Uitgebreide economie samenvatting over het boekje 'Economische modellen' van LWEO. In de samenvatting komen onderwerpen langs zoals conjunctuur, het basismodel, de multiplierwerking, structurele/conjuncturele werkloosheid en de bestedingen.
-LET OP --> dit is SE stof, en geen CE stof-
Ondank...
Effectieve vraag →de totale bestedingen gedaan door de gezinnen, de bedrijven, de
overheid en het buitenland →deze leggen beslag op de productiecapaciteit.
- Totale bestedingen (EV) zijn kleiner dan de productiecapaciteit →onderbesteding
→conjuncturele werkloosheid
- Bestedingen nemen toe →bedrijven produceren meer →bedrijven nemen
meer mensen in dienst →conjuncturele werkloosheid neemt af
Productiecapaciteit = de maximale productie die met de beschikbare
kapitaalgoederenvoorraad in een jaar kan worden gemaakt.
- Totale bestedingen (EV) zijn groter dan de productiecapaciteit →meer
vraag dan aanbod →prijzen stijgen (inflatie)
Bedrijven willen een aanbod te kort vermijden en proberen daardoor meer werknemers aan
te nemen, er is dus meer vraag naar arbeid, waardoor de lonen stijgen.
Bestedingsevenwicht = als de bestedingen gelijk zijn aan de productiecapaciteit
Bezettingsgraad van de productiecapaciteit →geeft de verhouding tussen productie en
productiecapaciteit weer.
Bezettingsgraad = productie : productiecapaciteit x 100%
De bezettingsgraad is meestal niet 100%, door bijvoorbeeld ziekteverzuim of onderhoud aan
machines.
Ook houden bedrijven bewust een reservecapaciteit.
Periode van over en onderbesteding wisselen elkaar af →conjunctuur (golvende beweging)
Conjunctuur = een schommeling in de bestedingen ten opzichte van de productiecapaciteit.
Schuin oplopende stippellijn →Geeft de ontwikkeling van de productiecapaciteit
weer, de trendmatige groei (groei berekend over een langere periode)
Als bestedingen in een periode toenemen is er sprake van opgaande conjunctuur of
economisch herstel. Dit kan leiden tot overbesteding.
Als de effectieve vraag daalt is er een recessie.
,Als bestedingen in een periode afnemen is er sprake van neerwaartse conjunctuur, dit kan
leiden tot onderbesteding.
Als economische krimp doorzet kan er een depressie ontstaan. (jaren 30 vorige eeuw).
3 conjuncturele situaties:
● Onderbesteding
→Bestedingen zijn lager dan de productiecapaciteit. Er is dus minder vraag
dan mogelijke productie. Dit leidt tot (conjuncturele) werkloosheid.
● Bestedingsevenwicht
→De bestedingen en productiecapaciteit zijn even hoog.
● Overbesteding
→De bestedingen zijn hoger dan de productiecapaciteit. Er is dus meer
vraag dan er geproduceerd kan worden. Dit leidt tot inflatie.
Gevolgen van het instorten van de Amerikaanse huizenmarkt (2008):
- Banken gaan failliet of worden voorzichtig met het lezen van krediet
→gezinnen en bedrijven kunnen lastiger geld lenen →gezinnen en
bedrijven geven minder uit → de bestedingen dalen →productie krimpt in
→minder werkgelegenheid
- Kredietcrisis →consumentenvertrouwen neemt af →consumenten worden
voorzichtiger →meer sparen en minder consumeren →productie en
werkloosheid dalen verder
, - Het gaat slecht met de banken en de vooruitzichten zijn slecht →aandelen
koersen van banken en bedrijven dalen →aandelenbezitters worden armer
→consumentenvertrouwen daalt nog verder →bestedingen dalen verder
Groepen vragers:
● Gezinnen / consumenten
- Nationale particuliere consumptie, dit zijn goederen en diensten gekocht door
gezinnen bij bedrijven voor behoeftebevrediging
● Bedrijven
- Bedrijven kopen goederen om mee te produceren, kapitaal. Dit kopen heet
investeren.
● Overheid
- Overheidsconsumptie
→Uitgave van de overheid aan bedrijven voor de aanschaf van
consumptiegoederen. Voorbeeld: computers, pennen, ambtenaar
salarissen
- Overheidsinvesteringen
→Uitgave van de overheid voor het aanschaffen van vaste
kapitaalgoederen bij bedrijven. Voorbeeld: aanleg van wegen,
dijken etc
● Buitenland
- Import en export. Import wordt in mindering gebracht op de totale vraag.
Alle producten samen →macro-economie
Één product →micro-economie
Als de oorzaak van een crisis aan de aanbodkant van de economie ligt, dan zijn er
problemen met het productieproces of de productiekosten.
Productie wordt bepaald door inschakeling van productiefactoren, een verandering hiervan
kan leiden tot een crisis.
Als er door veranderingen aan de aanbodkant van de economie werkloosheid
ontstaat →structurele werkloosheid
Productiecapaciteit verandert door veranderingen in de kwantiteit en kwaliteit van de
productiefactoren arbeid, kapitaal, natuur en ondernemerschap. →Dit is een
structurele ontwikkeling.
De productiefactor die het minst beschikbaar is bepaald de omvang van de
productiecapaciteit →de knelpuntfactor (blz 9)
Knelpuntfactor = de minst beschikbare productiefactor die bepalend is voor de maximaal
haalbare productieomvang.
Door een andere manier van produceren wijzigt ook de verhouding tussen de hoeveelheid
die van een productiefactor nodig zijn.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper idenbesten9. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,98. Je zit daarna nergens aan vast.