HOOFDSTUK 1
De rol van cultuur in de psychologie: centrale begrippen
1.1 Wat is cultuur?
Cultuur is overal, we kunnen er niet zonder bestaan. Cultuur beïnvloedt ons denken, voelen, waarnemen en doen, maar dit
beseffen we pas wanneer we in contact komen met andere samenlevingen: een andere cultuur, met andere normen en
waarden – vaak verloopt het ontdekking van een ander cultuur stapsgewijs.
- In de psychologie wordt cultuur nog vaak gezien als hinderlijk ruis die het zicht op objectieve gedragsverklaringen
bemoeilijkt;
- In sociologie beschouwt men cultuur dikwijls als een tamelijk willekeurige verzameling van gedeelde waarden en
normen die het handelen van mensen structureert;
- In antropologie wordt cultuur als het weefsel waaruit de maatschappij bestaat, gezien.
Cultuur is aangeleerd: cultuur heeft betrekking op gedragingen en ervaringen die het resultaat zijn van een leerproces. Zelfs
meest simpele, vanzelfsprekende gedragingen, zoals je neus snuiten, zijn cultureel bepaald. We leren het allemaal van
mensen om ons heen: ouders, buren, vrienden.
Cultuur is meestal impliciet: de meest persoonlijke emoties en drijfveren hebben vaak een culturele, vaak onbewuste,
component. De gebondenheid aan een cultuur is niet alleen extern, maar ook een intern fenomeen – pas als we
geconfronteerd worden met andere cultuur, beseffen we hoezeer ons gedrag en gedachtegang vorm hebben gekregen in
een specifieke (culturele) situatie.
Cultuur is een keuze: volgens Hans Fortmann komt de mens ‘ongespecialiseerd’ ter wereld: arm aan specifieke instincten,
rijk aan mogelijkheden – dit is niet genoeg om een concreet bestaan op te bouwen. Daarom moet de mens voor zichzelf een
passende en stabiele wereld opbouwen, door de cultuur te scheppen: sociale instellingen, gedragsvoorschriften die
vervolgens een vorm geven aan de niet gerichte mens – zo wordt het handelen van de mens ‘van buiten’ geregeld. Cultuur
is door een mens geschapen en verschaft pasklare antwoorden op levensproblemen, bijv. hoe begroet je iemand? Zonder
dat kennis en daarbij behorende zekerheid, kunnen mensen zich zeer ongemakkelijk voelen.
Cultuur is bindend: cultuur – een menselijk product – is een macht buiten het individu geworden. Mensen ontwikkelen een
gewoonte of een regel, waarna deze dwingende karakter krijgt en het naleven een verplichting. Dit modelleert gevoelens,
gedragingen en denkbeelden. Cultuur heeft een supra-individueel en paradoxaal karakter: het biedt zowel verplichtingen
als schept de ruimte tot menselijke vrijheid: wij handelen, voelen en denken in overeenstemming met de (ongeschreven)
culturele voorschriften en tegelijk van uitgaan dat deze uitingen uit ons zelf voorkomen. Paradox van de cultuur: je denkt
dat je origineel bent en doet wat je zelf wil, maar eigenlijk volg je patronen die ook de andere leden van de gemeenschap
kenmerken. Opvallend denken andere groepsgenoten precies hetzelfde.
Cultuur verwijst naar een groep mensen: bij het begrip ‘cultuur’ gaat het steeds om gedrag en ervaringen die kenmerkend
zijn voor een persoon als lid van een groep, of voor een gemeenschap. Het gedrag van individuen en cultuur hebben een
wederkerige relatie: cultuur beïnvloedt het gedrag van de leden van een gemeenschap, maar individuen hebben ook invloed
op cultuur.
Cultuur verwijst naar symbolen en verleent betekenis: cultuur heeft te maken met voorschriften, regels en symbolen, met
betekenisgeving. Groepen van mensen verschillen dus doordat ze een andere betekenis geven aan personen, zaken en
gebeurtenissen. Cultuur is een bundel van codes, regels en symbolen van de interpretatie van gedrag. Cultuur verwijst naar
voorstellingen, ideeën en verwachtingen. Er bestaan twee benaderingen van het begrip ‘cultuur’:
1. Cultuur is zichtbaar – het betreft dingen die zichtbaar zijn, zoals gedragingen of materiele producten;
2. Cultuur is onzichtbaar – het betreft normen, waarden, etc.
Bij het analyseren van bepaalde verschijnselen binnen een samenleving, zijn beide invalshoeken noodzakelijk.
Kortom, cultuur wat is het?
Cultuur is lastig eenduidig te definiëren; het gaat om gedrag en betekenisgeving die als vanzelfsprekend wordt ervaren, die
een sterk bindend karakter heeft en dus generaties lang voort kan blijven bestaan. Cultuur is door aanleren verkregen en van
generatie tot generatie doorgegeven. Het is een geheel van gewoonten, technieken, handelingen, waarden, normen van een
groep, wat gedrag van de mens regelt. Cultuur veranderd constant door aanpassingen van bepaalde elementen, zoals
rituelen, gewoontes en regels. Dit gebeurt door selectie, acculturatie, imitatie, socialisatie, innovatie en ontdekkingen. De
,grenzen van cultuur zijn nooit scherp – cultuur is heterogeen, tegenstrijdig en bewegelijk. Cultuur is immers geen ding
maar een activiteit.
Volgens NL-psychologen H. Hermans en H. Kempen moeten we voor een benadering kiezen waarin aandacht zich richt op
bewegende en veranderde culturen, culturele samensmelting en meervoudige culturele identiteit. Voorbeeld: studie in VS en
Japan naar collectivisme en individualisme – hieruit bleek dat mensen in Japan niet meer collectivistisch zijn dan mensen in
VS, wat zou betekenen dat Japanse cultuur sterk is veranderd. Echter de steekproef in Japan was homogeen (studenten), en
die in VS bestond vooral uit Latijnse, Aziatische en Afrikaanse Amerikanen; beide groepen waren geen voorbeeld van
‘gemiddelde’ bewoner. Dit zou de gelijke mate van collectivisme kunnen verklaren.
Dit voorbeeld illustreert hoe lastig het is om vast te stellen tot welke cultuur iemand behoort – meestal wordt verwezen
naar het land van herkomst of naar dat van (groot)ouders. Hierbij, statistisch gezien, zou bijna iedereen in NL een Duitser,
etc. zijn. Waar houdt men op met, bijv. een Turk zijn en een Nederlander worden? Interessant: in VS migranten na 1
generatie niet meer als migranten worden beschouwen. Zo is een tweede generatie Chinees geen Chinees, maar een
Amerikaan (wordt wel Chinese American vermeld).
Cultuur wordt vaak beschouwd als een oorzaak maar het is eigenlijk een product van gedrag. Volgens Paul Voestermans en
Theo Verheggen is cultuur ‘iets’ dat zich tussen mensen afspeelt. Het is een non-entity: het is niks en het doet niks – het
zijn namelijk mensen zelf die denken, voelen en doen. Mensen krijgen een feeling voor wat gepast en gangbaar is binnen de
eigen gemeenschap en gaan vaak daarnaar handelen; onbewust – men denkt steeds dat het helemaal uit hemzelf
voortkomt. Daarom moeten we op zoek gaan naar de psychologische fundamenten van cultuur.
1.2 Hoe noemen we de dragers van de cultuur?
Hoe omschrijf je een representant van een cultuur? Zeg je dat iemand een Nederlander is of misschien Limburger? Zeg je
dat iemand een student of een boer is? Of zijn het blanken, mediterranen of zwarten? Als eerste ras en cultuur zijn geheel
verschillend.
- Ras verwijst naar fysieke kenmerken – wel kan het voorkomen dat een groep met overeenkomstige fysieke
kenmerken belangrijke cultuurelementen zoals taal of godsdienst, deelt.
- Cultuur is evenmin hetzelfde als nationaliteit – nationaliteiten zijn vaak gevormd op basis van een
gemeenschappelijke cultuur, zoals gedeelde taal of godsdienst. Echter nationaliteiten zijn vaak ontzettend
heterogeen waardoor er geen sprake is van 1 cultuur; zo spreken mensen in een land verschillende talen en
hebben verschillende religie.
- Etniciteit in Nederland wordt vaak gelijkgesteld met nationaliteit, bijv. Turken, Hindoestanen of Koerden.
Er moet een valide benaming komen – iemand kan zowel Nederlands zijn als Hindoestaans en daarnaast yup en een boer
zijn. Ook deelt niet iedereen cultuur in gelijke mate binnen een gemeenschap. Een oplossing voor het vraagstuk rond
cultuur en culturele herkomst lijkt te liggen in differentiatie en betekenisgeving. Vraag dus niet alleen naar het land van
herkomst van de (groot)ouders, maar differentieer verder naar etnische identiteit zoals die door de persoon zelf wordt
gezien.
1.2.1 Allochtonen, migranten, asielzoekers, vluchtelingen
Etnische minderheden, immigranten of buitenlanders werden na tijdelijk gebruik als generaliseerbaar en stigmatiserend
afgedaan. De term ‘allochtoon’ staat steeds meer ter discussie; het zou namelijk te negatieve bijklank hebben gekregen en
zou de lading niet meer echt dekken.
De voorkeur gaat naar: personen met een migratieachtergrond (gespecificeerd naar de achtergrond). Ook wordt hiernaast
het begrip ‘migranten’. ‘Migrant’ in Latijns betekent bezig zich te verplaatsen en heeft een neutrale ‘betekenis’, terwijl ‘allo|
chtoon’ uit het Grieks staan voor ‘ander’ en ‘land’ en slaat vooral op etnische groeperingen die zich in overwegende mate in
een achterstandspositie ten opzichte van autochtonen bevinden.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen de westerse (Europa met uitzondering van Turkije, Noord-Amerika, Oceanië, Japan en
Indonesië) en niet-westerse (Turkije, Afrika, Latijns-Amerika en Azië) migranten.
Naast de bovengenoemde benamingen is ook 'politieke vluchteling’ een veel gebezigde term.
1.2.2 Het concept diversiteit
De laatste jaren wordt er steeds gebruik gemaakt van de term (culturele) diversiteit – het verwijst naar groepen mensen
met een migratieverleden en hun kinderen die als anders ervaren worden door de dominante meerderheid. Dit kan leidt tot
eenzijdige beeldvorming:
1. Vanwege de notie dat cultuur alleen of vooral de zaak is van migranten en hun kinderen;
, 2. Vanwege de veronderstelling dat het land van een persoon bepalend is voor zijn of haar cultuur, waardoor herkomst een
synoniem wordt van cultuur, en cultuur een zaak is van ‘toen en daar’;
3. Vanwege de aanname dat cultuur min of meer onveranderd wordt doorgegeven door ouders aan kinderen en niet beïnvloed
wordt door het leven daarna in een andere maatschappelijke context;
4. Vanwege de gedachte dat de cultuur van een groep met dezelfde herkomst min of meer homogeen is.
Deze veronderstellingen leiden tot generalisering en stereotypering van niet-westerse herkomstgroepen; het versterkt wij-
zij-denken en dichotomie tussen de gevestigden en de nieuwkomers. Het gevolg hiervan is dat problemen in bijv. onderwijs
of zorg vaak verbonden worden aan het ‘anders-zijn’ van deze groep, met taalbarrière en cultuurverschillen. Hierdoor is een
contextuele visie nodig, waarin de interactie tussen cultuur, specifieke lokale contexten, individuele ervaring en
interpretatie daarvan centraal staan. Dit doet meer recht aan de complexe werkelijkheid. Bij het analyseren van de culturele
groepen moet er ook aandacht worden besteed aan differentiatie naar sekse, leeftijd, opleidingsniveau of
sociaaleconomische status.
1.2.3 De rol van acculturatie
Cultuur is niet statisch en voegt zich naar fysieke en economische omstandigheden. Ook is de relatie tussen het individu en
de situatie niet statisch. Om deze reden moet er binnen psychologie rekening worden gehouden met de rol van
veranderingen en op elkaar inspelende krachten. Hierbij hoort de term acculturatie.
Psychologische acculturatie valt te omschrijven als: veranderingen die het gevolg zijn van langdurig contact met andere
culturen. Migranten krijgen hier vooral mee te maken; ze krijgen andere ideeën over het leven, opvoeding van hun kinderen
en maken andere gedragsregels mee. Volgens het acculturatiemodel van Berry (1994) zijn er twee onafhankelijke
dimensies in de manier waarop mensen om kunnen gaan met hun positie als culturele minderheid:
- Identificatie met de eigen oorspronkelijke
cultuur; Identificatie met eigen cultuur?
- Identificatie met de meerderheidscultuur. JA NEE
Dit leidt vervolgens tot vier verschillende identiteiten Identificatie met JA Integratie Assimilatie
de nieuwe cultuur? NEE Separatie Marginalisatie
Uit verschillende onderzoeken blijkt dat integratie meest
succesvolle strategie is om met culturele veranderingen om te gaan. Integratie is succesvol wanneer men denkbeelden en
gedragingen ontwikkeld die hem helpen om te gaan met de stress gecreëerd door de confrontatie tussen de culturen (eigen
en nieuwe). Dit succes is afhankelijk van een aantal omstandigheden, namelijk: de taal en gewoonten van de nieuwe cultuur
leren/kennen, de waarden vanuit beide culturen moeten niet te erg met elkaar botsen en de meerderheidscultuur moet
openstaan voor nieuwe invloeden.
Het succes van acculturatie is afhankelijk van zowel de minderheidsstrategie als positie van de dominante groep.
Volgens Poolse socioloog Zygmunt Bauman (2006) moderne samenleving is vloeibaar; niets meer lijkt duurzaam en alles is
voortdurend aan verandering onderhevig is.
1.3 Waarom aandacht voor culturele verschillen?
Veel onderzoekers maken aannames over menselijk gedrag op basis van steekproeven met mensen die uitsluitend uit
WEIRD samenleving komen: westers, opgeleid, geïndustrialiseerd, rijk en democratisch (western, educated, industrialized,
rich and democratic). Toch blijkt dat er verschillen bestaan in de wereldbevolking – en dat vaak de WEIRD-steekproef juist
bijzonder ‘afwijkend’ lijkt te zijn in vergelijking met de rest van de menselijke soort. Leden van WEIRD-groepen blijken juist
het minst representatief te zijn als het om de generalisatie naar de menselijke soort gaat! Er is dus geen valide a-priori-
reden om aan te nemen dat een bepaalde gedragsfenomeen universeel is, wanner we deze aanname slechts aan een
subpopulatie baseren. Gelukkig wordt dit steeds meer erkend binnen psychologie. Dit komt doordat het voor psychologen
steeds moeilijker is geworden om de drie belangrijke sociaal-culturele factoren te negeren:
1. Geringe representativiteit – op weg naar representativiteit in psychologie werd er in 1968 een protestbeweging
ABP (Association of Black Psychologists) opgericht; hieruit werd er in 1970 een artikel gepubliceerd, Towards a
Black Psychology, waarin gesteld werd dat traditionele psychologische theorieën niet in staat waren inzicht te
verschaffen in de leefwereld van Afro-Amerikanen. Hierdoor werd deze bevolkingsgroep neergezet als ‘afwijkend’
of ‘inferieur’. De auteur, Joseph White, pleitte voor erkenning van de eigen culturele kenmerken van Afro-
Amerikanen, zoals meer collectivistische mentaliteit, respect voor ouderen, spiritualiteit, enz. Naar aanleiding
hiervan werd er (in VS) steeds meer aandacht besteed aan, eerder verwaarloosde, etnische minderheidsgroepen.
Er werd geijverd voor een ‘ethnic psychology’.
Nederland heeft een woord uitgevonden voor dat gedachte: interculturalisatie is een proces waarbij de inhoud en
organisatie van de zorg wordt aangepast aan het multiculturele karakter van de bevolking (leefwijze, denkwijze en
, behoeften). De hulpverlening dient met andere woorden in staat te zijn een adequaat en gelijkwaardig hulpaanbod
te presenteren, ongeacht de etniciteit en culturele achtergrond van de cliënt.
2. Toename migratie – Sinds het laatste kwart van de 20 ste eeuw begonnen Europese landen echt serieus rekening te
houden met eigen etnische en culturele diversiteit – dit kwam door de toegenomen internationale migratie. Het
vakgebied is nog niet altijd representatief voor de moderne pluriforme samenleving.
3. Opkomst globalisering – door het verspreiding van psychologie buiten de ‘westerse landen’, werd de’ westerse’
karakter ervan overduidelijk. De nieuwe gebruikers van psychologie ervaren een gebrek aan relevantie en
aansluiting. De WHO ging er aanvankelijk vanuit dat ‘betere zorg’ altijd ‘westerse zorg’ betekende. Langzaamaan
werd deze bandering herzien en kwam er meer aandacht voor traditionele vormen van zorgverlening en voor
culturele verschillen waaraan de transculturele psychiatrie van Arthur Kleinman een onmisbare bijdrage aan heeft
geleverd om het traditionele etnocentrisme te doorbreken. Traditionele etnocentrisme is het bezien van de
leefgewoonten en ideeën van de ander vanuit eigen opvattingen – eigen cultuur staat hierbij centraal.
De psychologie is niet alleen een beroep, maar ook discipline (universiteit onderwijs en onderzoek) waarin men zich minder
bewust is van de uitdaging van culturele diversiteit. Hierover bestaan er drie opvattingen:
1. Er is geen probleem, want de psychologie gaat over universele verschijnselen.
Volgens dit standpunt is het niet erg dat onderzoekers, docenten en proefpersonen tot de culturele meerderheid
behoren, want mensen zijn toch overal gelijk. Dit is een cirkelredenering – op basis van onderzoek binnen een
culturele groep, kan men niet weten dat mensen gelijk zijn. Er bestaat veel cross-cultureel onderzoek die twijfels
oproept over de universaliteit van psychologische inzichten.
2. Er moet iets veranderen, maar is niets wat de psychologie niet aankan met behulp van haar huidige repertoire
aan theorieën, methoden en instrumenten.
Dit is het standpunt van de meeste cross-culturele psychologen. Veel onderzoekers blijven trouw aan de onderzoek
paradigma’s die in de traditionele (westerse) psychologie zijn ontwikkeld. Het dilemma voor cross-culturele
psychologie is dat te grote afwijkingen van de criteria van de ‘mainstream’ ten koste zullen gaan van haar
wetenschappelijke aanzien.
3. Om recht te doen aan diversiteit moet er een paradigmaverschuiving in de psychologie plaatsvinden.
Er zou meer samenwerking moeten komen met andere disciplines, met name de culturele antropologie en
sociologie. Het is niet voldoende om een extra variabele, ‘cultuur’, toe te voegen aan theorieën die het individu los
zien van de sociale context. Er moet meer aandacht komen voor theorieën waarin sociale context een wezenlijk
deel uitmaakt van de psyché!
Dit levert een interessante spanningsveld op. Toename in de aandacht voor de rol van cultuur resulteert in meer erkenning
van bepalende invloed van cultuur op allerlei vormen van basaal gedrag, zoals gezichtsuitdrukkingen van emoties.
Cultural neuroscience is een fascinerende benadering. Dit is een combinatie van onderzoek van processen in de hersenen
met de analyse van culturele verschillen en overeenkomsten. Het weerspiegelt het feit dat een volledig inzicht in de werking
van de menselijke brein eerst begrip vereist van de vele wederkerige invloeden tussen het biologische en het socioculturele.
1.4 Hoe onderzoeken we de invloed van cultuur?
Culturele antropologie houdt zich bezig met het (sociale) gedrag in een specifieke socioculturele context. Hun doel is het
begrijpen van een cultuur en haar bijzondere processen.
Antropologen beschouwen het individu als een deel van een sociaal proces, terwijl psychologen het gedrag los van de
maatschappelijke context onderzoeken.
Psychologen richten zich op het individu en vooral op processen en mechanismen in het individu: waarnemen, denken,
verklaren van iemands gedrag en omgaan met spanningen.
Valide en betrouwbare onderzoek op het terrein van cultuur is niet bepaald eenvoudig. Dit komt door:
- Het gevaar op generalisatie. Het is lastig om niet te generaliseren, bijv. Nederlanders zijn egoïstisch, Amerikanen
zijn oppervlakkig, terwijl het vaak om relatieve verschillen gaat en de interindividuele verschillen kunnen groot zijn.
- Culturele processen zijn lastig te bestuderen. Antropologen verzamelen gegevens door middel van veldwerk: het
observeren, interviewen en deelnemen aan activiteiten van een cultuur – ze hanteren emic (cultuurspecifieke)
benadering. Psychologen gebruiken experimenten, tests en gestandaardiseerde vragenlijsten – en hanteren etic
(universalistische) benadering.
- Het is moeilijk om valide en betrouwbare onderzoeksinstrumenten te ontwerpen. Het is bijna onmogelijk om
‘cultuurvrije’ methode te ontwikkelen zonder waarden en implicaties uit eigen cultuur in te laten sluipen. Hierbij
speelt methodisch probleem een grote rol; zo is alleen de onderzoekssituatie zelf vaak al ‘typisch westers’. Bij het