Week 1:
Belinfante & de Reede
Hfst. 2 m.u.v. § 2.2, 2.7 en 2.8
NB § 2.4 p. 28-30 hoort ook bij stof
week 4.
Hfst. 5 m.u.v. § 5.5 en 5.6.
Hfst. 6 m.u.v. § 6.6.
Hfst. 1 § 1.2 t/m 1.4.
Hst 2: De bronnen van het staatsrecht
2.1 Bronnen van het staatsrecht
De bronnen van het staatsrecht zijn:
- De grondwet
- Gewoonterechtelijke regels
- Een aantal geschreven regelingen in de vorm van wetten of algemene maatregelen van
bestuur.
2.3 Betekenis van de grondwet voor het staatsrecht
Er zijn een tal van vaste gebruiken, waarvan niet zeker is of deze tot regels van ongeschreven recht
zijn uitgegroeid. De grondwet is dus op bepaalde, zeker niet de minst belangrijke punten, onvolledig.
Op die punten bestaat wel een zekere staatsrechtelijke praktijk, die soms tot ongeschreven
constitutioneel recht wordt, soms niet of nog niet.
Rigid constitution: een grondwet die moeilijker te wijzigen is dan een gewone wet. Dit is een
bezwaar tegen de Nederlandse grondwet. Bij grondwetsherziening zijn Tweede Kamerverkiezingen
en een speciale meerderheid in beide Kamers van het parlement zijn voorgeschreven.
Maar is het wel handig om onderwerpen die constant ontwikkelen in een rigid constitution te doen?
2.4 Inhoud en systeem van de grondwet
Hoofdstukken van de Grondwet:
1. Opsomming van de grondrechter, de onvervreemdbare rechten van de mens en de burger
2. Wat men onder de regering moet begrijpen
a. Samengesteld orgaan, waarvan de onderdelen de Koning en de ministers zijn
3. Staten-Generaal, de volksvertegenwoordiging
a. Bestaat uit de twee Kamers.
4. Regels over de organisatie en bevoegdheden van de Raad van State, de algemene
rekenkamer en het ambt van Nationale ombudsman.
5. Functies van de organen uit hoofdstuk 2,3 en 4.
6. Regels over de rechtspraak.
7. Regels gegeven met betrekking tot provincies, gemeenten, waterschappen en andere
openbare lichamen.
8. Regels over herziening van de Grondwet.
a. Omdat de Grondwet fundamentele bepalingen inhoudt over het staatsbestel en
over de rechten van de burgers tegenover de overheid, bevat deze moeizame
, wijzigingsprocedure en garantie voor de burger dat grondrechten en democratische
staatsinstellingen niet lichtvaardig ongedaan gemaakt kunnen worden.
Vier additionele artikelen achter de hoofdstukken van de Grondwet:
- Add. Art 1: betrekking op grondwetherziening van 2005
o Inwerkingtreding van de kieswet
- Add. Art 2: betrekking op grondwetherziening van 2008
o Inwerkingtreding van de kieswet
- Add. Art 9: betrekking op oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid die in de
Twee Wereldoorlog zijn gepleegd (wordt bijna niet meer toegepast)
- Add. Art 19: betrekking op enkele formulieren die in de Grondwettekst van 1972 waren
neergelegd.
De Grondwet bestrijkt vele en belangrijke gedeelten van het maatschappelijk leven. De Grondwet is
bedoeld om beginselen te geven, die ge grondslag voor wetgeving en bestuur moeten zijn.
De grondwetgever heeft een consequente terminologie gevolgd, die duidelijk aangeeft of alleen de
formele wetgever regels kan of mag stellen, dan wel of deze nadere regelstelling aan lagere
wetgevers mag delegeren.
Zodra de grondwetgever het woord ‘wet’ gebruikt, bedoelt hij de formele wet, het besluit
vastgesteld door regering en Staten-Generaal samen (art. 81 grondwet) en in het staatsblad bekend
gemaakt (art 88 grondwet en art 3 Bekendmakingswet)
Als de Grondwet delegatie toestaat, is het aan de formele wetgever om uit te maken of, in hoeverre
en aan wie deze delegatie zal plaatsvinden. De lagere regelgever is wat zijn
regelsgevingsbevoegdheid betreft dus afhankelijke van de beslissing van de formele wetgever.
Spreekt de formele wet van voorschriften gestled ‘bij of krachtens’ algemene maatregel van bestuur,
dan wordt daarmee tot uitdrukking gebracht data de regering bij algemene maatregel van bestuur
de wet nader kan uitwerken, maar ook de bevoegdheid tot het vaststellen van nadere regelgeving
mag subdelegeren aan een minister of de gemeenteraad.
2.5 Ongeschreven staatrecht
Voor de staatsrechtbeoefenaar is het nodig het bestaan en de inhoud van de ongeschreven regels te
kennen. Zij maken deel uit van het ongeschreven staatrecht en zijn dus ook bron van het staatrecht.
Men mag het bestaan van een regel van ongeschreven recht niet aannemen, als zij niet in de
staatsrechtelijke praktijk wordt toegepast. Er is pas sprake van een ongeschreven rechtsregel als er
behalve een staatskundige praktijk ook een rechtsovertuiging bij de betrokkenen bestaat dat zij
volgens die praktijk behoren te handelen.
De ongeschreven normen zijn rechtsnormen. Zou men dit niet aanvaarden, dan zou de werking van
het parlementaire stelsel niet op het recht berusten, maar een uitsluitend feitelijke ontwikkeling zijn.
2.6 Verdere bronnen van staatsrecht
Het staatsrecht omvat de rechtsregels, geschreven of ongeschreven, die de samenstelling en de
functionering van de organen van het staat, hun bevoegdheden en onderlinge verhouding regelen,
en het omvat bepaalde fundamentele normen over de verhouding van de burgers tot de overheid.
Op dit gebied is een aantal wetten en algemene maatregelen van bestuur van belang.
,Zulke wetten tot uitvoering van een grondwettelijke opdracht om een materie bij de wet te regelen
noemt met wel organieke wetten.
Hst 5: de regering
5.1 Inleiding
De Staten-Generaal zijn met de regering de wetgever. Koning en ministers vormen samen de
regering en zijn als zodanig behalve medewetgever ook het bestuur.
De Staten-Generaal controleren het bestuur en oefenen daar dus ook invloed op uit. De regering
heeft in enkele gevallen tot taak de beslissing over geschillen.
5.2 De regering, een samengesteld orgaan
De regering wordt gevormd door de koning en de ministers. Zij moeten samenwerken en
gezamenlijk optreden.
Koninklijk besluit: wanneer de Grondwet en wet eist dat een bepaalde beslising door de regering
genomen wordt.
Alle wetten en koninklijke besluiten en wetten moeten door de koning en een of meer ministers
ondertekend worden. Dit is een vorm- en bevoegdheidsvoorschrift.
Algemene maatregel van bestuur: algemeen bindend voorschrift.
Volgens art 73. GW wordt over de algemene maatregel van bestuur de Raad van State of een
afdeling van de Raad gehoord. Deze grondwettelijke norm is in art. 17 van de Wet op de Raad van
State aldus uitgewerkt dat de regeringhet ontwerp voor advies dient voor te lggen aan de Afdeling
advisering van de Raad van State.
Hier van moet volgens art. 17 van de Wet op de Raad van State, in de aanhef van de algemene
maatregel van bestuur melding van worden gemaakt. En een verplichte publicatie in het staatsblad
(art. 89 GW)
5.3 De koning
Hoofdstuk 2 van de Grondwet heeft betrekking op de koning.
De taken van de koning vallen uit een in twee delen:
- De koning is he staatshoofd van het koninkrijk der Nederlanden
- De koning heeft lidmaatschap van de regering.
o Alle wetten en koninklijke besluiten moeten door de koning ondertekend worden.
De koning heeft een constitutionele positie. De Grondwet noemt de koning in talrijke artikelen.
De term ‘regering’wordt, in de grondwet gebruikt voor taakopdrachten aan de regering, waarbij
geen persoonlijke daad van de Koning vereist is. In wetten en koninklijke besluiten spreekt de reging
over zichzelf als ‘wij’ of ‘ons’.
5.4 Troonopvolging
Erfopvolging: erfgenamen van de Kroon zijn nakomenlingen van de laatst overleden Koning. Daarbij
gaan ouderen voor de jongeren, met plaatsvulling. Daarna komen eventuele broers en zussen in
aanmerking, daarna ooms en tantes. Mag niet verder dan derde graad.
, Opvolger ontbreekt: troonopvolger kan benoemd worden bij een wet.
Overlijden en afstand: zorgt voor erfopvolging. Er zijn hierop uitzondering.
Het kabinet van de koning is onderdeel van de ambtelijke dienst en is ondergeschikt aan de Koning
en maakt geen deel uit van een ministerie.
5.7 Ministers
De ministers-president en de overige ministers worden bij koninklijke besluit benoemd en ontslagen.
De minister-president is in de eerste plaats verantwoordelijk voor de eigen benoeming en voor de
benoeming van de overige ministers.
De ministers hebben meestal de leiding van een ministerie, in de praktijk ook departement
genoemd. De ministers worden bij koninklijk besluit ingesteld.
Ook kunnen ministers worden benoemd die niet belast zijn met de leiding van een ministerie:
minister zonder potefeuille. Zo’n ministers kan organisatorisch ondergebracht zijn op het meest
betrokken ministerie.
5.8 De ministerraad
De ministers vormen samen de ministerraad. De ministers-president is voorzitter van de raad.
De raad wordt beraadslaagt en besluit over het algemeen regeringsbeleid en de eenheid daarvan
bevordert.
Art 4 van koninklijk besluit van 2 maart 1994 geeft welke onderwerpen er door de ministerraad
behandeld moeten worden.
Taken minsterraad:
- Advisering aan de regering door adviescolleges.
- Onderwerpen die het buitenlandsbeleid raken
- Benoemingen
- Eenheid van het algemeen regeringsbeleid te bevorderen.
Om te taak van de raad te verlichten kan hij uit zijn midden onderraden vormen ter voorbereiding of
ter beslissing van aangelegenheden inzake bepaalde delen van algemeen regeringsbeleid.
Als een zaak in de ministerraad aan de orde is geweest, dragen alle ministers
medeverantwoordelijkheid.
5.9 De ministers-president
De MP representeert het kabinet. De MP behandeld vaak aspecten van algemeen regeringsbeleid.
De MP is lid van de Europese raad.
Intern coördineert de MP de werkzaamheden van het kabinet en heeft een politiek leidende rol.
MP is tegelijk hoofd van het Ministerie van algemene zaken.
5.10 Staatssecretarissen
De staatssecretaris treedt op in de gevallen, waarin de minister het nodig acht en met inachtneming
van de aanwijzingen van de minister. Hij is dus ondergeschikt aan de minister.