Week 5: Conflicthantering
H8.13 + 11.7, 11.13, 11.14
Leerdoel: de student kan de theorieën met betrekking tot conflicthantering uitleggen, herkennen in
-en toepassen op casussen
11.7: Gedragsvormen (Bion)
= in een groep zijn krachten werkzaam die het werk verstoren en een soort emotionele onderwereld
vormen in het groepsgebeuren. Dit veroorzaakt allerlei emotionele gedragsvormen die effectief
groepsfunctioneren in de weg kan staan
- Emotionele basisvragen: elk lid zoekt antwoord op enkele emotionle basisvragen en die
kunnen weer de oorzaak zijn van zelfgericht gedrag
Vragen rond doelen en behoeften: Wat wil ik van deze groep? Wat biedt
deze groep mij? Heb ik dezelfde doelen als de groep?
Vragen rond identiteit en lidmaatschap: Wie ben ik in deze groep? Waar
pas ik in? Welke rol speel ik? Hoor ik erbij? Hoe moet ik me gedragen?
Vragen rond macht, controle en beïnvloeding: Hoeveel macht en invloed
heb ik? Wie heeft er macht over mij? Wie zal controleren wat we doen?
Vragen rond intimiteit: Hoe open kan ik zijn? Hoeveel van mezelf kan ik
tonen? Hoe persoonlijk ga ik met ze om? Hoeveel kan ik ze vertrouwen?
- Basisassumpties: de sfeer en het klimaat waarbinnen gewerkt wordt vormt samen de cultuur
van de groep. De assumpties bevatten de dimensies controle en affectie/intimiteit
3 basisassumpties
1. Vechten/vluchten:
Vechten: op gespannen situaties wordt gereageerd met aanvallen en
agressie
Gedrag: aanvallen, veel kritiek, domineren, rivaliteit, bespotten, eigen mening drukken
Vluchten: vluchten van de taak, dus de groep verlaten of terugtrekken
Gedrag: problemen ontwijken, geintjes maken, van thema afdwalen, overintellectualiseren
2. Paarvorming: zoeken van steun en zo een emotionele subgroep vormen
waarin de leden elkaar beschermen en ondersteunen, gevoelens delen
zodat de groep beter functioneert en ze aan nieuwe oplossingen komen
Gedrag: vriendelijk, intimiteit, overeenstemming, ondersteuning, emotionele subgroep
3. Afhankelijkheid: leunen op de gezagsfiguur voor bescherming of leiding
zodat ze ergens op kunnen steunen (leider, regels, trainer, structuur)
Gedrag: wachten op ondersteuning, zoeken naar structurering en definiëring van probleem
4. Tegenafhankelijkheid (later toegevoegd): vanuit gefrustreerde
afhankelijkheidsverwachtingen ontstaan agressies die zich uiten in
opstandigheid en destructieve neigingen. Leider wordt aangevallen
Gedrag: rebellie, verzet tegen structureringspogingen, opstandigheid, weerstand tegen gezag
De productiefste groep bevat alle genoemde emotionele tendenties omdat;
1. Vechten brengt vitaliteit in het groepsproces wat leidt tot betrokkenheid en creativiteit
(energie, wakker maken)
2. Afhankelijkheid is van belang wanneer de groep niet voldoende competentie bezit en
behoefte heeft aan hulpbronnen en brengt structurering
3. Vluchten kan de groep wegvoeren van vechtsituaties die te moeilijk zijn, laat ze nadenken
4. Paarvorming draagt bij tot de cohesiebanden die de groepssterkte en solidariteit vormen
, 11.13: Conflictstijlen
Conflict: een strijd om waarden, status, macht en middelen (als een strijd waarin tegengestelde
belangen elkaar neutraliseren, schade toebrengen of uitschakelen)
In groepen uiten conflicten zich vaak in de vorm van verzet tegen de richting waarin de
groep gaat (meerderheid vs minderheid): 7 manieren hoe groepen hiermee om gaan
7 stijlen van conflicthantering
1. Vermijding: de groep negeert de oppositie of ontwerpt zich meteen eraan. Conflicten worden
ontkend, verdoezeld en verdrongen
2. Eliminatie: de tegenwerkende groepsleden worden genegeerd of krijgen op hun kop. Ze
voelen zich gekwetst door de anderen en geven het op; ze beginnen meestal zelf een groep
3. Onderdrukking: de meerderheid dwingt de minderheid tot gehoorzaamheid. De minderheid
wordt met machtsmiddelen onderdrukt en afhankelijk gehouden waardoor ze gehoorzamen
4. Instemming: de meerderheid bepaalt wel wat er gebeurt maar de minderheid geeft wel haar
instemming want ze willen zich wel laten horen
5. Coalitievorming: de partijen sluiten een verbond om een bepaald gemeenschappelijk doel te
bereiken. Het conflict is er nog maar wordt in de ijskast gehouden tot dat het doel bereikt is
6. Compromis: wanneer de partijen even sterk zijn doet elke partij zo veel concessie aan de
ander dat het voortbestaan van de groep niet meer in gevaar is. Elk is bereid om iets van zijn
voordelen op te geven voor de probleemoplossing, in de hoop dat een groter voordeel bereikt
wordt (iets opgeven om een probleem op te lossen)
7. Integratie: de meningen worden gediscussieerd , tegen elkaar afgewogen en opnieuw
geformuleerd. De groep werkt aan een oplossing die voor allen bevredigend is
Volgorde dat ze in toenemende mate de rijpheid van een groep weerspiegelen (slechtste
manier tot beste)
Conflictniveaus
- Intrapersoonsconflict: conflict in de persoon zelf
- Interpersoonsconflict: conflict tussen 2 personen
- Intergroepsconflict: conflict binnen een groep
- Interorganisationeel conflict: conflict tussen 2 of meer groepen
- Maatschappelijk conflict: conflict op de grootse schaal
Voordelen conflicten Nadelen conflicten
+ kunnen een bron van vernieuwing en verandering Woede, vijandigheid, verdriet, leed
zijn
+ dwingen problemen onder ogen te zien Destructief gehanteerde conflicten zijn
dodelijk voor de effectiviteit van een groep
+ de eigen identiteit kan worden bevestigd Relaties worden ontwricht
+ kunnen de groepscohesie verhogen Werk wordt gesaboteerd
+ worden regels geboren Activiteiten worden uitgesteld
+ kunnen motiverend werken en energie vrijmaken Niet betrokken voelen, onveilig
(ff de groep wakker maken)
+ dwingen partijen elkaar beter te leren kennen Tijd besteden aan paniekeren en ruziën
De fase waar conflicten zich afspelen
- Orientatiefase
- Machtsfase
- Affectiefase
Dan ben je met elkaar in contact en interactie