Samenvatting criminaliteit, cognitie en
persoonlijkheid
Geel = naam van persoon
Blauw = belangrijk
Paars = echt de kern (moet je kennen = heel belangrijk)
,HOORCOLLEGE 1 INTRODUCTIE
Antisociaal gedrag = Gedrag dat maatschappelijke normen niet respecteert,
wetten of de rechten van anderen of (in het geval van kinderen) verwachtingen
van autoriteitsfiguren zoals ouders of leraren schendt” (Frick, 1998)
Agressie = Enig gedrag dat gericht is op een ander individu dat wordt uitgevoerd
met de directe bedoeling om schade toe te richten.
In toevoeging moet de dader het idee hebben dat het gedrag schade zal
toerichten aan dat andere individu en dat dat andere individu gemotiveerd is om
schade te ontwijken.” (Bushman & Anderson, 2001) Geweld = Specifieke vorm
van agressie met extreme schade als doel
Wat is dus niet agressie en geweld: handelingen die onopzettelijk, consensueel,
uiteindelijk voordelig zijn.
Criminaliteit is gedrag dat door de wet
strafbaar gesteld wordt.
Om de ontwikkeling van criminaliteit (maar
ook antisociaal gedrag, agressie en geweld)
te begrijpen moeten we meerdere perspectieven nemen, waarbij persoonlijke
(bijv. mentale gezondheid, persoonlijkheid, cognitie) en omgevingsfactoren (bijv.
familie, school, buurt) in acht worden genomen. In deze cursus ligt de nadruk op
persoonlijke factoren, maar worden ook altijd omgevingsfactoren en interacties
daarmee besproken.
Antisociaal gedrag – in een notendop: “Gedrag dat maatschappelijke normen niet
respecteert, wetten of de rechten van anderen of (in het geval van kinderen)
verwachtingen van autoriteitsfiguren zoals ouders of leraren schendt”
Overkoepelende term voor een breed scala aan gedragingen
Een gedeelde component (common core) van alle antisociale gedragingen
Verschillen in type gedrag, timing van opkomst van gedrag en persistentie over
tijd door genetische, neurobiologische en ontwikkelingsfactoren
Onderzoek naar ASG in het verleden:
Origineel gezien als puur biologisch of psychosociaal. In late 19e en vroege 20e
eeuw: opkomst van modellen om antisociaal gedrag te verklaren:
- Genetisch
- Evolutionair
- Biopsychologisch
- Psychosociaal
Genetische modellen
Erfelijkheid van gedrag en variatie daarin zorgt voor individuele verschillen →
bewijs: rol genen in antisociaal gedrag ong. 50%
,Tweeling en adoptiestudies:
Monozygote (MZ) tweeling = 100% overlap genen, 100% overlap
omgeving
Dizygote tweeling = 50% overlap genen, 100% overlap omgeving
MZ in verschillende huizen = 100% overlap genen, 0% overlap omgeving
Geadopteerd brus = 0% overlap genen, 100% overlap omgeving
Moleculaire studies (minder populair):
• Zoektocht naar variatie in allel-vormen
• Echter:
• Onwaarschijnlijk dat antisociaal gedrag gecodeerd is op één gen
• Invloed van genen kan verschillen in verschillende ontwikkelingsfases,
blootstelling aan omgeving en soort antisociaal gedrag
• Recenter: Genome Wide Association Studies (GWAS) = data-drive
Werd minder populair door associatie met eugenetische beweging\
Evolutionaire modellen
Stammen af van Darwin’s theorie van natuurlijke selectie → antisociaal gedrag
overleeft omdat het voordelen heeft Bijv. disinhibitie, sensatie-zoeken,
agressiviteit en gebrek aan angst hebben mogelijk bijgedragen aan overleven en
dominantie in een jager-verzamelaarsomgeving
Sommige van deze trekken alsnog (in sommige situaties) adaptief, anderen
minder.
Evolutionaire modellen legitimeren NIET dat mensen antisociaal gedrag vertonen;
ze leggen enkel uit waarom ze dit mogelijk doen!
Biopsychologische modellen
Focussen op hoe aspecten van biologische systemen invloed hebben op
antisociaal gedrag, bijv. senen, Hormoonsystee, Zenuwstelsel, Immuunsysteem
Psychosociale modellen
Focussen op de invloed van de omgeving op individuen. Sociale leermodellen:
Antisociaal gedrag wordt aangeleerd door anderen te observeren
Sociale ontwikkelingsmodellen:
Beschermende factoren dragen bij aan
positieve sociale skills en risicofactoren
dragen bij aan gedragsproblemen
Balans tussen beschermende en
risicofactoren bepaalt levensstijl
Factoren zitten op het niveau van het
individu, de familie, het bredere sociale
niveau en op meerdere niveaus (multilevel)
Recenter onderzoek naar ASG recentere
modellen integreren meerdere perspectieven
, complexer, maar daarmee wss ook beter in staat om de volledige werkelijkheid te
vatten.
Een integratief, intergenerationeel, ontwikkelings, biopsychosociaal model van
antisociaal gedrag:
Studies die mensen over langere periodes hebben gevolgd (longitudinaal) geven
een aantal inzichten:
- Ontwikkeling van fysieke agressie → komen we later op terug
- Antisociaal gedrag ongeveer 50% genetische invloed, 50% omgeving
- Risicofactoren in de omgeving zijn vaak prenataal, bijv. lage SES, ouderlijke
scheiding, alcoholmisbruik, het kiezen van een partner met eenzelfde
problemen (assortative mating) →benadrukt het belang van kijken naar
intergenerationele transmissie van antisociaal gedrag
Genen, omgeving en waar ze samenkomen: Gen-omgevingscorrelatie (rGE):
- Passief
- Evocatief
- Actief
Gen-omgevingsinteractie (GxE)
Omgeving beïnvloedt genen (epigenetics)
Voorbeeld:
jongens met het lage MAOA gen hebben een verhoogde kans op antisociaal
gedrag, maar enkel wanneer zij als kind mishandeld zijn • Mensen die
agressiever zijn, zullen ook vaker in barfights raken • Ouders met
agressieproblemen voeden hun kinderen vaker in lage SES omstandigheden op
Conclusie
De effecten op antisociaal gedrag zijn complex en bestaan uit een combinatie
van verschillende soorten effecten die uit elkaar moeten worden getrokken, om
goed te begrijpen wat de invloed is van elke individuele factor
(Preventieve) interventie vanuit een ontwikkelings, biopsychosocial perspectief
Gezien het belang van prenatale factoren, belang om vroeg te starten
(zwangerschap of zelfs daarvoor)
Aangezien risicofactoren vaak stabiel zijn, preventie/interventie zinvol in
verschillende levensfasen
Preventieprogramma’s moeten zich richten op alle niveaus van risicofactoren
Genen en omgeving hebben niet alleen afzonderlijke effecten, maar interacteren
ook. Genen kunnen een belangrijke factor zijn die bepaalt welke types van
interventies werkzaam zijn, voor wie