Behandeladvies
,HC1 – introductie
Voorbereiding
Pijn
Bij lange pijn zullen de neuronen in het ruggenmerg beter worden in het vervoeren
van signalen. Hierdoor zal een prikkel sneller worden doorgevoerd, waardoor iemand
gevoeliger wordt. Ook wordt het representatieveld groter.
Elke pijn ervaring is uniek. De hersenen gaan wel opzoek naar een vergelijkbare iets.
Bij pijn heb je cortisol en adrenaline
Nociceptoren registreert pijn. Worden gestimuleerd door een prikkel. Die vervoert
het naar het ruggenmerg. Via het dorsale gedeelte komt het in het ruggenmerg. Via
het sinoplamatic path wordt gaat het naar de hersenen. Het komt dan in het
sensorische cortex. De derde neuron lokaliseert de pijn.
o Alfa bèta fibers: snelle/scherpte pijn, gemyeliniseerd
o C fibers: langzame pijn, niet gemyeliniseerd
White matter: axonen van de zenuwen
Grey matter: cellichamen van de zenuwen. In de hersenen is het andersom
De motorische fibers vervoert informatie uit het ruggenberg. Deze zitten vooraan
De sensorische fibers vervoert informatie naar het ruggenmerg. Zitten achter.
Delen hersengebied actief bij pijnbeleving
o Cerebellum: cruciaal bij beweging
o Thalamus: schakelstation voor onder meer bewegingen en emoties
o Insula: belangrijk bij richten van de aandacht
o Somatosensorische schors: verwerken zintuigelijke informatie
Communiceren in projecten
Verwachtingen en afspraken maken
SMART ‘bezigheden en verwachtingen’
Feedback geven en ontvangen
Warm bad voor stakeholders => informeren over het project aan de klanten
Informatie updates
Onderzoek oorzaak weerstand
Focus op resultaten, maar sta open voor suggesties
LSD => luisteren, samenvatten en doorvragen
College
,Pre-operatieve screening
Medicatie – pre, per en postoperatief
Voorgeschiedenis
Allergieën
Anesthesietechniek
Luchtwegmanagment
OK monitoring
verstrekte informatie aan de patiënt
Literatuur
Winnen van projectcontract in drie fase
Pre-voorstelfase: de vragen is nog niet specifiek, de aanbieders proberen de
vraagspecificaties naar hun hand te zetten
Voorstelfase: aanbieders ontwikkelen hun aanbieding conform de specificaties van
de vrager
Onderhandelingsfase: vrager heeft aanbieding gekozen
Soorten belanghebbende
Beslissers: aanbieding die vertrouwen geeft -> gaat een relatie kopen
Gebruiker: aanbieding die juiste oplossing biedt -> concrete voordelen
Specialist: zoeken naar juiste competenties -> kopen kennis
Bedrijfscultuur: geheel van gedragspatronen dat door de leden van de organisatie als
vanzelfsprekend en normaal wordt beschouwd, zonder dat men de oorspronkelijke
beweegredenen voor het ontstaan van die gedragspatronen precies kent
Culturen
Machtscultuur: omgeving domineren, concurrentie weghouden
Rolcultuur: groot mogelijk ordelijkheid, iedereen binnen het trein waar hij/zij
verantwoordelijk is
Taakcultuur: gezag gebaseerd op kennis en bekwaamheid, werken naar een doel
Persoonscultuur: iedereen ondersteund elkaar
Oefenvragen
X
, HC2 – inleiding in de farmacologie 1
Voorbereiding
Farmacokinetiek – wat doet het lichaam met het geneesmiddel
Absorptie: het opnemen van medicijnen in het lichaam
o Enteraal: via de darmen -> oraal, rectaal, sonde
o Parenteraal: buiten het maagdarmstelsel -> injecties (subcutaan, intraveneus,
intramusculair, intra-articulair), pleisters, sublinguaal, inhalatiemedicatie
o Lokaal: direct op plaats van werking, bijna niet in het bloed -> oogdruppels,
zalf, crèmes, inhalatiemedicatie
Distributie: verdeling over het lichaam
o In het bloed, binding aan albunine, interstitium, vet, intracellulair,
hersenvocht/hersenen
Metabolisme: medicijn omgezet door de lever
o Metabolieten: medicijnen die zijn gemetaboliseerd
o CYP: enzymen die medicijnen omzetten
o First pass effect: medicijnen die door de darmen worden opgenomen en snel
worden omgezet in metabolieten, aangezien ze de lever snel tegenkomen. De
hoeveelheid van het medicijn dat overblijft heet de biologische
beschikbaarheid.
Eliminatie/klaring: uitscheiding van medicijn
o Uit te rekenen met de halfwaardetijd
o Gebeurd vaak via de nieren, maar kan ook via de gal
Farmacologie: wetenschap van geneesmiddelen, geneesmiddelenleer
Interactie tussen geneesmiddelen en de fysiologische processen in het lichaam
Farmacotherapie: behandeling met geneesmiddelen
Causaal: oorzaak wegnemen
Symptomatische: ziekteverschijnselen verlichten/onderdrukken
Substitutie: aanvullen van te korten
Farmacodynamiek: wat de stof met het lichaam doet
Farmacokinetiek: wat het lichaam met de stof doet
Termen
Indicatie: aandoening waarbij het medicijn wordt voorgeschreven
Off-label: medicijn wordt voorgeschreven, maar niet bij de ‘juiste’ indicatie
Contra-indicatie: aandoeningen waarbij het middel juist niet voorgeschreven mag
worden
Dosering: hoeveelheid van een geneesmiddel dat per keer wordt toegediend
Bijwerking: alle effecten van het geneesmiddel, behalve waar het voor het is
voorgeschreven
Interactie: stof/geneesmiddel, kan een ander geneesmiddel versterken/verzwakken
Hoorcollege