vraag net zo goed weer “C”
zijn. Let dus bij het beantwoorden van de vragen niet op je antwoorden bij omliggende vragen,
want dit is zinloos.
Veel succes!
1
,2
, Multiple choice-vragen MP 13 fout, 11 goed. Open
3 goed, 2 fout.
1. Lengte van vrouwen in Nederland kent (bij benadering) een normale verdeling, met als
gemiddelde 170 centimeter, en een standaarddeviatie van 5 centimeter. Welk percentage
(afgerond) van de vrouwen heeft een lengte tussen de 165 en 180?
a. 14%
b. 18%
c. 68%
d. 82%
Teken een plaatje van de normaal verdeling, teken gemiddelde en standaarddeviatie.
Optie 1:
Z(165)= -1
Z(180) = +2
Gebied tussen z=-1 en z = -2 is 1 – P(Z< -1) – P(Z>2)
P(-1<Z<+2) = 1 - .1587-.0228=0.82=82%
Optie 2:
Gebruik maken van vuistregel 68-95-99-regel. Want links van het gemiddelde 2 standaarddeviaties
dan blijft er 2,5% over. Als je 1 standaarddeviatie rechterkant erbij pakt is het 16% wat overblijft.
100-2,5-16 = 81,5%, afgerond 82%
2. Wat is een kenmerkend verschil tussen ordinaal meetniveau en interval meetniveau als bij
beiden de schaal van 1 tot 5 zou lopen?
a. Bij ordinaal meetniveau mag je concluderen dat een score van 5 hoger is dan een
score van 4, bij interval meetniveau niet.
b. Bij interval meetniveau mag je concluderen dat het verschil tussen schaalpunt 1 en 2
een even groot inhoudelijk verschil inhoudt als het verschil tussen schaalpunt 3 en 4,
bij ordinaal meetniveau niet.
c. Bij ordinaal meetniveau mag je concluderen dat een score van 5 anders is dan een
score van 4, bij interval meetniveau niet.
d. Bij interval meetniveau mag je concluderen dat een score van 4 twee maal zo groot is
als een score van 2, bij ordinaal meetniveau niet.
Interval meetniveau mag je concluderen dat het verschil 1 en 2 een punt is, wat inhoudelijk even
groot is als 3 en 4.
Nominaal, ordinaal, interval, ratio kennen.
Ordinaal: 1 score is anders dan 2.
C: dat mag bij alle meet niveaus
D: mag pas bij ratio niveau
3. Een boxplot laat de volgende five number summary zien van minimale score tot maximale score:
5, 10, 17, 30, 58. Welke van onderstaande antwoordalternatieven is/zijn juist?
a. Er lijken geen uitbuiters te zijn volgens de 1,5 * IQR regel
b. Het gemiddelde zal waarschijnlijk hoger uitvallen dan de mediaan
c. Zowel a. als b. zijn juist
d. Noch a. noch b. zijn juist
Teken een boxplot. Check IQR is 20 punten (30-10). Van 30 naar 58 is 28 punten. 1,5 x 20 = 30 dus er
zijn geen uitbaters.
Je ziet gelijk dat het gemiddelde hoger is als 17, dus dit weet je gelijk.
3