Voeding 1.2
Werkcollege 1:
VSE-lijst leren!!!
Hoorcollege 1:
Je benoemt de verschillende soorten vetten in onze voeding.
3 soorten vet: Fosfolipiden, sterolen, triglyceriden (95%). Fosfolipiden lijken op triglyceriden, maar
hebben i.p.v. 3 vetzuurstaarten, 2 vetzuurstaarten en een polaire ‘fosfaatkop’ met choline. Die
fosfaatkop is hydrofiel (maw bevindt zich graag in waterachtig milieu). Bevindt zich veel in de
celmembraan. Het wordt gebruikt als emulgator. Sterolen hebben een multi-ring structuur.
EPA en DHA maken we bijna niet aan in het lichaam.
Linolzuur en alfa-linoleenzuur vinden we onder andere veel terug in de retina (netvlies) en de
hersenen. Nodig voor normale groei, om scherp te kunnen zien en cognitieve ontwikkeling. Verder
kunnen hieruit hormoonachtige stoffen worden gemaakt (eicosanoïden, soort hormoonachtige
stoffen met een lokale werking), die bijvoorbeeld ontstekingsremmend of juist
ontstekingsbevorderend werken, bloedvat vernauwend of juist bloedvat verwijdend.
LDL vervoert cholesterol, HDL helpt om cholesterol af te voeren.
Opname korte keten vetzuren (<6 C): Direct in het bloed
Opname langere keten vetzuren (12 C): Via chylomicronen en lymfevaten
Verschillende lipoproteïnen: Chylomicronen, VLDL, LDL, HDL
De aanbevolen hoeveelheid van alfa-linoleenzuur is 0,5-0,7% van het totaal energie inname.
Nederlanders eten hier te weinig van.
Over het algemeen zijn meervoudig onverzadigde plantaardige oliën vloeibaar op
kamertemperatuur. Net als vetzuren met korte ketenlengtes.
Nederlanders krijgen ongeveer 13 energie% verzadigd vet binnen, en 18 energie% onverzadigd vet.
Meervoudig onverzadigde vetzuren worden het snelst ranzig omdat de dubbele bindingen onstabiel
zijn.
Je licht toe waar de discussie over ‘wel of geen negatieve gezondheidseffecten van verzadigd vet’
op gebaseerd is.
Vervanging van koolhydraten door verzadigd vet doet niet veel met de totaalcholesterol/HDL-ratio,
maar vervanging van verzadigd vet door onverzadigde vetten verlaagt deze ratio en dat is dus
gunstig. Richtlijnen Goede Voeding 2015: RCT’s laten zien dat een verlaging van het LDL-cholesterol
wordt bereikt door de vervanging van boter door zachte margarine en vervanging van verzadigde
, vetzuren door (enkelvoudig of meervoudig) onverzadigde vetzuren. Vervanging van verzadigde door
meervoudig onverzadigde vetzuren verlaagt ook het risico op coronaire hartziekten. Dit wordt
bevestigd in cohortonderzoek
Je legt uit wat de achtergrond is van de aanbeveling voor verschillende vetten en vetzuren.
Hogere vet-inneming leidt vaak tot een
hogere inname van energie.
Minimalisering van hart- en vaatziekten.
Minimalisering van hart- en vaatziekten.
Te weinig? Groeiachterstand +
huidaandoeningen. Aanbeveling om
tekorten te voorkomen.
Mogelijk: leerstoornissen, verminderd
gezichtsvermogen. Daarnaast:
beschermend effect op coronaire
hartziekten. Hierop aanbeveling
gebaseerd.
Bijwerkingen van hoge inneming van
MOV’s zijn voorstelbaar. Als gevolg van
vorming van radicalen -> hogere kans op
kanker??? Beschikbare gegevens onvoldoende.
Visvetzuren (n-3 vetzuren) (EPA en DHA) -> Daling samenklontering bloedplaatjes, Antiaritmisch
effect, Verlaagt bloeddruk, Onderdrukken van ontstekingen
In 2001: Aanbevolen hoeveelheid 0,20 g per dag (officiële voedingsnorm)
In 2015: 1 keer vis per week (bij voorkeur vette vis) (Zalm, paling, makreel)
Je legt uit wat de VCP is en hoe de voedingsinname in Nederland gemeten wordt.
Voedselconsumptiepeiling= Representatieve steekproef van 3800 mensen (VCP 2007-2010): Leeftijd,
Geslacht, Regio, Mate van verstedelijking en Opleidingsniveau
Hoe wordt het gemeten: 2 x een 24-uurs recall, Ca 4 weken tussen de 2 recalls.
Zoveel mogelijk alle dagen van de week vertegenwoordigd over 3 jaar. Tot 15 jaar en boven de 70:
interview thuis, anders telefonisch. Ze vragen ook het tijdstip van consumptie, de plaats van
consumptie, de bereidingswijze, vetgehalte, supplementgebruik na.
Berekenen met innames:
Werken met percentielen (v.b. 50e percentiel: 50% eet die hoeveelheid of minder)
Berekeningen worden ‘gewogen’ voor seizoen, dag van de week en kleine afwijkingen in
demografische gegevens, om de representativiteit te verhogen.
HC 2
Glycemische index wordt hoog gezien als het boven de 70 is. Het nut van de GI wordt bediscussieerd
omdat er maar weinig lange-termijn studies zijn naar gezondheidseffecten van de GI. Ook zijn de
gezondheidseffecten moeilijk te scheiden van andere factoren, zoals vezels. Als laatst heb je kans op
misclassificatie van producten in hoog of laag GI, doordat vele factoren de meting kunnen
beïnvloeden.