Samenvatting
Social Psychology
Fourth edition
Eliot R. Smith –
Diane M. Mackie –
Heather M. Claypool
Bevat hoofdstuk 1 - 10 en hoofdstuk 13 en 14
,Hoofdstuk 1 Wat is sociale psychologie?
De resultaten van de studie van Hastorf en Cantril (1954) van het voetbalspel van Princeton
University vs. Dartmouth College toonden aan dat waarnemers verschillende conclusies kunnen
trekken over dezelfde gebeurtenis.
De studie van Axsom, Yates en Chaiken (1987) over overtuiging heeft dat aangetoond wanneer een
probleem relevant is, men niet wordt overtuigd door zwakke argumenten of reacties van het publiek.
Een definitie van sociale psychologie
Sociale psychologie is de wetenschappelijke studie van de effecten van sociale en cognitieve
processen op de manier waarop individuen elkaar waarnemen, beïnvloeden en zich verhouden tot
anderen.
Wetenschappelijke studie: als wetenschappers bestuderen sociaal psychologen sociaal gedrag
systematisch en proberen de misvattingen en verstoringen te vermijden die zo vaak ons gezond
verstand beïnvloeden
Sociale processen: zijn de manieren waarop de input van de mensen en groepen om ons heen
onze gedachten, gevoelens en gedrag beïnvloeden.
Cognitieve processen: zijn de manieren waarop onze herinneringen, percepties, gedachten,
emoties en motieven ons begrip van de wereld beïnvloeden en onze gedrag sturen
Sociale en cognitieve processen zijn onlosmakelijk met elkaar verweven:
Sociale processen beïnvloeden ons zelfs wanneer anderen niet eens fysiek aanwezig zijn
De sociale processen die ons beïnvloeden, zelfs wanneer anderen fysiek aanwezig zijn, hangen af
van hoe we deze ander en zijn acties interpreteren, en dus van de werking van cognitieve
processen
Sociale psychologie probeert het sociale gedrag van individuen te begrijpen, een focus die hen
onderscheidt van sociologie, politieke wetenschap en andere sociale wetenschappen. Sociale
psychologie probeert de redenen te begrijpen waarom mensen zich gedragen zoals ze doen in sociale
situaties. Een dergelijk begrip helpt ons gebeurtenissen in ons eigen leven uit te leggen.
Historische trends en huidige thema’s in de sociale psychologie
Oude Grieken: de studie van de menselijke conditie werd beschouwd als het domein van de
filosofie. Plato speculeerde over de ‘crowd mind’; Zelfs de wijste mensen transformeren naar
irrationeel gespuis wanneer zij zich in een groep bevinden.
De ontwikkeling van de sociale psychologie moest wachten tot de opkomst van de bovenliggende
discipline: de wetenschap van psychologie. Dit kwam op in de late 19 e eeuw, toen Duitse
onderzoekers experimentele technieken begonnen te gebruiken om mentale processen te
begrijpen.
Een studie gepubliceerd in 1898, door Norman Triplett, wordt gezien als het eerste onderzoek
voor sociale psychologie.
Triplett, die ontdekte dat zwemmers en fietsers beter presteerden wanneer ze het tegen rivalen
moesten opnemen, vroeg zich af of aanwezigheid van andere mensen in het algemeen gunstig effect
heeft op prestatie. Hij testte dat bij schoolkinderen: hij liet hen visdraad opwinden met en zonder
aanwezigheid van anderen. De prestatie verbeterde wanneer er anderen bij waren.
Ringelmann kwam met een op het oog tegenstrijdige bevinding in een studie uit 1880: wanneer
mensen touwtrekken in aanwezigheid van anderen, deden ze minder moeite dan wanneer ze alleen
werkten.
1
, Triplett en Ringelman zijn niet noodzakelijkerwijs inconsistent: de aanwezigheid van anderen
heeft een positief effect op de prestatie wanneer individuele bijdrage gemakkelijk herkend
wordt.
De eerste twee tekstboeken over sociale psychologie verschenen in 1908. Volgens de auteur van
één van deze boeken, William McDougal, ontstond al het sociale gedrag uit aangeboren
neigingen of instincten.
Het andere boek, van E.A. Ross, benadrukte dat mensen sterk worden beïnvloed door anderen,
of die anderen fysiek aanwezig zijn of niet; dat werd al snel een centraal thema in de sociale
psychologie.
Vroeg in de 20e eeuw werd de Amerikaanse psychologie overgenomen door een behavioristische
aanpak, dit perspectief ontkende de wetenschappelijke validiteit dat mentale gebeurtenissen zoals
gedachten, gevoelens en emoties verklaringen kunnen zijn voor gedrag.
De meeste sociale psychologen boden weerstand tegen deze behavioristische aanpak. Ze
aanvaardden het argument van de behavioristen dat het uiteindelijke doel van de wetenschap is om
gedrag te verklaren, maar hun studies toonden aan dat gedrag niet kon worden verklaard zonder
rekening te houden met de gedachten en gevoelens van mensen. Al vanaf het begin was de sociale
psychologie onderscheidend in zijn overtuiging dat het begrijpen en meten van de gedachten,
overtuigingen en gevoelens van individuen essentieel zijn in het begrijpen van hun openlijke gedrag.
In 1930 vluchtten een aantal psychologen voor de Nazi’s naar Amerika, hierdoor was de
belangrijkste groei in sociale psychologie sterk geconcentreerd in Noord Amerika. Bovendien
versterkte deze toestroom van Europese onderzoekers de speciale nadruk van de sociale
psychologie op hoe mensen de wereld interpreteren en hoe ze worden beïnvloed door anderen.
De meeste Europese psychologen waren getraind in Gestalt theorie i.p.v. behaviorisme.
Rond dezelfde tijd kwamen onderzoekers in toenemende mate onder de indruk van de
alomtegenwoordigheid van culturele invloeden op gedachten en gedrag van mensen.
Onthullingen van de nazi-genocide lieten mensen nadenken over de bron van vooroordelen.
Antwoorden op praktische problemen die WOII veroorzaakte, werden nu ook gezocht: bijv.
voedseltekorten
Kurt Lewin: vond dat actieve deelname aan discussiegroepen effectiever was om te veranderen met
welk voedsel vrouwen hun gezinnen voedden, dan passief luisteren naar lezingen.
Samuel Stouffers’ onderzoek naar het moreel van Amerikaanse soldaten toonde aan dat het meer
afhing van de interpretaties van de soldaten over hoe ze het deden in vergelijking met andere
mannen, dan van hoe goed ze het eigenlijk echt deden. Het belang van vergelijken met anderen en
manieren waarop vergelijkingen kunnen leiden tot gevoelens van relatieve deprivatie zijn nog steeds
belangrijke onderwerpen in huidig sociaalpsychologisch onderzoek.
Carl Hovland: huidige theorieën bouwen voort op zijn oorspronkelijke manifestatie dat overtuiging
afhangt van wie het bericht aflevert, wie het bericht ontvangt en hoe het bericht wordt verwerkt.
Het werk van Kurt Lewin belichaamt het thema dat de jonge discipline kenmerkt: hij stelt dat al het
gedrag afhangt van de individuele ‘life space’ van een persoon. Hij definieert dat als een subjectieve
kaart van de huidige doelen van een persoon en zijn of haar sociale omgeving. Dit linkt twee thema’s
aan elkaar: dat de subjectieve interpretatie van de realiteit van mensen de belangrijkst bepalende
factor is van hun overtuigingen en gedrag én dat sociale invloed deze interpretaties en gedragingen
samenstelt. Lewin had een gave voor het uitvoeren van onderzoek dat het testen van theorieën
combineerde met het oplossen van problemen; ‘Er is niets zo praktisch als een goede theorie’.
Zowel de basis als de toegepaste sociale psychologie bloeide op in de Verenigde Staten tijdens de
welvarende jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw. Tegen de jaren zeventig had de sociale
psychologie aan beide zijden van de Atlantische Oceaan een reeks betrouwbare en herhaalbare
2
, bevindingen ontwikkeld, wat een teken van wetenschappelijke volwassenheid is. De tijd was rijp voor
zowel interne integratie – het samenvoegen van verschillende specifieke themagebieden tot bredere
verklaringen van gedrag, als externe integratie - toenemende aandacht voor het aangrenzende
wetenschappelijke veld en voor belangrijke sociale problemen.
Toen de strakke greep van het behaviorisme op de Noord-Amerikaanse psychologie eindelijk
werd verbroken, begon een cognitieve revolutie in de jaren zestig.
De cognitieve revolutie was geen revolutie voor de sociale psychologie, want die basis was al
tientallen jaren eerder gelegd in het werk van Allport, Sherif en Lewin in de jaren 30, en in het
werk van Stouffer en Hovland in de jaren 40 van de 20 e eeuw.
Bekende concepten als attitudes, normen en overtuigingen werden nu toegepast in nieuwe
onderzoeksgebieden.
Dat werd in de jaren ’70 en ’80 enorm vergemakkelijkt door de toepassing van
onderzoekstechnieken.
Theoretische belangen en bewezen experimentele methoden kwamen samen toen onderzoekers
in veel gebieden van de sociale psychologie zich richtten op de studie van cognitieve processen.
Wetenschappelijk inzicht in de manier waarop sociale en cognitieve processen samenwerken om
al het sociale gedrag te vormen, had voordeel bij de toenemende integratie van de Noord-
Amerikaanse sociale psychologie met de Europese sociale psychologie, waar de impact van
sociale groepslidmaatschappen al lang een dominant thema was.
In de late 20e eeuw werden onderzoekers geconfronteerd met bevindingen waaruit bleek dat zelfs
wat als 'basisprocessen' wordt beschouwd opvallend verschilt in verschillende landen en culturen.
Onderzoekers ontwikkelen nu theorieën over wanneer en waarom de verschillen optreden, en
sociaal psychologen integreren deze theorieën nu met de principes van hun eigen wetenschap om
een beter inzicht te krijgen in welke aspecten van sociaal gedrag bijzonder gevoelig zijn voor
culturele contexten, en waarom.
Andere nieuwe theoretische trends worden ook opgenomen in het sociaal psychologisch denken:
Evolutionaire psychologie benadrukt dat mensen net als andere dieren, processen hebben
ontwikkeld voor het oplossen van specifieke problemen die zich in de loop van de evolutie
hebben voorgedaan.
Het belichamingsperspectief (embodiment perspective) stelt dat menselijk denken en oordelen
diep verweven zijn met zintuiglijke ervaringen en lichamelijke beweging, in plaats van alleen
gebaseerd op abstracte kennis.
Een recente explosie van onderzoek naar neurowetenschappen heeft geleid tot de ontwikkeling
van krachtige onderzoeksmethoden die nieuwe inzichten hebben opgeleverd in hoe onze
hersenen sociale informatie vertegenwoordigen en verwerken.
Omdat vrijwel al het sociaalpsychologisch onderzoek relevant is voor belangrijke maatschappelijke
kwesties, is het tegelijkertijd fundamenteel en toegepast. Dezelfde onderliggende sociale en
cognitieve processen werken overal waar mensen waarnemen, beïnvloeden en met elkaar omgaan,
zowel in het onderzoekslaboratorium als daarbuiten.
Belangrijke toepassingsgebieden voor de sociale psychologie zijn:
gezondheid milieu
educatie bedrijfsleven
recht
3