Beknopte geschiedenis van het Romeinse recht
Rome en de rechtsgeschiedenis
- Romeinse koningstijd (753 -510 v. Chr.)
- Romeinse republiek (510 – 27 v. Chr.)
- Romeinse keizertijd (27 v. Chr. – 395)
- Val van het West-Romeinse rijk (476)
- Codificatie in het oosten (529 – 534)
- Vernieuwing van het rijk (800)
Receptie van het Romeins recht – Week 1
Voor de receptie van het Romeinse recht in West-Europa werden civielrechtelijke conflicten
voornamelijk opgelost aan de hand van gewoonterecht. De receptie (herintroductie van het Romeinse
recht) van het Romeinse recht begint met de herontdekking van de digisten, het romeinse wetboek uit
de 6e eeuw in de 11e eeuw. En dit hangt samen met de opkomst van universiteiten in West-Europa in de
12e eeuw. Zo ontstaat geleerd recht (13e eeuw). Hoge rechtspraak in de 15e eeuw en nationale
codificatie in de 18e en 19e eeuw (behaald romeinse recht uiteindelijk overwinning).
We beginnen bij het na het uiteenvallen van het West-Romeinse rijk (476). Alle stammen in West-
Europa leven naar hun eigen rechtssysteem, soms is dit opgeschreven, maar over het algemeen
ongeschreven recht. Functie van het recht was bescherming van sociale vrede. Het stammenrecht
wordt langzaam gewoonterecht binnen een streek. Tegelijkertijd is er een versplintering van het
overheidsgezag en daaruit ontstaat het feodale systeem van leenrecht. Er is weinig wat het Romeinse
rijk dan nog bij elkaar houdt, maar een verbindende factor is de katholieke kerk (voor de reformatie)
met een verenigde functie. De kerk verwerpt het rechtvaardigen vaan gebruiken omdat dat altijd zo is
gedaan. Strijd van de kerk tegen de slechts gewoonte. Dat is een beroep op een gewoonte, maar een
gewoonte geeft geen recht. De goede gewoonte geeft wel recht. Dit betekent dat iedere gewoonte moet
worden onderworpen aan een redelijkheidstoets. De rede is de hoogste bron van recht. Maar het
probleem is dat ieder zijn redelijkheid anders is. Dus men is opzoek naar een autoriteit waar men de
redelijkheid kan neerleggen. De kerk gebruikt hiervoor het Romeins recht. Dit betekent dat in
sommige gebieden, zoals Italië, en in de kerk het Romeins recht nooit helemaal weg is geweest. Maar
tussen grofweg 500 en 1000 na Chr. was het Romeinse recht, het boek en het centraal staatsgezag in
grote delen van Europa vergeten.
Voor de hervatting van het juridisch academisch onderwijs door Irnerius was het onderdeel de digesten
of pandekten van het Corpus Iuris Civilis geheel in de vergetelheid geraakt. De digesten waren in de
vergetelheid geraakt, omdat het academische karakter daarvan niet meer aansloot op het lage niveau
van de rechtspraktijk. Irnerius (lantaarn van het recht) heeft ervoor gezorgd dat het Romeinse recht
weer onder de aandacht werd gebracht in de rest van West-Europa. Omstreeks 1090 na Chr. begon hij
les te geven in het Romeinse recht (juristenrecht) aan de hand van het wetboek van Justinianus
(herontdekking van de Digesten). Dat kan omdat de keizer Justinianus 500 jaar daarvoor heel eventjes
de baas was in Italië. Zijn onderdanen moesten dat recht ook kennen, dus de keizer stuurde een
exemplaar (litera florentina) erheen. Dat is gaan rondzwerven en daar berust de hele traditie van de
Digesten op. Dit was het eerste gespecialiseerde hoger onderwijs. Ondanks dat het recht voor een
andere samenleving was bestemd, maakten deze lessen grote indruk. Met het Romeinse recht als
geheel van onderling samenhangende regels konden conflicten geweldloos worden opgelost. De
studenten, afkomstig uit heel West-Europa, bundelden hun krachten in een vereniging genaamd de
universitas, deze vereniging vormde de basis voor de oprichting van de Universiteit van Bologna.
Europa was na de val van het Romeinse Rijk totaal versplinterd. De territoriale eenheden waren heel
klein, soms kleine gewoonte, maar het recht was verschillend. Het Romeinse recht geeft een neutraal
systeem van een commercieel geavanceerd rijk, met regels die voor de handel toepasbaar en handig
zijn. Die niet gebonden zijn aan lokale stadsstaat. Geschreven op een manier waardoor je de regels op
tal van gevallen kan toepassen. Ook is het uitgevaardigd door een wereldkeizer. Dit maakte het
populair.
, Er was vaak een strijd tussen wie nou de macht had (de leider was van de christelijke wereld), de
keizer of de paus (investituurstrijd). Op geestelijk vlak was dat de paus, maar was hij dat ook van de
fysieke wereld. In de discussie werd een beroep gedaan op het Romeins recht, daar stonden regels in
over wat een keizer wel kan en niet kan (propaganda middel). En de kerk van Rome leefde van het
recht van Rome, de kerk ging er snel in mee.
Dit leidt tot een enorme opkomst van universiteiten. Aan alle universiteiten studeerde men het
Romeinse recht, geschreven in latijn de wetenschapstaal. Dat was ook handig, want misschien ging je
op een andere universiteit werken later en dan was het lokale recht weer anders. Romeins recht was in
Europa universeel toepasbaar.
Er ontstond een systeem van geleerde rechten of professorenrecht op de universiteiten. Het gemene
recht werd aan de universiteiten ontwikkeld en onderwezen. Romeins recht werd gegeven op de
universiteiten allemaal aan de hand van het zelfde Romeinse wetboek. De commentaren van de
hoogleraren waren de belangrijkste kenbron voor de uitleg van het Romeinse recht, belangrijker dan
het wetboek zelf. Want het was niet een systematisch wetboek, geen duidelijke regels en titels. Het
was de taak van de hoogleraar om enige orde in de chaos te scheppen. Studenten kochten een
exemplaar van het wetboek met grote marges en daar tekende ze het commentaar in. Aan het einde had
je dan een perfect handboek bij de hand. Toen zei iemand dat kan ik wel gaan standaliseren,
samenvoegen, schriften en het beste eruit halen (accurius). Hij heeft de grosse gemaakt, wat in heel
Europa werd gebruikt, wat daar niet in stond kende de rechter ook niet. Aan de universiteiten
studeerde men het Romeins recht, maar ook het katholieke recht (beide rechten). Een jurist studeert
‘rechten’, omdat deze uitdrukking stamt uit de middeleeuwen: op de toenmalige universiteiten
moesten studenten zowel het Romeinse recht als het canonieke recht bestuderen.
Ze kenden het Romeins en Katholiek recht, maar per plek was het recht nog anders. Dus studenten en
hoogleraren kwamen uit op een interpretatietechniek.
Bartolistische interpretatie: het gewoonterecht staat in heel Europa op lokaal niveau op de eerste plek
(primaire rechtsbron). Daarbovenuit gaat soms de wet, het statuut, zoals dat is gemaakt door een
soeverein (regering stad of land), maar de positie van de soevereinen was afhankelijk van het
gewoonterecht. Dit was samen de primaire rechtsbron. Het Romeinse recht gold subsidiair ten
opzichte van het lokale gewoonterecht. Het gemene Romeinse recht (ius commune) stond op de derde
plaats, na lokale wetgeving en het lokale gewoonterecht. Toch hanteerden rechters in de praktijk vaak
Romeins recht, dus dat kreeg de overhand op gewoonterecht. Verschillende staten instrueerden
regelmatig hun hoogste rechters om het Romeinse recht toe te passen als subsidiair recht.
- Restrictieve interpretatie van het wettenrecht (lokale wetgeving) klein interpreteren, zo
letterlijk mogelijk
- Restrictieve interpretatie van het gewoonterecht: klein interpreteren, zo letterlijk mogelijk
Hierdoor zijn het wettenrecht en gewoonterecht in niet zo heel veel gevallen van toepassing. Dan
ontstaat er een lacune (leegte), dus dan ga je naar de subsidiaire rechtsbron.
- Extensieve interpretatie van het Romeins recht (corpus iuris civilis): ruime interpretatie. In het
romeins recht kan je een antwoord vinden op ieder probleem wat je kan verzinnen.
Interpretatio passiva: niet actieve vorm.
- Interpretatie met de terminologie en het systeem van het Romeinse recht maar betekend dat als
je het gewoonterecht gaat beschrijven, dan kan je geen afstand kan doen van bestaande
preconcepties over terminologie en betekenis van woorden in een bepaald systeem. Je neemt
het Romeins recht, willens en wetens of niet, gewoon mee.
- Optekening of beschrijving van gewoonterecht in het Latijn. Latijn is algemene
wetenschapstaal.
De studenten kwamen in de rechtspraak terecht, meestal werd er naar gewoonterecht recht gesproken.
In het proces van Europese staatsvorming ontstaan de eerste Europese staten en dit draagt bij aan de
receptie van het Romeinse recht. Want de leiders van de Europese staten willen eenheid in hun
gefragmenteerde rijk creëren, dus hoge rechtspraak inrichten. Die hoge rechtspraak kan niet het recht
spreken van een stad, want niet meer neutraal. Dus ze worden opgericht recht te spreken volgens de
geschreven rechten, naar het romeins recht zoals dat door hoogleraren is becommentarieerd, daar