Hoorcollege 1: Introductie in de forensische psychiatrie
en psychologie & Verkenning van het werkveld
Hoofdstuk 1: Inleiding (Bakker)
1.1 Forensische psychiatrie
De term "forensisch" in forensische psychiatrie komt van het Latijnse woord "forum," dat het
marktplein en ontmoetingsplaats in een Romeinse stad aanduidde. Forensische psychiatrie is een tak
van de psychiatrie die zich bezighoudt met advies aan de rechter in verschillende rechtsgebieden,
waaronder strafrecht, civiel recht en bestuursrecht. Hoewel het oorspronkelijk geassocieerd werd
met strafrechtelijke advisering, omvat het tegenwoordig ook psychiatrische begeleiding en
behandeling van gedetineerden of patiënten onder civiel- of strafrechtelijke maatregelen. Het boek
benadrukt de rol van psychiatrie en forensische gedragskunde in het strafrecht, met toegevoegde
hoofdstukken over onderwerpen zoals tbs, risicotaxatie en ambulante forensische psychiatrie. In
2004 werden hoofdstukken over het bestuursrecht uit het boek verwijderd, waardoor de focus nu
ligt op psychiatrie in het (jeugd)strafrecht en civiele recht.
1.2 De forensische psychiatrie als afzonderlijk vak
De rol van een deskundige komt naar voren wanneer de rechter niet voldoende expertise heeft. De
rechter moet in staat zijn de juiste deskundige in te schakelen, relevante vragen te formuleren en
uitgebrachte rapporten kritisch te kunnen lezen. Forensische psychiatrie en psychologie vormen een
eigen vakgebied met overeenkomsten, maar ook verschillen ten opzichte van reguliere praktijken.
Deskundigen worden gevraagd naar zaken buiten hun normale werkzaamheden, zoals het
beoordelen van de toerekeningsvatbaarheid en het inschatten van het risico op herhaling. Het
forensisch onderzoek verschilt van reguliere praktijken, omdat het initiatief niet van de verdachte
komt en er geen vertrouwelijkheid is. Deskundigen moeten de vraagstelling begrijpen, binnen hun
expertise blijven, affiniteit hebben met het juridisch kader, en bevindingen helder kunnen
presenteren. Ze dienen ook vragen te beantwoorden tijdens de terechtzitting, wat specifieke
vaardigheden vereist om complexe gedragsdeskundige informatie begrijpelijk over te brengen aan
leken.
1.3 Uitbreiding beschikbare juridische kaders
Sommige gedragsdeskundigen staan niet altijd positief tegenover de juridische aspecten van hun
werk. Ze ervaren beperkingen bij het adviseren van behandelingen die wenselijk kunnen zijn maar
niet noodzakelijk om het recidivegevaar te verminderen. Een voorbeeld is de eis dat bevindingen en
conclusies goed onderbouwd moeten zijn, wat soms als te veeleisend wordt beschouwd, vooral
gezien de beperkte financiële vergoeding.
In het verleden is er ook geklaagd over beperkingen in het rechtssysteem met betrekking tot
dwangbehandeling bij gedetineerden. In de forensische behandeling wordt administratieve last
ervaren, zoals bij verlofaanvragen. Recentelijk is aandacht gevraagd voor de tijdrovende procedure
voor het verkrijgen van een zorgmachtiging onder de Wet verplichte ggz (Wvggz).
Ondanks deze uitdagingen vormen wetten en regels juist het kader voor forensische gedragskunde.
Ze maken het mogelijk dat deskundigen, zelfs als de verdachte niet wil meewerken,
gedragsdeskundig onderzoek kunnen uitvoeren. Er zijn verschillende juridische kaders, variërend van
vrijwillige tot gedwongen maatregelen. Wetgeving heeft ook invloed op het werk van
gedragsdeskundigen, bijvoorbeeld bij het adviseren van behandelingen.
,De ontwikkelingen in forensische gedragskunde en wetgeving zijn nauw met elkaar verbonden.
Bijvoorbeeld, de termen voor toerekeningsvatbaarheid en risicotaxatie zijn onderhevig aan
veranderingen. Het is van groot belang om deze ontwikkelingen zorgvuldig te analyseren en een
goede balans te vinden tussen de bescherming van de rechten van gedetineerden en patiënten en
de mogelijkheden voor forensische gedragskunde.
1.4 Kwaliteitsbewaking
In strafzaken is het inschakelen van gedragsdeskundigen door de rechter van groot belang vanwege
de deskundige visie die zij kunnen bieden op relevante terreinen. De rapporten die
gedragsdeskundigen opstellen, hebben aanzienlijke invloed op de strafmaat, het type straf, en de
beslissingen van de rechter, zoals het al dan niet opleggen of verlengen van een
terbeschikkingstelling. De conclusies en adviezen van deze deskundigen worden doorgaans
nauwgezet opgevolgd, wat het cruciaal maakt dat er eisen worden gesteld aan de kwaliteit van deze
rapportages.
Het toezicht op de uitgebrachte rapportages vindt plaats tijdens de zitting, waar procespartijen
opmerkingen kunnen maken en vragen kunnen stellen aan de deskundige, die onder ede kan
worden bevraagd. Uiteindelijk beoordeelt de rechter in het vonnis of arrest de kwaliteit van de
rapportage en beslist of deze voldoende is, de gestelde vragen afdoende zijn beantwoord, en of de
conclusies en adviezen bruikbaar zijn.
Deskundigen die rapporteren in het strafproces hebben doorgaans een opleiding tot pro Justitia
Rapporteur gevolgd bij het NIFP, als voorbereiding op registratie in het Nederlands Register
Gerechtelijk Deskundigen (NRGD). Ze moeten ook ingeschreven zijn in het BIG-register als specialist.
De opleiding houdt rekening met richtlijnen en gedragscodes van beroepsverenigingen zoals de
NVvP en het NIP, evenals met relevante uitspraken van tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg.
Het NRGD, opgericht in 2010, houdt toezicht op de kwaliteit, betrouwbaarheid en bekwaamheid van
deskundigen in strafzaken. Het beoordelingskader Forensische Psychiatrie, Forensische Psychologie
en Forensische Orthopedagogiek (FPPO) van het NRGD vormt een consensuskader, waarin eisen van
wetgeving, richtlijnen, en tuchtcolleges zijn vastgelegd. Het NRGD beoordeelt deskundigen op basis
van door hen opgestelde rapporten en houdt een vijfjaarlijkse herbeoordeling.
Dit toetsingsproces zorgt ervoor dat deskundigen aan specifieke normen voldoen en hun
expertisegebied helder is afgebakend. Het NRGD breidt zich nog steeds uit naar andere
deskundigheidsgebieden. De psychiater en psycholoog moeten, naast het strafrecht, ook bij hun
zorgtaken voor gedetineerden of civielrechtelijke machtigingen rekening houden met juridische
voorschriften en richtlijnen, zoals de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO)
en klachtmogelijkheden voor gedetineerden.
Hoofdstuk 1: Psychiatrie en maatschappij (van Deth)
Het experiment met pseudo-patiënten in de jaren zeventig onderstreept de beperkingen van de
psychiatrie. In tegenstelling tot de somatische geneeskunde, waarbij lichamelijke klachten objectieve
criteria bieden, blijken de criteria voor psychische stoornissen veel minder objectief. Psychiaters
kunnen zelden aan de hand van meetbare resultaten zoals laboratoriumtests of hersenbeelden
vaststellen of iemand daadwerkelijk een psychische stoornis heeft. Ze zijn afhankelijk van wat
mensen zeggen of doen, wat hen vatbaar maakt voor dwalingen. Eenmaal gelabeld als 'psychiatrisch
patiënt' is het moeilijk om van dat stempel af te komen.
,Gek of ziek?
In 19e eeuw kregen zenuwziekten een aparte plaats in de geneeskunde. Ze werden nu geordend
volgens eigen classificatiesysteem en grotendeels gelijkgesteld met hersenziekten. Na jaren 60
belangrijke ontdekking medicijnen tegen geestenziekten, kwam er een antipsychiatrie beweging die
zich hier tegen afzette.
3 grote stromingen komen nu als deelterreinen naast elkaar voor:
- Biologische richting
- Psychotherapeutische richting
- Sociale richting
Wanneer kan men iemand als ‘gestoord’ bestempelen? Dit hangt nauw samen met de betekenis van
de begrippen abnormaliteit en ziekte. Gezondheid is anders dan normaliteit. Normaal, voldoet aan
een bepaalde norm van een specifieke sociale groep. Abnormaliteit slaat op elke afwijking ten
opzichte van een norm. Beoordeling of bepaald gedrag normaal is hangt af van uiteenlopende
criteria:
Kenmerken van de beoordeelde persoon, zoals leeftijd, geslacht, beroep, maatschappelijke positie
en sociale rol. Zo wordt bepaald gedrag bijvoorbeeld normaal gevonden bij een kind maar niet bij
een volwassene.
- Tijd en plaats van het gedrag. (wie in bikini op straat loop wordt al snel als gek beschouwd,
tenzij het carnaval is).
- Waarden en normen van de heersende cultuur en tijdsgeest. (bijv. discussie rondom
homoseksualiteit).
Psychiatrische stoornissen werden door de psychoanalyse van Freud vaker psychologisch verklaard
en behandeld. ‘Zware’ psychiatrische patiënten kwamen geregeld levenslang in een kliniek terecht.
Een paar belangrijk ontdekte medicijnen brachten verandering hierin. Grote stromingen die de
geschiedenis van de psychiatrie apart beheersten, namelijk biologische, psychotherapeutische en
sociale, zijn nu deelterreinen.
De betekenis van abnormaal (elke afwijking ten opzichte van een norm) en ziekte hangen sterk
samen met de omschrijving van psychiatrische stoornissen. Echter hangt de beoordeling van
abnormaal gedrag en dus voor stoornissen, af van persoonlijkheidskenmerken (geslacht, leeftijd,
etc.), tijd en plaats en normen en waarden van de cultuur en tijdsgeest. Abnormaal gedrag wordt
beschouwd als stoornis als dit de persoon zelf, of zijn omgeving stoort. Toch zijn de grenzen tussen
abnormaal en normaal niet altijd helder. Psychiaters bepalen uiteindelijk of er een stoornis aanwezig
is, maar zij hebben wel een dubbele toewijding, naar de patiënt zelf en de instantie. --> Abnormaal
gedrag is niet automatisch een stoornis en niet elke stoornis heeft betrekking op een psychische
stoornis. Om te spreken van een psychische stoornis moet het gestoorde gedrag bij andere personen
als storend beschouwd worden en beschreven en geordend kunnen worden binnen een
gemeenschappelijke taal/begrippenkader van de psychiatrie. Ziekte kan een psychologische of
sociologische inhoud krijgen, omdat het de beleving heeft van het ziek zijn, er behoefte aan
erkenning is en er gezocht wordt naar genezing/hulp van een deskundige. Toch wordt in dit boek
niet gesproken over psychische ziekten.
Wetenschap en praktijk
Psychopathologie (wetenschap/studie van het geestelijk/psychisch lijden) en psychiatrie
(toegepaste wetenschap) worden in dit boek gecombineerd. De algemene kennis (objectief en
, generaliserend), als persoonlijk aanvoelen (subjectief en individualiserend) spelen een rol in de
deskundige omgang met een psychiatrische patiënt en daarom moeten ze gecombineerd worden,
omdat ze elkaar aanvullen. De werkwijze van de psychiatrie is geïnspireerd uit het medisch model
(systematische werkwijze om pathologische verschijnselen te bestuderen of wijzigen). Te
onderscheiden stappen hierin:
- 1.) diagnose (beschrijving karakteristieke eigenschappen)
- 2.) verklaring (verkenning van veroorzakende, uitlokkende, bevorderende of in stand
houdende factoren voor de stoornis)
- 3.) prognose (voorspelling van mogelijk beloop van de stoornis, zowel met en zonder
therapie)
- 4.) therapie (ontwerp en uitvoering interventie om stoornis te laten
verdwijnen/verminderen)
- 5.) preventie (ontwerp en uitvoering van actieplan om stoornis te voorkomen (primaire
preventie)
Zo snel en effectief mogelijk te behandelen ter voorkoming van resttoestanden (secundaire
preventie) of om nadelige gevolgen te beperken (tertiaire preventie/revalidatie)
Werkterreinen
Geestelijke gezondheidszorg (ggz) is het geheel van de hulpverlening voor mensen met een
psychische of psychosociale probleem. Groepen van de GGZ-voorzieningen:
- Intramurale of klinische zorg: opnamen voor behandeling en verpleging, waar vaak
voorzieningen voor dagbesteding en arbeidsrehabilitatie zijn. Ook zijn er centra voor
specifieke doelgroepen/categorie patiënten (categorale centra).
- Ambulante of extramurale zorg: voor mensen die in hun eigen woonomgeving blijven.
Verleend door vrijgevestigde hulpverleners. Er zijn multidisciplinaire teams die zorgen voor
preventie, begeleiding, behandeling, crisisdiensten en crisisopvang. Ambulantisering wordt
gekoppeld aan herstelgerichte zorg, hier wordt gewerkt aan zelfredzaamheid, eigen
verantwoordelijkheid en maatschappelijke participatie.
- Tussenvoorzieningen of vormen van semimurale zorg: volledige opname is niet
noodzakelijk, maar ambulante zorg is onvoldoende. Deze mensen komen terecht in
beschermende woonvormen, hier wonen kleine groepen (ex-)patiënten die samen
ondersteuning en begeleiding krijgen. Tevens is psychiatrische deeltijdbehandeling mogelijk,
hier overnachten patiënten niet. Er wordt structuur, activiteiten en sociale contacten
geboden.
De meeste patiënten worden vrijwillig opgenomen. Slechts 15% wordt gedwongen opgenomen,
deze mensen voldoen aan het gevaarlijksheidscriterium (gevaar voor de patiënt zelf of voor de
omgeving). De wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (wet BOPZ) beschermd
mensen voor onvrijwillige opname en beschermd de rechtspositie van de psychiatrisch patiënten in
NL. Wet BOPZ geeft veel discussies en wordt daarom vervangen door wet verplichte ggz (wvggz),
gaat uit van behandelen en gedwongen opnames staan niet centraal. Dwang moet alleen worden
toegepast als de stoornis kan leiden tot ernstige schade voor de patiënt zelf of voor de omgeving.
Dwang wordt het uiterst middel en kan nu ook bij patiënten thuis worden verleend. Mensen die een
delict hebben gepleegd, maar verminderd of ontoerekeningsvatbaar zijn kunnen ook onder dwang
opgenomen worden. Dit kan alleen na een psychiatrisch onderzoek. De doelstelling van de
gedwongen behandelingen is terugkeer naar de maatschappij, is dit niet mogelijk komen deze
mensen op een longstayafdeling in de Tbs-kliniek terecht.