Romeins recht – Hoorcolleges
Week 1 – Aard van de persoonlijke rechten
Waarom Romeins recht?
1. Invloed op de Europese geschiedenis. De hele wereld is eigenlijk doorgegaan met het Romeinse
recht. Het recht van toen is het fundament geworden van het recht van nu.
2. Wereldwijde juridische grammatica. Bepaalde woorden komen terug in allerlei wetboeken van
verschillende landen.
3. Het fenomeen ‘wetboek’. Romeinen hebben het instrument, het wetboek uitgevonden.
Vormgegeven door een soeverein (Justitianus) en neergelegd in een met gezag omkleed boek. Een
wetboek is een gesystematiseerde optekening waarin de overheid zegt dat dit de wet is.
4. “Niet omdat het Romeins is, maar omdat het recht is”. De inhoud van de wetboeken werd gebruikt
om een rijk te besturen, door uitmuntende juristen.
Het album van de praetor. De manier van denken komt uit het forum Romanum. Daar zit het Romeins
gekozen magistraat die is belast met de bedeling van het recht. De praetor is de stadspraetor die als
poortwachter van het recht moest fungeren. De praetor vaardigt edicten uit aan het begin van zijn
ambtstermijn (jaarlijks). Edicten zijn een verzameling van rechtsregels. De praetor spreekt zelf geen
recht, dat doet de rechter. De rechter is altijd een leek en voor hem is het rechtspreken dan slechts een
invuloefening door middel van procesformulieren. Wie van plan was om te procederen moest dan eerst
langs de praetor om een procesformulier te halen.
Indeling van vermogensrechtelijke rechtsvorderingen
- Persoonlijke rechtsvordering: die waarmee wij procederen tegen degene die jegens ons
verplicht is iets te doen of te geven, en die wordt steeds tegen dezelfde persoon ingesteld.
Deze vordering kan je alleen inroepen tegen degene met wie je een verbintenis hebt.
- Zakelijke rechtsvordering: die waarmee wij onze zaak opeisen waarover een ander macht
heeft; en die is altijd gericht tegen degene die macht over de zaak heeft.
Persoonlijke rechten: verbintenissenrecht
- Rechten tegen een persoon (iura in personam).
- Geven, verrichten, instaan. Een plicht iets te doen jegens of voor een ander.
- Werken alléén tussen partijen, relatieve werking.
- Gelijkheid van schuldeisers: zolang je niet failliet bent verklaard, mag je zelf bepalen in welke
volgorde je je crediteuren terugbetaald. Na faillissement heeft elke crediteur hetzelfde recht op
terugbetaling, ongeacht het moment van het ontstaan van de vordering.
- Uit rechtmatige of onrechtmatige daad
Zakelijke rechten: goederenrecht
- Rechten op een zaak (iura in re). Werken tussen een persoon en een zaak.
- Degene die over dit recht beschikt, mag over het goed beschikken en gebruiken. Maar ook
vervreemden (eigendom overdragen) en bezwaren (beperkt recht vestigen)
- Het recht volgt de zaak: zaaksgevolg en heeft dus derdenwerking (kan je tegen derden/een
ieder inroepen), absolute werking.
- De houder heeft een sterke positie in faillissement. Je blijft eigenaar ook als je failliet bent.
- Eigendom is het zakelijke recht bij uitstek en verder zijn er nog beperkte zakelijke rechten
(huur of erfpacht)
Een erfgenaam treedt in ieder recht van de overledene, niet alleen in de eigendom van de afzonderlijke
zaken, omdat ook de verbintenissen op de erfgenaam overgaan.
Voorbeeld: opvolging onder algemene titel
- A † eigenaar. B huurder/erfpachter. A overlijdt en heeft als erfgenaam C. Nu mag C B niet uit
de flat zetten, want hij is erfgenaam en dus opvolger op algemene titel, dus juridisch dezelfde
persoon als A. Dus gehouden aan verbintenissen en overeenkomsten die je voorganger is
aangegaan. De erfgenaam treedt in ieder recht (zakelijke en persoonlijke) van de overledene.
,Voorbeeld: opvolging onder bijzondere titel (huur en erfpacht)
- A eigenaar van huis waarvan B huurder en erfpachter is. A verkoopt het huis aan C, de nieuwe
eigenaar. C vordert ontruiming en zegt dat B eruit moet.
Uit een huurovereenkomst vloeien verplichten voort tussen verhuurder en huurder. Dit geldt
alleen tussen partijen en C is geen partij bij de huurovereenkomst, dus hij is niet verbonden
aan de verbintenis. C is eigenaar en kan dit recht inroepen tegen iedereen, inclusief B. B kan
zich niet verweren op een persoonlijk recht die hij heeft met A. Wel kan B schadevergoeding
vragen van A. A is verplicht om B genot en gebruik van de ruimte te geven en als hij dat niet
meer kan moet hij schadevergoeding betalen wegens wanprestatie.
Als erfpachterspositie kan B zich echter wel verweren tegen ontruiming van C, aangezien
erfpacht een zakelijk recht is en dus tegen iedereen kan worden ingeroepen.
Bij twee erfgenamen kan slechts de helft van het uitgeleende bedrag gevorderd worden.
De verbintenis als iuris vinculum (bijzondere rechtsband tussen partijen in een verbintenis)
Terminologie
- Crediteur (schuldeiser) en debiteur (schuldenaar)
- Vorderingsrecht en schuld: de crediteur heeft een vorderingsrecht en de debiteur een
plicht/schuld iets te doen of geven.
- Bevrijdende betaling: de debiteur kan van zijn schuld verlost worden door te betalen. Dat kan
gaan om geld, maar ook om een dienst.
Werking tussen partijen
- Vervanging alleen met toestemming wederpartij (maar cessiemandaat). Je kan niet zomaar de
crediteur of debiteur vervangen en in vorderingen handelen. Ze hebben een belang bij elkaar
en elkaar uitgezocht.
- Novatie als driepartijenovereenkomst. Met z’n 3e afspreken dat een oude schuld vervalt en dat
een nieuw schuld toekomt aan een nieuwe crediteur (schuldvernieuwing). Als iedereen
toestemming geeft kan de schuld van de een door een ander worden overgenomen.
Natuurlijke verbintenis: nakoming van een fatsoen plicht.
De niet meer rechtens afdwingbare schuld. Bijvoorbeeld verbintenis is verjaard (na lange tijd lopen
rechten en feiten uit elkaar), bij familierelaties of bij vorderingen uit spel (gokken) of weddenschap.
- Rechtsvordering en aansprakelijkheid: Wel een vorderingsrecht (het recht hebben op iets),
maar geen rechtsvordering (naar de rechter stappen om gelijk te krijgen of schuld te innen).
- Nakoming is en blijft verplicht
- Betaling is verschuldigd en geen schenking. Dus na betalen kan iemand geen rechtsvordering
meer instellen.
Betaling aan een derde
- De grondregel is dat de debiteur aan zijn crediteur (schuldeiser) moet betalen.
- De uitzondering is in opdracht van crediteur (machtiging) of bekrachtiging achteraf door de
crediteur.
- Betaling te goeder trouw aan de verkeerde bevrijdt niet (anders dan 6:36 BW). Degene die
betaald aan de pseudo crediteur van een ander, komt niet de bevrijding van verbintenis toe,
kan het wel onverschuldigd terugvorderen van de pseudo crediteur. Het maakt niet uit of
iemand per ongeluk, door misleiding of expres aan de verkeerde betaalde. Iemand is dan
aansprakelijk uit wanprestatie en kan zich niet op afgifte aan die bedrieger beroepen omdat
men slechts bevrijdend kan betalen aan de schuldeiser of iemand die namens deze betaling in
ontvangst kan nemen.
Betaling door een derde
- Iedereen kan voor iedereen betalen (schuld van een debiteur voldoen). Logisch ook, want
iemand wil zijn geld of dienst terug, maar het maakt niet uit wie het verricht.
- Uitzondering: ‘hoogstpersoonlijke’ verbintenis: een prestatie die zo bijzonder is dat hij maar
door 1 persoon kan worden uitgevoerd. De persoon van de verbintenis kleurt de hele
verbintenis door een bepaalde eigenschap. Een hoogstpersoonlijke verbintenis uit stipulatie
wordt niet overgegeven op een erfgenaam en is tenietgegaan door de dood van de erflater.
, Voorbeeld: B heeft geleend aan A en A leent weer aan C. C zegt ik heb de schuld van A betaald aan
B, maar dat doet hij op eigen houtje. C betaald aan een ander dan crediteur A dan is hij niet van A af,
want hij betaald aan de verkeerde. C heeft aan de verkeerde betaald. A is wel bevrijd van de schuld aan
B, want een ieder kan de schuld betalen.
Enkelvoudige verbintenis: de standaard verbintenis, er is geen keuze.
Alternatieve verbintenis:
- Object later bepaalbaar: meerdere keuzes. Niet heel duidelijk wat je moet doen.
- Door debiteur, crediteur, derde. Kan door allemaal worden vastgesteld. Vaak is bepaald in de
afspraak wie de keuze moet maken.
- Termijnstelling: termijn waarbinnen iemand de keuze moet maken.
Als er een keuze overblijft, omdat de andere mogelijkheden vervallen ontstaat er een enkelvoudige
verbintenis.
Als iemand afspreekt om binnen een bepaalde tijd een keuze te maken tussen 2 producten en al
betaald heeft voor 1 dan is het een koopovereenkomst. En iemand kiest dan moet hij bij die keuze
blijven.
Facultatieve verbintenis:
- Eén enkelvoudig object. 1 afspraak of verplichting die moet worden nagekomen.
- Maar ook betaling mogelijk door een totaal andere van te voren bepaalde prestatie.
- Naar keuze van debiteur/schuldenaar
- Noxale aansprakelijkheid: mogelijk om een schade toebrengende zaak (hond of slaaf) af te
staan in plaats van de schade te vergoeden. Dit kan in sommige gevallen leiden tot minder
kosten.
Hoofdelijkheid: beide zijn voor het gehele bedrag aansprakelijk
• Actieve (crediteuren kant) en passieve hoofdelijkheid (debiteuren kant)
• Uit contract, testament, onrechtmatige daad, etc.
• Aan iedere crediteur geheel verschuldigd
• Door iedere debiteur geheel verschuldigd
• Betaling door de één bevrijdt ook de ander
Bijvoorbeeld: A leent geld uit aan B en C (debiteuren kant). A mag zelf kiezen wie hij aanspreekt voor
het volledige bedrag. Als de een betaald dan is de ander bevrijdt. Samen aansprakelijk voor het hele
bedrag, maar niet voor meer dan het hele bedrag.
Nomina ipso iure dividuntur: deelbaarheid
• Tussen debiteur en crediteur is de verbintenis ondeelbaar
Deelbare (geld) en ondeelbare prestaties (een paard)
- Ondeelbare verbintenissen blijven intact en leiden tot hoofdelijkheid
- Deelbare verbintenissen (geldschulden) worden bij overlijden van rechtswege verdeeld. De
erfgenamen zijn dan niet meer hoofdelijk verbonden, ook al was de overledene dat wel.
Voorbeeld: A heeft geld geleend aan B en C samen, hoofdelijk debiteur. A mag kiezen bij wie hij het
hele bedrag vordert. Dan overlijdt C en heeft D en E als erfgenamen. Dan zijn D en E de helft van het
geldbedrag schuldig aan A. En B is nog steeds hetzelfde bedrag schuldig.
Als iemand een goed verkoopt aan een persoon en daarna ook aan een andere persoon dan moet het
goed aan beide personen geleverd worden, omdat beide koopovereenkomsten geldig tot stand zijn
gekomen.
Week 2 – Invloed van de wil van partijen
Bronnen van verbintenissen
Verbintenissen ontstaan uit rechtsfeiten
Blote rechtsfeiten: gebeurtenissen waardoor het recht bepaalde gevolgen heeft, geboorte en dood.
Gedragingen van rechtssubjecten:
• Rechtshandelingen: een handeling met een beoogd rechtsgevolg. De wil is gericht op een bepaald
rechtsgevolg.