AFP periode 3: Spijsvertering- en
urinewegstelsel
Lessen:
- Les 1: Spijsverteringsstelsel.
- Les 2: Verantwoorde bewijsvoering.
- Les 3: Overvoeding.
- Les 4: Zorgplan.
- Les 5: Pathologie van het spijsverteringsstelsel.
- Les 6: Aanvullende diagnostiek.
- Les 7: Chronische ziekten.
- Les 8: Classificatie systemen.
- Les 9: Nierfunctie.
- Les 10: Pathologie van de nieren en het urinewegstelsel.
- Les 11: Urinewegstelsel en vochtbalans.
- Les 12: Urineverlies en dan…? Blaascontrole, diagnostiek en therapie.
- Les 13: Verantwoorde zorg.
- Les 14: Inzet van techniek.
- Les 15: RAAS.
- Les 16: Oefenvragen en verwerkingsspellen.
Hoofddoelen:
- Hanteert een onderzoekende houding ten aanzien van toepassing van technologie in de zorg.
- Beschrijft digestief- en uitscheidingssyteem en legt de relatie tussen verwante pathologie.
- Beschrijft verschillende chronische ziekten en condities.
,Les 1: Spijsverteringsstelsel.
Leerdoelen:
1. Legt uit waaruit het spijsverteringsstelsel is opgebouwd en welke accessoire organen hierbij
betrokken zijn.
2. Haalt spijsverteringsprocessen uit elkaar.
3. Geeft weer op welke wijze hormonen en enzymen een rol spelen tijdens de spijsvertering.
1. Legt uit waaruit het spijsverteringsstelsel is opgebouwd en
welke accessoire organen hierbij betrokken zijn.
Het spijsverteringsstelsel levert de brandstof waardoor alle lichaamscellen kunnen blijven
functioneren, plus de bouwstoffen die nodig zijn voor celgroei en -herstel.
Het spijsverteringsstelsel bestaat uit:
- Een gespierde buis.
- Het spijsverteringskanaal.
- Accessoire organen:
- De gebitselementen.
- De tong.
- De speekselklieren.
- De galblaas.
- De lever.
- De pancreas.
Het spijsverteringskanaal (gastro-intestinale kanaal) begint bij de mondholte en loopt via de farynx
(keelholte), oesofagus (slokdarm), maag, dunne darm en dikke darm waarna het eindigt bij het
rectum en de anus. Hoewel deze onderdelen van het spijsverteringskanaal overlappende functies
hebben, heeft elk gedeelte bepaalde gespecialiseerde gebieden en duidelijke specialisaties.
, 2. Haalt spijsverteringsprocessen uit elkaar.
De spijsvertering bestaat uit 6 samenhangende processen:
1. Ingestie: Vindt plaats wanneer voedsel via de mond het spijsverteringskanaal binnenkomt.
2. Mechanische verwerking: De fysieke bewerking van vast voedsel. Dankzij mechanische
verwerking kan het voedsel gemakkelijker door het spijsverteringskanaal worden
voortbewogen en wordt de oppervlakte van het voedsel vergroot. Daardoor kan het voedsel
gemakkelijker door enzymen worden afgebroken.
3. Vertering: Chemische afbraak van voedsel, hierbij wordt het voedsel afgebroken tot kleine
organische bouwstoffen die door het dekweefsel van het spijsverteringskanaal kunnen
worden opgenomen.
4. Secretie: Afgifte van water, zuren, enzymen en buffers door het epitheel van het
spijsverteringskanaal en door de accessoire organen.
5. Opname: Verplaatsing van kleine organische moleculen, elektrolyten, vitaminen en water
door het dekweefsel van het spijsverteringskanaal naar de interstitiële vloeistof rond het
spijsverteringskanaal.
6. Uitscheiding: De verwijdering van afvalstoffen uit de lichaamsvloeistoffen. Binnen het
spijsverteringskanaal worden deze afvalstoffen ingedikt en in de vorm van ontlasting (feces)
via de defecatie uit het lichaam verwijderd.
De bekleding van het spijsverteringskanaal speelt ook een rol bij de afweer: deze beschermt
omringende weefsels tegen slijtage die zou kunnen optreden als gevolg van zuren en enzymen van
het verteringskanaal en beschermt deze weefsels tegen bacteriën, die met het voedsel worden
ingeslikt of in het spijsverteringkanaal verblijven. Het darmepitheel en de klierproducten daarvan
vormen de niet-specifieke afweer tegen deze bacteriën; alle bacteriën die de onderliggende weefsels
bereiken, worden door macrofagen en andere cellen van het immuunsysteem aangevallen.
3. Geeft weer op welke wijze hormonen en enzymen een rol
spelen tijdens de spijsvertering.
Hormonen:
Hormoon Prikkel Herkomst Werkt in Effecten
op
Gestrine Stimulering nervus Maag Maag Stimulering vorming zuren en
vagus of aankomst enzymen, stimuleert motiliteit.
voedsel in de maag.
Aankomst van Duodenum Maag Stimuleert vorming zuren en
maaginhoud met enzymen, stimuleert motiliteit.
grote hoeveelheden
onverteerde eiwitten
Secretine Aankomst van Duodenum Pancreas Stimuleert vorming van
maaginhoud in het basische buffers.
duodenum Maag Remt afgifte maagsap en
bewegingen maag.
Lever Verhoogt snelheid galafgifte.
Cholecytoki- Aankomst van Doudenum Pancreas Stimuleert vorming enzymen in
nine (CCK) maaginhoud met pancreas.
vetten en Galblaas Stimuleert contractie galblaas.
gedeeltelijk Duodenu Veroorzaakt ontspanning
verteerde eiwitten. m kringspier aan basis galbuis.
, Maag Remt afgifte maagsap en
bewegingen maag.
CZS Mogelijk remming
hongergevoel.
Gastric inibi- Aankomst Duodenum Pancreas Stimuleert afgifte insuline door
tory peptide maaginhoud met eilandjes van Langerhans.
(GIP) grote hoeveelheden Maag Pancreas Remt afgifte maagsap en
vetten en glucose bewegingen maag.
Enzymen:
Enzym Bron Substraat Producten
CARBOHYDRASEN
Amylase Speekselklieren, Complexe koolhydraten Disachariden en
pancreas trisachariden
Maltase, sucrase, Dunne darm Maltose, sucrose, lactose Monosachariden
lactase
LIPASEN
Lipase in pancreassap Pancreas Triglyceriden Vetzuren en
monoglyceriden
PROTEASEN
Pepsine Maag Eiwitten, polypeptiden Korte polypeptiden
Trypsine, Pancreas Eiwitten, polypeptiden Korte peptidenketens
chymotrypsine,
carboxypeptidase
Peptidasen Dunne darm Dipeptiden, tripeptiden Aminozuren
NUCLEASEN
Nucleasen Pancreas Nucleïnezuren Stikstofhoudende basen
en monosachariden.