Boek:
Sociale Psychologie & Praktijkproblemen - Buunk & Veen
Het doel van dit boek is een stapsgewijze methode aan te reiken voor het oplossen van
problemen aan de hand van uit empirisch getoetste theorieën. Daarbij wordt het hele traject
doorlopen van het formuleren van een probleem-stelling via het opstellen van een theoretisch
en empirisch verankerd model tot het vormgeven van een interventieprogramma.
Hoofdstuk 1: het toepassen van theorieën
De stappen van probleemstelling tot interventieprogramma
▽Het probleem
▽De probleemstelling ⇢ De probleemstelling en het te beïnvloeden gedrag of de te
veranderen attitude zijn aan het begin niet heel duidelijk. Vaak is het een reeks aan problemen
die benoemd wordt, of is er eensgezindheid over welk probleem het belangrijkst is. In deze
fase moet er niet alleen uit de diverse problemen een heldere probleemstelling gefilterd
worden, maar ook nagaan of er wel een gemeenschappelijke probleemstelling geformuleerd
kan worden. Hierbij is het belangrijk dat het gaat om een concreet, sociaal-psychologisch
probleem, waarbij sprake is van een gedrag, een affectieve reactie of een attitude bij een
aanwijsbare groep die men wil veranderen. Wanneer er geen probleemstelling geformuleerd
kan worden, is er waarschijnlijk geen sociaal-psychologische benadering van het probleem
mogelijk.
▽Verklaringen ⇢ Om tot verklaringen voor het probleem te komen, zijn er en aantal
procedures die doorlopen moeten worden. Allereerst begint men met het formuleren van een
eindvariabele, de variabele die uiteindelijk veranderd dient te worden. Vervolgens worden in
de divergente fase met behulp van associatieve technieken en door het op verschillende
wijzen gebruiken van theorieën zoveel mogelijk verklaringen voor het probleem gegenereerd.
In de convergente fase, wordt het aantal verklaringen via verschillende procedures
gereduceerd.
▽Procesmodel ⇢ Bevat een keuze van de meest relevante en plausibele factoren/variabelen.
Daarnaast wordt bij deze stap ook ingegaan op de manier waarop men de empirische
onderbouwing van een model kan vaststellen.
▽Interventieprogramma ⇢ Uiteindelijk is het doel om tot een interventieprogramma te komen.
De toets voor de waarde van het ontwikkelde verklaringsmodel is of deze leidt tot interventies
die het oorspronkelijke probleem verhelpen. Het is alleen mogelijk om tot een bruikbare
interventie te komen, wanneer in het model beïnvloedbare en veranderbare variabelen
voorkomen. Vervolgens wordt er bij de meest beïnvloedbare en belangrijkste factoren in het
verklaringsmodel mogelijke interventies te bedacht.
Het toepassen van theorieën
Het toepassen van inzichten uit empirisch getoetste sociaal-psychologische theorieën bij het
oplossen van praktische problemen staat centraal in het boek, in het bijzonder bij het
ontwikkelen van verklaringen, het opstellen en toetsen van het procesmodel en het vormgeven
van interventies.
De meeste inzichten zijn gebaseerd op laboratoriumexperimenten. Het doen van
laboratoriumexperiment legt beperkingen op het aantal variabelen dat men tegelijk kan
bestuderen, waardoor het altijd een simplificatie van de werkelijkheid is. Hier ligt ook de kracht:
1
,laboratoriumexperimenten geven een helder inzicht in de vraag of een bepaalde factor werkt
en onder welke omstandigheden dat vooral het geval is. Tegelijk laten ze niet zien of deze factor
voor de aanpak van een bepaald probleem ook de meest belangrijke is. Maar ze zullen nooit
kunnen voorspellen wat in de complexe realiteit de allerbelangrijkste factor zal zijn. Het is dan
ook aan de toepasser om in te schatten welke factoren in een concrete situatie sterk genoeg
zullen zijn om een merkbaar effect te hebben. Een tweede mogelijke beperking bij het
toepassen van resultaten uit laboratoriumexperimenten is dat de relevante variabelen in het
veld onvoldoende onderzocht zijn in het laboratorium.
Een andere moeilijkheid bij het toepassen van bestaande theorieën, is het mogelijk dat
deze leiden tot tegenstrijdige verklaringen. Dit vaak voort uit het feit dat nog onvoldoende
onderzocht is welk idee juist is en welk niet, of hoe deze tegenstrijdige resultaten aan elkaar
gekoppeld kunnen worden. Daarnaast kan het ook zijn dat deze tegenstrijdige verklaringen de
tegenstrijdige gedachten die een persoon zelf heeft weerspiegelen. In dit geval zou het feit dat
verschillende theorieën verschillende tendensen verklaren, niet betekenen dat de theorieën
elkaar tegenspreken, maar dat mensen zichzelf tegenspreken.
Tot slot zou een van de problemen met de toepassing van de sociale psychologie
kunnen zijn dat de inzichten vaak triviaal zijn; de inzichten uit de sociale psychologie en de
sociale wetenschappen in het algemeen, zijn vaak bijzonder voor de hand liggend. Echter kan
het ook zijn dat we denken dat we de inzichten uit onderzoeken al kennen. Dit heeft een aantal
redenen:
○ Mensen zijn sociale wezens die in hun leven veel kennis opbouwen over het sociale gebeuren.
Men formuleert voor zichzelf en leert van anderen, allerlei ‘wetmatig- heden’ over hoe mensen
in elkaar zitten en reageren. We realiseren ons veelal niet hoe strijdig deze inzichten uit het
gezonde verstand met elkaar zijn.
○ De menselijke geest is uitermate flexibel; de meeste uiteenlopende feiten en wetmatigheden
kunnen we wel ergens in onze denkschema’s inpassen.
○ Er bestaat een hardnekkige neiging te vinden dat we iets ‘allang wisten’, of ‘altijd al gedacht
hadden’.
Hoofdstuk 2: van probleem naar probleem stelling
Onder een probleemstelling wordt in het boek ‘een heldere omschrijving van wat precies het
probleem is, met daaraan expliciet gekoppeld de vraag wat de achtergronden van het
probleem zijn, en in het bijzonder de vraag hoe er iets aan het probleem gedaan kan worden’
verstaan. Het probleem moet geformuleerd kunnen worden in termen van concrete
gedragingen, houdingen of affectieve reacties. Daarnaast moet ook worden aangegeven voor
wie het een probleem is, waarom het een probleem is, dat het een sociaal-psychologisch
probleem is en in hoeverre het probleem beïnvloedbaar lijkt.
Een goede probleemstelling is om verschillende redenen belangrijk. Een heldere
probleemstelling maakt duidelijk wat men precies moet verklaren, biedt invalshoeken voor het
vinden van relevante literatuur en is daarmee de basis voor een goed procesmodel. Maar met
name het uitwerken en vormgeven van interventies is bijna onmogelijk zonder dat men grondig
in kaart heeft gebracht wat precies het probleem is.
Criteria voor een goede probleemstelling (2.2)
Bij het formuleren van een goede probleemstelling zijn er een aantal criteria waar aan voldaan
moet worden:
○ Er moet helder geformuleerd zijn wat het probleem is.
2
, ○ Het moet een toegepast probleem zijn, waar niet alleen oorzaken voor gezocht moeten
worden maar ook interventies voor gevonden moeten worden.
○ Het probleem moet concreet zijn. Er kan waarschijnlijk bij een nadere verkenning een redelijk
duidelijk te omschrijven gedrag of attitude worden aangegeven die veranderd dient te
worden.
○ Er moeten redenen gegeven worden waarom het een probleem is, dus het moet duidelijk zijn
waar het probleem toe leidt.
○ Daarnaast moet het duidelijk zijn voor wie het een probleem is.
○ Mogelijke oorzaken en achtergronden moeten benoemd worden.
○ Het is vooral een sociaal-psychologisch probleem.
○ Het probleem moet beïnvloedbaar zijn, men moet zich bewust zijn van het probleem en staat
open voor verandering.
Al deze punten dienen behandeld/uitgevraagd te zijn bij de opdrachtgever. Het criterium voor
een goede probleemstelling is niet zozeer dat alle vragen tot in detail behandeld zijn, als wel
dat een aantal relevante vragen langsgelopen is en, voor zover mogelijk bij een beperkte
tijdsinvestering, in eerste aanzet beantwoord is. Op de meest relevante vragen wordt in het
navolgende verder ingegaan. Het is belangrijk dat ervoor gewaakt wordt dat men de
probleemstellingen te veel inperkt en zich al vastlegt op bepaalde verklaringen.
Kernvragen om van probleem tot probleemstelling te komen (2.3)
1. Wat is het probleem? Bij de vraag wat het probleem is, komt vooral aan de orde wat men
precies moet verklaren en veranderen. Niet alleen is bij veel probleemstellingen
onvoldoende duidelijk wat nu precies het probleem is, ook schieten probleemstellingen
regelmatig langs de kern van het probleem heen. Daarvoor zijn verschillende redenen:
○ Ten eerste leidt een gesprek met de opdrachtgever vaak tot een gekleurde versie van het
probleem en de mogelijke oorzaken
○ Ten tweede hebben mensen vaak de neiging het probleem algemeen te formuleren.
Verschillende problemen worden samengevoegd tot één oorzaak ⇢ veel rotzooi op straat +
teveel auto’s = bewoners zijn niet milieubewust.
2. Is er sprake van een toegepast probleem? In het algemeen betekend dit dat de
probleemstelling naast de vraag naar het waarom, ook de vraag voorkomt naar hoe, dus
gevraagd wordt naar de wijze waarop het probleem aangepakt kan of moet worden. Het is
van belang er expliciet op te letten dat een probleemstelling niet alleen gericht is op het
achterhalen van oorzaken maar ook op het ontwikkelen en vormgeven van interventies
3. Is het probleem concreet? Het gaat hier niet om abstracte wetenschappelijke vragen, maar
om problemen waarbij concrete gedragingen, attitudes of affectieve reacties te noemen zijn
bij een aanwijsbare groep mensen. Om tot een hanteerbare probleemstelling te komen zal
er observeerbaar gedrag of een concreet vast te stellen attitude of affectieve reactie moeten
worden gespecificeerd, en zal moeten worden aangegeven om welke groep of groepen het
gaat.
4. Waarom is het een probleem? Het blootleggen van redenen waarom iets een probleem is
helpt om de probleemstelling scherper te krijgen, daarnaast helpt het aan te geven wat er
als gevolg van het interventieprogramma dient te zijn veranderd. Het is belangrijk door te
vragen waarom iets een probleem is, om te voorkomen dat de opdrachtgever zelf een
verkeerd beeld heeft van wat de oorzaak is. Een verkenning naar het waarom is daarbij ook
belangrijk omdat het waarom van een probleem mede bepaalt welke partijen ermee te
maken hebben.
3