HOORCOLLEGE 1 – De banaliteit van het kwaad
Zygmunt Bauman: De moderniteit stond de holocaust niet in de weg maar maakte haar mogelijk.
Het is precies deze cultuur van bureaucratie en organisatie die leidde tot een anonimiseren en
dehumanisering die ten dienste kon staan van een efficiënte uitroeiing geautoriseerd, georganiseerd
en gesystematiseerd door het naziregime.
> VB. De man die verantwoordelijk was voor de logistiek van het transporteren van joden:
Het feit dat hij een rol speelde in het doden van echte mensen kwam gewoon niet in hem op.
Deze overwegingen stonden niet op de lijst van dingen die hij moest doen als onderdeel van
zijn werk. (Gedachtenloosheid)
Onze moderne samenleving is een cultuur van:
- Planning, beheersing, efficiëntie, voorspelbaarheid, meetbaarheid en organisatie.
- We houden de loop der dingen graag in eigen hand.
- We willen grip houden op ons leven en denken kritisch over verandering die de orde doorbreekt.
Normatieve vragen = vragen die gaan over wat zou moeten gebeuren of wat goed of slecht is
volgens bepaalde normen, waarden of principes.
VB. Moet ik aardig zijn tegen anderen? Hoe zou het moeten zijn?
Feitelijke vragen: vragen die gaan over wat echt is, wat feitelijk gebeurt, of wat empirisch
waarneembaar is. Hebben betrekking op objectieve feiten.
VB. Correleert werkloosheid met BBP?
Twee soorten normatieve claims:
1) Conditionele (of instrumentele) normatieve claims
2) Onconditionele (of intrinsieke) normatieve claims
Conditionele (of instrumentele) normatieve claims = claims over wat je moet doen als je een
specifiek doel wilt behalen
VB. Als je een goed imago wilt behouden, moet je als bedrijf geen producten afnemen van
plekken waar producenten zich waarschijnlijk schuldig maken aan slavernij.
Onconditionele (of intrinsieke) normatieve claims = claims over dingen die je simpelweg moet doen
VB. je moet als bedrijf geen producten afnemen van plekken waar producenten zich
waarschijnlijk schuldig maken aan slavernij.
Feitelijke claim = In een efficiente markt, gaan bedrijven die hun winst niet maximaliseren failliet.
Conditionele normatieve claims = Als je winst wil maximaliseren, dan moet je X doen.
,Moraliteit/ ethiek = nadenken over de vraag wat goed en fout gedrag is.
Bedrijfsethiek = de studie van welk gedrag goed en fout is binnen de context van het bedrijfsleven
Vier contexten van bedrijfsethiek:
1) Rechten: mag dit wel?
2) Het goede: Wat is goed om te doen?
3) Deugden (karaktereigenschappen): Wie wil ik zijn?
4) Grenzen in het denken: Moet je er wel zo over nadenken?
Er is een verschil tussen Moraliteit en de wet; niet alles dat is verboden is immoreel en niet alles dat
immoreel is is verboden.
VB. Vreemdgaan (niet verboden, wel immoreel)
VB. Door rood fietsen (wel verboden, niet immoreel)
Morele redenen:
1. Spidermanprincipe = hoe meer macht je hebt over de wereld, hoe meer verantwoordelijkheid je
hebt voor de wereld.
VB. Starbucks heeft als groot winstmakend bedrijf de mogelijkheid om iets te doen aan de
slavernij op de koffieplantages, dus moeten ze dat doen.
2. Wederkerigheidsprincipe = omdat bedrijven profiteren van andere actoren, hebben ze ook de
verantwoordelijkheid om goed met ze om te gaan.
VB. Starbucks profiteert van mensen die verder in de supply-chain koffie oogsten, dus
moeten ze doen wat ze kunnen als het gaat om de werkomstandigheden van deze mensen.
3. Negatieve externaliteiten = economische activiteit creëert vaak negatieve consequenties voor
derden (zoals CO2 uitstoot)
VB. Door koffie te verkopen van plantages die aan slavernij doen, zijn er negatieve
consequenties voor deze werkers, die niet zijn meegenomen in de prijs.
Strategische redenen:
1. Imago = Immoreel gedrag leidt tot imagoverlies
2. Samenwerking = Het goed behandelen van werknemers en klanten zal ook leiden tot goed gedrag
naar je bedrijf
, HOORCOLLEGE 2 – Fundamentele vragen over ethiek
Morele waarde oordelen = wat is goed of slecht
Autonomie = keuzevrijheid, vrije wil
Normatieve ethische vraagstukken = vragen over wat goed of fout is in specifieke situaties.
VB. Is het oke om te liegen om zo iemand te beschermen?
Fundamentele ethische vraagstukken = vragen over de ethiek/regels/interpretatie zelf.
Waarom we nadenken over goed en fout, en waar onze ideeën over moraliteit vandaan komen.
VB. Zijn er universele regels over wat juist is, of hangt dat af van de cultuur waarin we leven?
> Ondermijnen de ethiek en normatieve vragen
> Pavlov reacties (automatische, onbewuste reacties die ontstaan wanneer een neutrale
stimulus wordt gekoppeld aan een stimulus die van nature een reactie veroorzaakt)
Morele discussies
VB. we moeten de mensenrechten van gastarbeiders in Qatar respecteren
Drie fundamentele ethische vraagstukken:
1) Moreel subjectivisme en Moreel relativisme
2) Negeren van morele waarden
3) Blaam en vrije wil
Moreel subjectivisme = Wat goed of slecht is, hangt af van de persoonlijke mening of gevoelens van
een individu (geen objectieve waarheid)
Moreel relativisme (cultuurrelativisme) = Wat goed of slecht is, hangt af van de cultuur, tijd of
situatie (niet universeel)
> geen onafhankelijk standpunt, een waardeoordeel over een andere cultuur is onmogelijk.
Negeren van morele waarden = handelen naar juridische regels en bedrijfseconomische regels en
verder bestaat er niets naast. Moraliteit heeft geen betekenis
> geen betekenis, een waardeoordeel is onmogelijk.
Blaam en vrije wil = het gebruiken van de sociologische en psychologische perspectieven om te
verklaren waarom iemand handelt op de manier dat die doet.
> cijfert autonomie weg, een waardeoordeel is onmogelijk.
Determinisme = geen vrije wil, alles ligt vast en gebeurt buiten onze controle.
- Wat er in de toekomst zal gebeuren is een directe functie van de huidige staat van de wereld en
natuurwetten.
- Als je alles weet, en je weet hoe de wereld werkt, weet je precies wat er zal gebeuren en dus ook
wat mensen zullen kiezen.
> Het brein is zoals het hart, het doet het gewoon.
> Vrije wil is een illusie, het brein heeft al bepaald wat je gaat doen.
Morele verantwoordelijkheid = houdt in dat moreel slechte keuzes blaam treft, en we mensen
prijzen om hun moreel goede keuzes.
, Drie fundamentele problemen:
1) Vrije wil: Bestaat de vrije wil wel en is deze niet nodig voor moraliteit?
2) Relativisme: Is morele discussie onmogelijk, omdat het cultuurrelatief of subjectief is?
3) Betekenis: Waarom zou je iets moeten geven om moraliteit
Twee perspectieven:
1) buitenperspectieven = objectief, impartieel kijken naar een fenomeen
> Wetenschap: vrije wil is onmogelijk, gezien vanuit de wetenschap
2) Binnenperspectief = kijken naar een fenomeen dat je zelf ervaart
> Eigen ervaring: vrije wil bestaat, gezien van onze eigen ervaringen
Vrije wil probleem: Als je vanuit het buitenperspectief kijkt, lijkt de morele keuze die we ervaren
vanuit het binnenperspectief een illusie.
Oplossingen voor het probleem van de vrij wil:
1) Compatibalisme
2) Affirmatie
Compatibalisme = Dat alles gedetermineerd is, gaat samen met de moraal en morele oordelen en
verantwoordelijkheid.
> Dat de vrije wil niet bestaat is geen probleem.
> De reden van de handeling maakt niet uit voor de moraliteit van de keuze.
> Geen vrije wil is een reden om milder te straffen, maar daden kunnen worden benoemd
VB. ongeacht of iemand kan kiezen of hij steelt, hij heeft gestolen dus hij is fout.
Probleem: Als het voorspelbaar is dat iemand een crimineel wordt, wordt het wel oneerlijk om
iemand daarvoor te straffen.
Compatibalistische oplossing: We zijn gedetermineerd, maar dat maakt morele oordelen niet
minder geldig
- het ontbreken van de vrije wil is een reden om milder te oordelen over straf en schuld als mensen
fouten maken, maar het maakt het niet onmogelijk om een slechte daad als zodanig te benoemen.
- ze hoeven discussies over de moraliteit dus niet te ondermijnen.
Affirmatie = Het is onmogelijk om te kiezen, en te leven, zonder te geloven dat je keuzes er
daadwerkelijk toe doen, en dat je keuze een werkelijke keuze is.
> Je kan niet kiezen dat je niet kiest want dat is ook een keuze, dus de vrije wil bestaat.
VB. liefde zou slechts een chemische reactie zijn, in het echte leven voelt/is dat toch anders
Probleem: wetenschappers maken een categorie fout wanneer ze stellen dat de vrije wil niet bestaat.
Ze tonen enkel dat vanuit het buitenperspectief de vrije wil niet bestaat.
Affirmatieve oplossing: omdat je niet kunt leven zonder de vrije wil te onderkennen, moeten we het
binnenperspectief serieus nemen, we moeten onszelf zien als on-gedetermineerd.