Samenvatting Sportkunde
Hoofdstuk 1 ‘Wat is sport?’
Het is soms lastig om een bepaalde definitie te formuleren van wat sport precies is.
Ook is het niet duidelijk wat nou precies wel en wat nou niet in de categorie sport
valt. Recht en sport heeft hierdoor soms ook een vaag beeld.
In de sport kunnen er dingen gebeuren die in het dagelijks leven tot een strafzaak
zou leiden, terwijl het bij die sport niet meer is dan een overtreding. Rechters zien de
sport als een eigen wereld met eigen regels en sancties. Bij boksen en andere
sporten is het juist het doel van de sport dat er geweld wordt gebruikt.
Sport heeft een dubbelkarakter:
Essentialistisch → er wordt vooral gezocht naar de essentie (het
belangrijkste) van sport. Sport wordt hier gezien als een eigen wereld met
eigen kenmerken.
De volgende vragen zijn bij deze benadering van sport erg van belang:
Wat is het eigene van sport? Het eigene van sport kun je uitvinden door
op zoek te gaan naar intrinsieke kenmerken van sport.
Welke specifieke kenmerken heeft sport?
Wat is er verschillend tussen sport en andere maatschappelijke
activiteiten zoals arbeid onderwijs en kunst?
Instrumenteel → Hier is sport vooral een middel om andere doelen te
realiseren. Sport is hierbij erg verbonden met de samenleving. Sport is
verstrengeld met allerlei sectoren in de samenleving zoals het onderwijs,
welzijnswerk en het bedrijfsleven.
Sport = een vaardigheidsspel gericht op het bereiken van een bepaald doel, waarbij
fysieke kwaliteiten van mensen worden getest in wedstrijdvorm en waarbij gespeeld
wordt volgens regels, binnen institutionele kaders.
Kenmerken van sport:
Sport is een vaardigheidsspel: mensen moeten over een aantal vaardigheden
beschikken, vooral bewegingsvaardigheden. Het gaat bij sport voornamelijk
om technische vaardigheden, zoals met een bal tegenstanders voorbij
dribbelen. Ook tactische, mentale en morele vaardigheden zijn van belang.
Tactische vaardigheden zijn vaardigheden die je doet zodat je er spelvoordeel
bij hebt. Morele en mentale vaardigheden zijn : het kunnen sporten met
regels, het vermogen om doelen te stellen, het kunnen omgaan met de
spanning, het vermogen om te kunnen focussen, het vermogen om met
tegenslagen om te kunnen gaan , etc. Vaardigheden kun je eigen maken door
veel te oefenen.
, De sporter probeert een bepaald doel te bereiken : elke sport is gericht op
een doel, bijvoorbeeld het eerder bereiken van de finish dan de concurrent of
meer doelpunten maken dan de tegenstander. Het intrinsieke doel van sport is
dit doel, het extrinsieke doel van sport is om geld te verdienen, gezond te zijn
en plezier te hebben.
Sport heeft een fysiek karakter : dit wilt zeggen dat de sportactiviteit een
beroep doet op het lichamelijke vermogen van een mens. Het lichamelijke
aspect, dus echt het fysieke bewegen, moet dominant zijn. De
bewegingshandelingen bij sport zijn al een doel op zich. Sport is vooral een
fysieke activiteit, maar mentaal is ook erg belangrijk.
Bij sport is er sprake van testen in wedstrijdvorm : een kenmerk van sport is
dat er competitie is. In het Engels heeft sport 2 betekenissen, game en play.
Play : het gaat hier om een speelse houding. Het spelen zelf is het doel, er is
geen extrinsiek doel zoals geld. Er staat ook niet vast welke middelen gebruikt
worden in het ‘spel’.
Game : hier is er wel sprake van intrinsieke en/of extrinsieke doelen. Ook kent
het spel als game wel regels, en ligt het gebruik van de middelen vast. Sport
als game betekend dat er ook echt doelen bereikt moeten worden. Het gaat
om sport als vaardigheidsspel waarin het element van strijd en competitie in is
verwerkt.
Sport heeft regels: De regels in de sport worden constituerende regels
genoemd omdat ze een sport juist tot die unieke sport maken. Constituerende
regels bepalen wie de wedstrijd wint, welke bewegingstechnieken geoorloofd
zijn, welke middelen gebruikt worden en de tijd en ruimte van een wedstrijd.
Regels in de sport creëren beperkingen, maar bieden ook mogelijkheden.
Bij sport is er altijd sprake van institutionalisering: institutionalisering is
noodzakelijk om sport een blijvend karakter te geven. Dit betekent een
verspreiding van sport en bepaalde organisatievormen zoals verenigingen en
clubs. Institutionalisering betekent dat alle activiteiten die betrekking hebben
op de sport georganiseerd worden, nu en in de toekomst.
Organisatie = een (hiërarchisch) gestructureerd samenlevingsverband dat
bewust tot stand is gebracht om een bepaald doel te bereiken.
- Er is sprake van een arbeidsverdeling waarbij taken en bevoegdheden
worden onderscheiden en toegewezen.
- Coördinatie is noodzakelijk om als geheel te functioneren.
In een organisatie zijn 3 structuren te onderscheiden:
1. Een machts- en gezagsstructuur → elk deel en elke functionaris binnen de
organisatie staan in een bepaalde verhouding tot het centrale gezag. Het
bestuur vormt zo het centrale gezag. De rest is daaraan ondergeschikt.
, 2. Een taakstructuur → in een organisatie is er een bepaalde functieverdeling
zoals functies op het gebied van wedstrijdzaken, personeelszaken,
financiën etc.
3. Een middelenstructuur → elke organisatie beschikt over middelen
waarover beschikt kan worden om de doelen van de organisatie te
bereiken.
Sportfamilie:
→ Non-physical games: spelvormen met als kenmerken vaardigheden, een doel,
competitie, regels en institutionalisering, maar zonder fysieke activiteit als in
verplaatsend bewegen. Bijvoorbeeld denksporten.
→ Physical activities: bewegingsactiviteiten zonder competitie-element. Bijvoorbeeld
fitness, bodybuilding en wandelen.
→ Physical games: de harde kern van sport.
Sport kan op verschillende manieren worden ingedeeld:
Resultaatgeoriënteerde en vormgeoriënteerde sporten: bij de eerste groep
gaat het om het resultaat, en de manier waarop de prestatie geleverd wordt is
niet relevant. Bijvoorbeeld bij voetbal, schaatsen of tennis. Bij de tweede
groep is de manier waarop de prestatie geleverd wordt essentieel. Het gaat
om de vorm van een bepaalde uitvoering, bijvoorbeeld synchroonzwemmen.
Bij refereed sports wordt de uitslag van een wedstrijd bepaald door een
scheidsrechter. Bij judged sports gaat het om de beoordeling van de wijze
waarop de prestatie is geleverd door een jury. Deze vorm is subjectief
(partijdig). Hybride sporten zijn sporten die een combinatie van de twee zijn.
Actieve en passieve sportbeoefening: actieve sportbeoefening is als iemand
zelf een sport beoefent, passieve sportbeoefening is als er sprake is van ‘het
volgen van sport’ (zoals op tv of langs de lijn).
Topsport en breedtesport: topsport is de beoefening van sport op een heel
hoog niveau in een competitie met de besten van een land, werelddeel of de
hele wereld. Een deel van de topsporters verdient geld met sporten.
Breedtesport is de beoefening op een laag niveau, georganiseerd of
informeel, en er wordt geen geld mee verdient. Piramidemodel: een brede
basis van breedtesport en een smalle top van topsport. De breedtesport
creëert een basis voor topsport (aanvoerfunctie). De topsport stimuleert
mensen om zelf ook te gaan sporten (aanjaagfunctie).
Amateursport en beroepssport: een beroepssporter sport echt als werk, en
voor een inkomen. Een amateursporter sport omdat diegene wilt sporten en
contacten wilt leggen met anderen.
,Kenmerken van professionalisering van sport zijn:
Sporter zijn is een beroep
Sport is een vorm van betaalde arbeid
Opleiding en training door gekwalificeerde beroepsbeoefenaren
Begeleiding van de sporter op technisch, medisch, commercieel en juridisch
gebied.
Ontwikkeling van vakkennis over de sportbeoefening
Professionele leiding van sportorganisaties
Motieven om te sporten:
1. Intrinsieke motieven → motieven die verband houden met de sport zelf. Een
sporter geniet van de sport zélf, van de spelbedoeling.
2. Extrinsieke motieven → motieven die buiten de sport zelf liggen.
- Individuele motieven:
Schoonheid, door te sporten zie je er beter uit.
Gezondheid, je gewicht neemt af, je weerstand gaat omhoog en je
uithoudingsvermogen verbetert.
Welzijn, je gaat beter in je vel zitten.
Sociale contacten, je komt in contact met andere mensen.
Status, je kunt gewaardeerd worden door je omgeving.
Geld, profsporters verdienen geld met sporten.
- Sociale motieven:
Gezondheid, mensen zijn fitter en gezonder doordat ze sporten. Hierdoor
zullen de kosten van gezondheidszorg minder snel toenemen.
Pedagogisch, kinderen ontwikkelen bepaalde karaktereigenschappen.
Socialisatie, sport helpt mee met het overdragen van normen en waarden.
Integratie, minderheden in de samenleving worden geïntegreerd.
Politiek, Nederland kan gepromoot worden door de sport.
Economisch, werknemers die een sport beoefenen zijn productiever en
minder vaak ziek.
Motieven om te werken in de sportwereld:
De medische consumptie en de kosten van de gezondheidszorg verlaagd
doordat leerlingen op scholen meer gaan bewegen.
Kinderen leren met elkaar rekening te houden en zich aan te passen aan de
normen en waarden van de omgeving.
Commerciële doeleinden, sport wordt gebruikt om winst te maken.
Er worden programma’s opgezet zodat sport wordt ingezet ter bevordering
van de gezondheid van bepaalde doelgroepen.
, Hoofdstuk 2 ‘Geschiedenis van de moderne sport’
Engeland:
In Engeland werden de elite van de samenleving opgevoed met sporten zoals
voetbal, tennis, polo, cricket en atletiek. Leraren waren rolmodellen op gebied van
hun lichaam, maar ook propageerden zij atletische, Christelijke intellectuelen.
Zelfbeheersing, gehoorzaamheid, doorzettingsvermogen, moed en loyaliteit waren
dus ook belangrijke begrippen. Deze begrippen werden geëist van de toekomstige
elite. In de kazernes werd sport door militairen gegeven aan mensen van lagere
klassen. Hier leerden ze waarden als teamgeest, opofferingsgezindheid,
zelfbeheersing en besluitvaardigheid (komt veel terug bij teamsporten/militairen).
Mensen van de hogere klassen deden voornamelijk aan sport, en dit was omdat zij
tijd en geld genoeg hadden hiervoor.
Duitsland:
In Duitsland ontstond er een beweging die, vooral de jongeren, aan het turnen wilde
krijgen. Friedrich Ludwig Jahn werd gezien als de ‘turnvader’ hij leidde de beweging.
Jongeren moesten weerbaar worden zodat ze goede soldaten konden worden. “Pas
wanneer alle weerbare mannen door lichaamsoefeningen wapenklaar, door
wapenoefeningen strijdbaar, en door vaderlandsliefde krijgszuchtig zijn, mag een
volk zich weerbaar noemen.” Turnen werd dus gebruikt als middel, sterke soldaten.
De moderne Nederlandse sport werd opgebouwd uit 3 dingen: de Duitse
sportcultuur, de Engels sportcultuur en de inheemse sporttraditie. Onder de
inheemse sporttraditie vallen sportachtige vermaken zoals schaatsen, kegelen,
handboogschieten, roeien en zeilen. Deze sporten behoorden tot de volksvermaken,
waar onder andere ook katknuppelen en palingtrekken onder viel.
Sportificering = een proces waarbij volkse, sportachtige vermaken en militairen
activiteiten door middel van organisatie, institutionalisering en reglementering worden
omgebouwd tot sport.
Eind 19e, begin 20e eeuw werden er extreem veel sportverenigingen opgestart. Ook
ontstonden er overkoepelende sportbonden. Pim Mulier is erg verbonden met de
introductie van Engelse sporten in Nederland. Mulier heeft ook veel verschillende
sportclubs opgericht, onder andere de 1e tennisclub en een voetbalvereniging. Mulier
nam het initiatief voor evenementen die tegenwoordig zijn uitgegroeid tot iconen van
de Nederlandse sport. Ook zorgde hij ervoor dat een aantal sporten een sterke
organisatie kreeg met reglementering, vaste regels en competities. De sport werd
dus gereglementeerd, geformaliseerd en gestandaardiseerd.
Innovators zijn de mensen die als eerste bepaalde sporten beoefenen en daarmee
een trend veroorzaken. Early adopters zijn mensen die als eerste de innovators
volgen. Innovators en early adopters zijn belangrijk als opinion leaders. De groep
early majority volgt de trendsetters, maar op een voorzichtige manier.