VERHOEVEN
H1 Diagnostiek: het inschatten van mensen
Diagnostiek is het voorspellen van menselijk gedrag. Dagelijks maken we bewust en onbewust
inschattingen van situaties en mensen om ons heen. Op basis hiervan nemen we beslissingen. Als
mensen nemen wij niet automatisch de juiste beslissingen; er zitten valkuilen in ons
beoordelingsvermogen.
1.1 Besliskunde
Op een bepaalde manier is iedere leek een psycholoog. Iedereen heeft ideeën over hoe andere
mensen in elkaar steken, wat ze waarom doen, hoe ze op specifieke situaties zullen reageren en hoe
hun karakter is. Vooraf kunnen voorspellen wat er zal gaan gebeuren is het beste bewijs voor het feit
dat je werkelijk begrijpt hoe iets in elkaar steekt. Psychologen zijn niet de enigen die voortdurend
voorspellingen moeten doen. Ook artsen, schoolhoofden, weermannen en echtgenoten voorspellen.
Tekst en criterium
Twee variabelen spelen een hoofdrol in het voorspellingsproces: een beoordelingsmoment nu en een
beoordelingsmoment ergens in de toekomst. Dit noemen we test en criterium. De mate waarin deze
twee beoordelingen met elkaar overeenstemmen, zegt iets over de kwaliteit van je voorspellingen en
je beoordelingsvermogen. Bij eenmalige voorspellingen is het lastiger, maar wanneer je bepaalde
voorspellingen vaak doet, is het mogelijk aan de hand van de juistheid van je voorspellingen in het
verleden een uitspraak te doen over jouw bekwaamheid in de vaardigheid van het voorspellen. We
doen dan een voorspelling over hoe goed jij als voorspeller zult functioneren. Dit noemen we
predictieve validiteit.
De besliskundematrix
Valid Positive (VP): de voorspelling was positief en waar.
False Positive (FP): de voorspelling was positief, maar niet waar.
False Negative (FN): de voorspelling was negatief, maar niet waar.
Valid Negative (VN): de voorspelling was negatief en waar.
De kwaliteit van de voorspeller neemt toe naarmate hij meer Valids scoort
en zo min mogelijk False beslissingen neemt. Een voorspeller kan een
persoon zijn, maar ook bijvoorbeeld een test of assessmentprogramma.
1.2 Correlaties
Voorspellingen van de soort ja/nee kun je uitdrukken met de besliskundematrix.
Lastiger wordt get wanneer we bijvoorbeeld de temperatuur gaan voorspellen.
Hiervoor is de correlatiecoëfficiënt ontwikkeld. Dit is een getal tussen de 0 en 1.00
dat de sterkte van de relatie tussen twee variabelen aangeeft. In de natuurkunde
treffen we perfecte relaties aan.
Niet-perfecte correlaties
In de menswetenschappen zullen we nooit dergelijke perfecte relaties aantreffen. Er zit
een patroon in de puntenwolk. We kunnen een lijn tekenen die precies door het midden
van de puntenwolk gaat. Ook kunnen we een soort ellips tekenen die aangeeft hoe plat
of bol de verzameling punten is. Deze platheid of bolheid kunnen we in een getal
uitdrukken en is de correlatiecoëfficiënt. Nadert de coëfficiënt de 1.00, dan is de ellips
zeer plat (lijn). Hoe boller de ellips, hoe lager de correlatiecoëfficiënt. Wanneer die 0.00
is, is er totaal geen relatie tussen twee variabelen. Bij 0.5 is er een behoorlijke relatie.
1
,De correlatiecoëfficiënt is een zeer belangrijk getal. Daarmee kunnen we variabelen inschatten die in
de toekomst gaan plaatsvinden of variabelen die niet direct zichtbaar zijn. De psychodiagnostiek is
voortdurend op zoek naar persoonlijkheidsvariabelen waarmee andere variabelen voorspeld kunnen
worden.
1.3 Fouten in ons beoordelingsvermogen
De mens is doorgaans geen slechte diagnost. Dat geldt vooral voor praktische zaken en
veelvoorkomende aspecten. Het ligt anders wanneer we ingewikkelde problemen moeten
inschatten. De sociale psychologie heeft ons gewezen op structurele mankementen in de manier
waarop we tot inschattingen en voorspellingen komen.
1.3.1 Verstandige fouten
Ze helpen ons problemen te voorkomen. Niet alle fouten zijn even kostbaar. Een hart zal het minste
geritsel interpreteren als de aanwezigheid van een leeuw, om zo het aantal FN’s tot een minimum te
beperken. Hierdoor neemt het aantal FP’s, het aantal nodeloze renpartijen, toe.
Elke beslissing heeft twee kanten
In de mensenwereld is dat net zo, o.a. bij de bestrijding van criminaliteit. Het verminderen van het
aantal mensen dat schuldig is, maar toch wordt vrijgesproken (FN), hangt samen met het toenemen
van het aantal mensen dat onschuldig is en toch wordt veroordeeld (FP). Dit is een ethische discussie.
Een ander voorbeeld is strenge eisen stellen voor een opleiding of beroep. De luchtmacht probeert
het aantal FP’s te minimaliseren (uitval is duur), waardoor het aantal FN’s ook zeer groot is.
Dergelijke fouten van de kosten van foute beslissingen komen overal in je leven voor.
1.3.2 Overschatting van specifieke kansen
De kans dat bepaalde gebeurtenissen zich voordoen of de kans dat iemand over een bepaalde
eigenschap beschikt, wordt soms verkeerd ingeschat. Veel mensen gaan af op wat intuïtief logisch
klinkt en vergeten een heel belangrijk gegeven, namelijk de base rate. De kans dat familie Jansen als
huisdier een hond heeft, is altijd groter dan de kans dat hun huisdier een hond is én dat die hond
bruin is.
1.3.3 Beschikbaarheidsheuristiek
We laten gebeurtenissen veel zwaarder wegen dan dingen die niet gebeurd zijn, zelfs als die juist
daarom des te meer bijzonder zijn. Als we horen over een moord zijn we geschokt en laten we ons
bang maken, terwijl de moordcijfers historisch laag zijn. Dit is bekend geworden als de
beschikbaarheidsheuristiek; van dingen waarover we snel voorbeelden uit ons geheugen kunnen
opdiepen, denken we ook dat ze vaker voorkomen.
1.3.4 Regressie naar het gemiddelde
Soms voel je je fit, soms beroerd en enkele keren echt ziek. Op het dieptepunt van je ellende komt
een vriend langs die zegt dat hij kan toveren en dat je je over twee weken beter zult voelen. Dit klopt,
omdat je wanneer je op je slechtst bent, je hoogstwaarschijnlijk daarna naar het gemiddelde zult
trekken. Die kans is groter dan dat je nog extremer zult scoren. Het is het effect van spontaan herstel.
Extreme scores vallen meer op en wegen dus zwaarder mee. Beoordelaars kunnen de fout ingaan en
geen rekening houden met de regressie naar het gemiddelde. In psychologische testen is daar wel
rekening mee gehouden, door bijvoorbeeld 5 vragen over de eigenschap ‘extraversie’ te stellen in
plaats van 1.
1.3.5 Eerste en laatste indruk
Het primacy- en recency-effect: we onthouden het best wat er aan het begin en aan het eind
gebeurde. Dingen die we makkelijk onthouden zijn vlot mentaal beschikbaar en drukken het sterkst
2
,hun stempel op onze meningsvorming. Daarom weegt de eerste indruk ook zo zwaar.
1.3.6 Voorbarige reductie van cognitieve dissonantie
De cognitieve dissonantietheorie: mensen worden op een zeer krachtige manier gedreven door een
streven ideeën onderling en hun acties met elkaar in overeenstemming te houden. We hebben
moeite met botsende ideeën. We zijn sterk gemotiveerd dissonantie op te heffen.
Experimenteel bewijs van cognitieve dissonantiereductie
Het 20 dollar-experiment van Festinger. 2 groepen studenten deden een middag lang een vervelende
klus. De ene groep kreeg een vergoeding van 1 dollar en de andere groep een vergoeding van 20
dollar. De groep die 1 dollar kreeg vond de taak leuker. Beloning veroorzaakt geen intrinsieke
motivatie. Festinger verklaarde de uitkomst door cognitieve dissonantie. De studenten zijn niet
gestopt, omdat ze zichzelf bijvoorbeeld wijsmaakten dat de klus niet zo vervelend was. De 20 dollar-
groep had geen last van cognitieve dissonantie en voerde de taak alleen uit voor het geld.
Vasthouden aan bestaande opvattingen
We laten onze eerste indruk zwaar wegen en gaan latere informatie selectief filteren. We zoeken
naar een logisch samenhangend beeld. Hierop zijn de horn- en halo-effecten gebaseerd. Halo-effect:
op basis van een aantal positieve zaken die we van iemand hebben gezien, nemen we aan dat hij ook
op andere vlakken bijzonder zal presteren. Het omgekeerde geldt bij het horn-effect.
Ook als psychodiagnost zijn we voortdurend theorieën aan het ontwerpen over cliënten. Wanneer
iemand een aantal symptomen vertoont van faalangst, zijn we geneigd informatie die dit beeld lijkt
te bevestigen zwaar te laten wegen en informatie die het kan ontkrachten te vergeten.
1.4 Remedies tegen beoordelingsfouten
De eis om te zoeken naar Contrary Evidence. Dit betekent dat als jij je mening hebt gevormd, je
bewust gaat zoeken naar aanwijzingen voor het tegenovergestelde. Bijvoorbeeld als je zegt dat alle
zwanen wit zijn, ga je op zoek naar een zwarte zwaan. Lukt dit, dan moet je je mening bijstellen. Lukt
het niet, dan kun je met iets grotere zekerheid zeggen dat je aanvankelijke mening klopte. Dit heet
falsificatie; je bedenkt experimenten die een wetenschappelijk probleem onderuit kunnen halen.
Een andere methode is meerdere personen in te schakelen om tot een eindoordeel te komen; de
multi-ratermethode. Zo kan een TP’er een kind interviewen, een collega de ouders en een test
assistent testen afnemen.
H2 Kenmerken van en kwaliteitseisen aan
diagnostische instrumenten
Psyche (ziel), dia (door), gnoosis (kennen)
Alle mensen schatten gedrag en eigenschappen van mensen in. De psychodiagnost onderscheidt zich
van de leek in de manier waarop hij dat doet, namelijk door het gebruiken van wetenschappelijk
onderbouwde methoden en instrumenten. Er zijn drie categorieën:
1. Interviewtechnieken
2. Psychologische testen
3. Observatiemethoden
Een overig instrument is het assessment.
2.1 Drie soorten diagnostische instrumenten
Het liefst maken we gebruik van een combinatie van de genoemde drie diagnostische instrumenten.
Soms wordt ook dossieranalyse in de lijst opgenomen, maar eigenlijk bestaat zo’n analyse uit niet
3
, meer dan de historische gegevens die zijn gebaseerd op een of meer van de drie instrumenten. Deze
drie instrumenten, ook wel de gouden drie, komen we in allerlei vormen tegen.
De psychologie probeert fenomenen die leken als vaag ervaren, toch objectief en meetbaar te
maken. De meetinstrumenten zijn echter minder precies en nauwkeurig dan die van natuurkundigen.
Noch met het interview, noch met de psychologische test, noch met observatiemethoden zullen we
in alle gevallen een perfecte voorspelling kunnen doen: de onvermijdelijke foutenmarge. Een
professionele beroepshouding van een TP’er vereist dat hij of zij steeds zoekt naar het beste
instrument.
2.2 Wat maakt een test een goede test?
COTAN is een kwaliteitskeurmerk voor psychologische testen dat is afgegeven door het NIP, de
beroepsorganisatie van psychologen. Wat is het verschil tussen COTAN-gecertificeerde testen en
Libelle-testen?
1. Een professionele test wordt geconstrueerd vanuit een wetenschappelijke achtergrond.
2. Schalen zijn homogeen en zuiver.
3. Er is onderzoek gedaan naar de betrouwbaarheid en validiteit van een test.
4. De wijze waarop de test moet worden afgenomen is precies omschreven en doorgaans in
hoge mate gestandaardiseerd.
5. Testscores van een kandidaat kunnen worden vergeleken met voldoende en representatieve
normgroepen.
6. Er is onderzoek gedaan naar de meetpretenties van de test en de mate waarin de test die
kan waarmaken.
Testgebruikers volgens tesconstructeurs
Een TP’er en HRM’er zijn testgebruikers. Testconstructeurs zijn academische psychologen. Een TP’er
hoeft dus niet alle ins en outs te weten van wetenschappelijke en statistische methoden, maar moet
wel in grote lijnen op de hoogte zijn.
2.2.1 Het wetenschappelijk fundament van diagnostische instrumenten
Wetenschap als permanente discussie
Psychologen voelen zich lid van een wetenschappelijke gemeenschap. Ze beschouwen hun
opvattingen als tijdelijke hypotheses die voortdurend onderwerp zijn van onderzoeken en discussies.
Wetenschappelijke psychologen vinden niet zomaar iets, maar hangen een theorie aan die gebaseerd
is op de uitkomsten van experimenten en wetenschappelijk onderzoek en onderworpen is aan
kritische discussies in wetenschappelijke fora. Dit kan betekenen dat opvattingen die enige tijd terug
nog voor war werden beschouwd, inmiddels achterhaald zijn. Wetenschappelijk denken betekent dat
je accepteert dat je meningen altijd voorlopige meningen zijn, dat wetenschap een nooit eindigende
discussie is waarbij op basis van harde feiten ideeën geaccepteerd of verworpen worden.
Ook de TP’er is een wetenschapper. Hij denkt als wetenschapper en past de uitkomsten van
wetenschappelijk onderzoek toe. Hij moet de kwaliteit van zijn theorieën en instrumenten kunnen
beoordelen.
2.2.2 Gebruik van zuivere, homogene constructen
Factoranalyse is een datareductietechniek; een methode om via statistische benadering patronen en
samenhang in grote en complexe hoeveelheden te ontdekken. Veel fenomenen blijken uitingen te
zijn van gemeenschappelijke onderlinge processen of factoren. Die kun je ontdekken via statistiek.
Lengte en gewicht zijn terug te leiden tot één gemeenschappelijke factor; lichaamsomvang. Tussen
deze variabelen bestaat een hoge onderlinge correlatiecoëfficiënt. Een verzameling hoge
correlatiecoëfficiënten noemen we een factor. Schalen van vragenlijsten zijn bij voorkeur terug te
voeren tot één zo’n gemeenschappelijke factor. Dan noemen we zo’n schaal ‘zuiver’ of ‘homogeen’.
4