Week 4: Groepsprocessen, groepsfenomenen en teams
H11 en 14.6
Leerdoel: Student kan theorieën met betrekking tot groepsrollen uitleggen, herkennen in — en
toepassen op casussen
H11: Groepsprocessen en groepsfenomenen
3 hoofdfunctie’s van de rollen in gedragsvormen
Als iemand iets zegt
1. Taakrollen: van belang voor het uitvoeren van de taak (Task)
Probeert hij dan vooral de groepstaak voltooid te krijgen?
2. Groepshandhavings- procesrollen: gericht op het verbeteren van sociaal-emotionele klimaat
in de groep, namelijk voor versterken en in stand houden van groepsgebeuren Maintenance
Probeert hij dan vooral de relaties te verbeteren of wrijvingen tussen groepsleden te leggen?
3. Dysfunctionele rollen; bestaan uit zelfgericht gedrag dat ingaat tegen constructieve
participatie in de groep (Selforientated behavior)
Probeert hij vooral een privebehoefte te vervullen of een privedoel te bereiken zonder te
letten op de groepsproblemen
Functies van de rollen
1. Taakrollen; uitvoering & coördinatie
2. Procesrollen; aanmoedigen & gericht op sociale aspecten
3. Taak-en procesrollen; bemiddelen & evalueren
4. Disfunctionele rollen; agressie & clown (deze wil je liever niet, mensen die het gesprek
verstoren)
Taakrollen (Benne en Sheats 1948)
1. Initiatief en activiteit: voorstellen van oplossingen, inbrengen van nieuwe ideeën etc.
2. Zoeken van info: vragen om verheldering van suggesties, vragen om verdere info of feiten
3. Zoeken van meningen: proberen van leden los te krijgen wat ze denken of voelen
4. Geven van info: het bieden van feiten, punten verhelderen, ervaringen verbinden
5. Geven van een mening: uitspreken van overtuiging, gaat over de waarde niet de feiten
6. Uitwerking: verhelderen, voorbeelden geven, denken aan aanpak voorstel
7. Coördineren: proberen ideeën of voorstellen samen te brengen, verbanden aantonen
8. Samenvatten: samentrekking van verwante ideeën, voorstel tot besluit aanbieden, slot van
de groepsdiscussie opnieuw formuleren
Procesrollen:
1. Aanmoedigen: vriendelijk zijn, belangstelling tonen, instemmen bijdrage van anderen
2. Deuropener/wegbereider: voor een ander lid mogelijk maken om ook een groepsbijdrage te
leveren door de anderen te betrekken , kans geven om iedereen te woord te laten
3. Formuleren van regels en procedures: formuleren groepsnormen en regels en de groep
eraan herinneren
4. Volgen: meegaan met de groepsbesluiten, bedachtzaam accepteren van andermans ideeën
5. Onder woorden brengen van het groepsgevoel: samenvatten van het gevoel dat in de groep
te bespeuren is, beschrijven van de reacties van groepsleden op ideeën of voorstellen
, Zowel taak- als procesrollen
1. Evalueren: groepsbesluiten toetsen aan de procedures en regels, prestaties en doelen
vergelijken
2. Diagnostiseren: vaststellen van bronnen van moeilijkheden en wat de volgende stap is
3. Consensus uitproberen: proberen te vragen naar de groepsmening om na te gaan of er
voldoende overeenstemming bereikt gaat worden voor het nemen van een besluit
4. Bemiddelen: harmoniseren, verschillende standpunten met elkaar compromissen
5. Spanning verminderen: uitlaat vinden, kalmeren, tot rust brengen
Dysfunctionele/negatieve rollen (=dragen niet bij aan de groepstaak, zelfgericht ipv groepsgericht)
1. Agressief gedrag: bekritiseren of beschuldigen van anderen, vijandigheid, kleineren
2. Blokkeren: voortgang van de groep doorkruisen door uitwijken naar niet relevante aspecten
3. Zelfbelijdenissen: groep als klankbord gebruiken voor persoonlijke gevoelens
4. Rivaliteit: met anderen strijden om de meeste punten te scoren bij de leider
5. Sympathie zoeken: zielig doen, veel klagen, zichzelf om ondersteuning te krijgen van anderen
6. Stokpaardjes: alleen voorstellen inbrengen die te maken hebben met zijn favorietjes
7. De clown uithangen: geintjes maken, na-apen en werk van groep onderbreken door zijn
onzin
8. Aandacht trekken: aandacht trekken door hard praten, extreme ideeën of ongewoon gedrag
9. Demonstratief terugtrekken: ongeïnteresseerd of passief gedrag, afwijken van thema,
anderen dingen doen
Niet mensen beschuldigen met dit gedrag maar opvatten als symptoom voor jet verschijnsel
dat de groep onvoldoende in staat is om individuele behoeften door groepsgerichte activiteit
te bevredigen (ligt bij de groep en niet alleen bij de persoon) -> individu moet zijn rol nog
vinden in de groep
Uniformiteit: groepsleden gaan op elkaar lijken wat betreft hun opvattingen, houdingen, waarden en
gedrag
Groepen oefenen een actieve druk uit op haar leden om te conformeren aan de
groepsnormen
Redenen voor conformiteit (waarom conformeren groepsleden zich aan de groepsnormen?)
1. Angst tot buitensluiting of als afwijker gezien worden
2. Persoonsattractie en groepscohesie: omdat je ze leuk vindt en je verbonden voelt met ze
3. Vermijding cognitief conflict: er is een verschil qua opvattingen tussen jou en de groep en dat
voelt onprettig aan dus dan maar conformeren
4. Vertrouwen: het merendeel zou het wel goed hebben, vertrouwen op de meerderheid
2 motieven: taakgericht (punt 3&4) en sociaal-emotioneel (punt 1&2)
= wie gevoeliger is voor de taakgerichte motieven zal de deskundigheid van anderen
belangrijk vinden terwijl degenen die gevoelig zijn voor sociaal-emotionele motieven de
persoonlijke attractie tot de groep belangrijk zullen vinden dus vandaar conformeren
Functies van conformiteit
- Helpt de groep haar doelen te bereiken en zich als groep te handhaven
- Helpt de groep geldende meningen of gedragsvormen te verkrijgen
- Helpt de groepsleden om tot een nauwkeuriger oordeel te komen over de eigen
vaardigheden door zichzelf beter te kunnen vergelijken met anderen
- Helpt de groep haar relatie tegenover de sociale omgeving te bepalen
Een groep die haar doel wil bereiken is voortdurend bezig met het voorbereiden en nemen van
besluiten