Volg jij de minor Inleiding in de toegepaste psychologie? Dan is deze uitgebreide samenvatting van het boek ‘fundamenten van de psychologie’ van Marc Brysbaert voor jou! Ik heb hiermee een 8,3 gehaald voor mijn tentamen! Er hebben flink wat uren gezeten in het lezen van alle hoofdstukken en in ...
Wat is het verschil tussen gewaarwording en waarneming?
Antwoord: Gewaarwording is de sensatie. Waarneming is de perceptie.
Gewaarwording is de opname van stimulatie uit de omgeving en het vertalen van deze stimulatie in elektrochemische neuronale signalen die naar de hersenen gestuurd kunnen worden en daar omgezet in ervaringen (beelden, geuren, klanken, smaken).
Waarneming verwijst naar het organiseren, interpreteren en begrijpen van de gewaarwordingen.
2.
Wat betekenen de begrippen dualisme, rationalisme en nativisme?
Antwoord:
Nativisme: de menselijke geest beschikt over aangeboren kennis
Rationalisme: kennis en waarheid kunnen alleen verkregen worden door middel van rede. De werkelijkheid is opgebouwd vanuit een logische structuur, waardoor de waarheid door het verstand kan worden vastgesteld.
Dualisme: Stelt dat de mensen uit onafhankelijke elementen bestaat. Namelijk een lichaam en een geest (vrije wil) niet gebonden natuur en kern menselijk denken.
3.
Wat zijn de verschillende factoren van monoculaire diepteaanwijzingen?
Antwoord: Monoculaire diepteaanwijzingen zorgen ervoor dat je ook met een oog dicht kun je nog diepte kunt zien. Dit komt door verschillende factoren:
- Grootte:
De grootte van het beeld op ons retina: Staat iets verder weg, dan lijkt het kleiner.
- Textuur gradiënt:
De dichtheid van de structuur speelt een rol. Als elementen van een landschap dichter op elkaar lijken te staan en kleiner worden, dan lijken ze verder weg te staan. Dit is ook zo bij een grote groep mensen.
- Lineair perspectief:
Zodra aan aantal lijnen lijkt samen te komen in een punt achter de horizon, wordt een sterke indruk van diepte gewekt.
- Interpositie:
(Overlapping van voorwerpen) Een voorwerp dat het zicht van een ander voorwerp belemmerd wordt als dichtbij gezien.
- Bewegingsparallax:
Objecten dichtbij lijken sneller te bewegen dan objecten ver weg.
4.
Benoem 3 vormen van leren
Antwoord: Klassieke conditionering is een leerproces op basis van reflexen.
Operante conditionering is een leerproces waarbij gedrag het gevolg is van een bekrachtiger of straf. Op deze manier leer je door de consequenties van een actie.
Observerend leren is een leerproces waarbij onze gedragingen beïnvloed worden door gedrag dat we bij anderen observeren.
5.
Wat zijn de 3 criteria van een mentale stoornis?
Antwoord: Een mentale stoornis is een patroon van gedachten, gevoelens en gedrag dat leidt tot persoonlijk lijden en gepaard gaat met een significante daling in het maatschappelijk functioneren.
3 criteria:
1) grote afwijking van gemiddelde
2) overtreden van sociale normen
3) persoonlijk lijden
Antwoord: De menselijke geest beschikt over aangeboren kennis
2.
Rationalisme
Antwoord: Kennis en waarheid kunnen alleen verkregen worden door middel van rede. De werkelijkheid is opgebouwd vanuit een logische structuur, waardoor de waarheid door het verstand kan worden vastgesteld.
3.
Dualisme
Antwoord: Stelt dat de mensen uit onafhankelijke elementen bestaat. Namelijk een lichaam en een geest (vrije wil) niet gebonden natuur en kern menselijk denken.
4.
Empirisme
Antwoord: Kennis komt voort uit zintuigelijke ervaringen die met elkaar geassocieerd worden.
5.
Psycho-analyse
Antwoord: Volgens deze theorie waren het bewustzijn en het gedrag slechts zeer oppervlakkige fenomenen en lag de ware oorsprong van het ontstaan van persoonlijkheidsverschillen en mentale stoornissen in onbewuste krachten.
Het bewustzijn wordt verdrongen omdat het te veel angst opriep. Mensen kunnen geholpen worden als ze hun onbewuste conflicten in bewustzijn brengen.
Antwoord: De opname van stimulatie uit de omgeving en het vertalen van deze stimulatie in elektrochemische neuronale signalen die naar de hersenen gestuurd kunnen worden en daar omgezet in ervaringen (beelden, geuren, klanken, smaken).
2.
Waarneming
Antwoord: Dit verwijst naar het organiseren, interpreteren en begrijpen van de gewaarwordingen. Waarneming werkt zo snel dat je meestal niet bewust bent van de tijdsperiode tussen zien, interpreteren en begrijpen.
3.
Perceptuele constantie
Antwoord: Het fenomeen van gelijkblijvende voorwerpen ondanks veranderingen in het retinale beeld. Dit corrigeert onze gewaarwordingen betreft: grootte, vorm, lichtheid, kleur etc. De gewaarwording wijzigt, de waarneming blijft hetzelfde.
4.
Proximale stimulus
Antwoord: Dichtbij. Proximale stimulus is het geheel van fysische energie dat onze sensorische receptoren stimuleert.
5.
Distale stimulus
Antwoord: Veraf. Distale stimulus is het voorwerp in de buitenwereld dat de fysische energie (en dus de distale stimulus) produceert. Het effectieve object.
Antwoord: Een leerproces waarbij gedrag het gevolg is van een bekrachtiger of straf. Op deze manier leer je door de consequenties van een actie.
3.
Observerend leren
Antwoord: Een leerproces waarbij onze gedragingen beïnvloed worden door gedrag dat we bij anderen observeren.
4.
Verwerving
Antwoord: Het proces waardoor een geconditioneerde stimulus (CS) een geconditioneerde reactie (CR) gaat uitlokken.
5.
Extinctie
Antwoord: De verzwakking van de geconditioneerde respons (CR) die optreedt als de geconditioneerde stimulus (CS) herhaaldelijk zonder de ongeconditioneerde stimulus (OS) aangeboden wordt.
Antwoord: Het geheugen verwijst naar het feit dat vroegere ervaringen in onze hersenen opgeslagen worden en dat deze tot uiting komen in ons verdere gedrag. Kort benoemd: geheugen is het verkrijgen en behouden van vaardigheden en kennis.
2.
Reminiscentiebult
Antwoord: De herinneringen uit de periode van leeftijd 10-30 jaar.
3.
Sensorische geheugen
Antwoord: Je hebt er een voor elk zintuig. Ze houden gedurende zeer korte tijd de informatie die de zintuigorganen heeft bereikt. Informatie gaat via de zintuigorganen naar de hersenen, waar deze geïnterpreteerd worden.
4.
Kortetermijngeheugen (KTG)
Antwoord: Tijdelijk vasthouden van informatie waar we ons op elk moment bewust van zijn voor enkele minuten.
Antwoord: Motivatie verwijst naar de factoren die ertoe leiden dat een individu zich op een bepaald momenten op een bepaalde manier gedraagt. Het ‘WHY’.
2.
Drifttheorie (Hull)
Antwoord: Theorie dat men een driftbui krijgt wanneer het mislukt om een basisbehoefte te krijgen. De drift zou de mens aanzetten tot het reduceren van de drift. Deze reductie is aangenaam en daarmee aanmoedigend.
Bijvoorbeeld: ik wil bolletje.
3.
Instincttheorie (Geary)
Antwoord: Onvrijwillige gedragingen die uitgelokt worden door en stimulus en genetische basis.
Bijvoorbeeld: bang voor slangen of een leeuw.
4.
Opwindingtheorie/arousal
Antwoord: Theorie dat men streeft naar optimaal opwindingsniveau. Dit vergt balans tussen twee extreme uitersten; te laag (verveling), te hoog (put uit).
Bijvoorbeeld: skydiven.
Antwoord: Intelligentie is een algemeen begrip uit de psychologie dat een mentale eigenschap beschrijft met veel verschillende functies; zoals de mogelijkheid overeenkomsten en verschillen op te merken in waarnemingen, zich in de ruimte te oriënteren, te redeneren, plannen te maken, problemen te doorgronden en op te lossen, in abstracties te denken, ideeën en taal te begrijpen en te produceren, informatie op te slaan in het geheugen en daar weer uit op te halen, te leren van ervaringen.
2.
Analytische intelligentie
Antwoord: Abstract redeneren, nieuwe informatie analyseren: IQ-score.
3.
Praktische intelligentie
Antwoord: Competenties in alledaagse vertrouwde situaties.
4.
Sociaal-emotionele intelligentie
Antwoord: Hoe goed een persoon omgaat met anderen in uiteenlopende sociale situaties.
5.
Intelligentiequotiënt
Antwoord: Mentale leeftijd / chronologische leeftijd x 100 = IQ
Antwoord: Het deel van wetenschap dat zich bezighoudt met de aard, totstandkoming en de mogelijke behandeling en preventie van mentale stoornissen.
2.
Mentale stoornis
Antwoord: Een patroon van gedachten, gevoelens en gedrag dat leidt tot persoonlijk lijden en gepaard gaat met een significante daling in het maatschappelijk functioneren.
3.
Diathese stress model
Antwoord: De kans op een mentale stoornis wordt bepaald door de kwetsbaarheid (diathese) van de persoon en de mate van stress in de omgeving.
4.
Demonologische perspectief
Antwoord: Bezetenheid van de geest.
5.
Diagnostic en Statistical Manuel of Mental Disorders
(DSV-V)
Antwoord: Een classificatie psychopathologie gids wat probeert betrouwbare beschrijvingen te geven van types en patronen van abnormaal gedrag.
Antwoord: Medici die een aanvullende opleiding hebben gevolgd.
2.
Klinische psychologen
Antwoord: Universitair masterdiploma in de psychologie en postuniversitaire therapieopleiding.
3.
Psychiatrische verpleegkundigen
Antwoord: Verpleegkundigen die tijdens hun opleiding gespecialiseerd hebben in het behandelen van mentale stoornissen.
4.
Biologische therapie
Antwoord: Men probeert aan de hand van medicijnen, gedrag, emoties en cognities te beïnvloeden. Vaak werkt het medicijn al door het placebo- effect (de pil bevat geen werkzame stoffen, maar het effect wordt wel ervaren).
5.
Psychologische benadering
Antwoord: Problemen oplossen door er over te praten, toepassen van leerprincipes en gebruik maken van emotionele expressies.
Voorbeeld van de inhoud
Samenvatting fundamenten van de psychologie
Naam: Anke Meijer
Vak: Fundamenten van de
FUNDAMENTEN Boek:
psychologie
Fundamenten van de
van de PSYCHOLGIE Psychologie
(Marc Brysbaert)
Semester: Toegepaste Psychologie
Vestiging: Hogeschool Utrecht
Datum: 14 november 2019
, 1. Wat is psychologie?
‘’Psychologie is een wetenschap waarbij het gedrag en de geest van de mens bestudeerd
wordt.’’ De gedragsevidentie wordt gebruikt om de interne processen die aan dat gedrag
liggen te verklaren.
De psychologie kon niet ontstaan zolang men er van uit ging dat de mens niet onderworpen
was aan aardse wetmatigheden.
De wortels van de psychologie
Jaren voor Christus begon het allemaal toen de Griekse Filosofen Plato (428-347 v.C.) en
Aristoteles (384-322 v.C.) de eerste invloedrijke geschriften over het functioneren van de
mens schreven. Zij stelden zich vragen over het universum en de rol van de mens hierin.
Plato Aristoteles
Hij maakte een onderscheid tussen Hij richtte meer belang aan de
de ware, onzichtbare wereld van observaties dan Plato. Om echte
onveranderlijke, ideale vormen en de kennis te hebben diende men uit te
zichtbare, veranderlijke wereld gaan van onwrikbare uitgangspunten.
rondom ons, die een onvolmaakte Deze werden door de mens intuïtief
afspiegeling van de echte wereld is. als zelfevidentie herkend.
De menselijke ziel is een deel van de Het herkennen werd ‘demonstratie’
ware en ideale wereld; zij woont genoemd.
tijdelijk in het lichaam en keert na de VB: demonstratie aarde en water
dood terug in de kosmos. streefde naar het centrum van de
De ziel had kennis van deze ideale wereld en lucht en vuur streefde naar
wereld. Observatie was minder van de maan. Voorwerpen bewegen niet
belang, gezien deze alleen wist over spontaan, hier was dus een drijvende
de zichtbare wereld. kracht voor nodig.
Het toenemende belang van de WETENSCHAP in de westerse maatschappij (Copernicus,
Galilei en Newton) en de ontwikkelingen binnen de FILOSOFIE (Descartes; empirisme) en de
BIOLOGIE (Darwin) effende het pad voor de PSYCHOLOGIE.
De wetenschappelijke revolutie
Nicolaus Copernicus (1473-1543) verspreidde als eerste in 1514 onder vrienden een
handgeschreven tekst, waarin hij de hypothese opperde dat de bewegingen in het heelal
beter te begrijpen vielen wanneer men uitging van de veronderstelling dat niet alle
hemellichamen rond de aarde draaiden. Maar dat de aarde rond de zon draaide.
è Copernicus: uitvinder van het feit dat de aarde niet het centrum van het heelal is.
(Copernicaanse revolutie)
Anke Meijer – Fundamenten van de psychologie 2
, Galileo Galilei (1514-1642) publiceerde in 1632 een boek waarin hij de theorieën van
Copernicus verdedigde en met een reeks nieuwe observaties onderbouwde. Dit werd
mogelijk door de uitvinding van de telescoop.
è Galilei: theorie Copernicus verder uitgewerkt in een boek.
Isaac Newton (1643-1727) werkte de inzichten van Galilei verder uit. Hij beschreef de
bewegingen van de planeten rond de zon met relatief eenvoudige wiskunde formules.
è Newton: wetten van Newton worden beschouwd als begin van natuurwetenschappen.
De evolutietheorie
Charles Darwin (1809-1882): bedenker van de theorie dat levende wezens het resultaat zijn
van een aanpassingsproces aan veranderende omstandigheden. Boek: origin of the species.
Ontwikkelingen filosofie
René Descartes (1596-1650): dualisme, rationalisme, nativisme en een mechanische kijk op de
wereld. Hij bestudeerde de theorieën van de Griekse filosofen.
Volgende Descartes was het universum een complexe machine die op basis van aangeboren
kennis (nativisme) en de menselijke reden (rationalisme) begrepen en door wiskundige
formules beschreven konden worden. Het menselijke lichaam was deel van de machine (het
universum), maar dit gold niet voor de menselijke geest. Deze stond namelijk los van het
lichaam en de natuurwetten (dualisme).
è Nativisme: de menselijke geest beschikt over aangeboren kennis
è Rationalisme: kennis en waarheid kunnen alleen verkregen worden door middel van
rede. De werkelijkheid is opgebouwd vanuit een logische structuur, waardoor de
waarheid door het verstand kan worden vastgesteld.
è Dualisme: Stelt dat de mensen uit onafhankelijke elementen bestaat. Namelijk een
lichaam en een geest (vrije wil) niet gebonden natuur en kern menselijk denken.
Empirisme in plaats van rationalisme
John Locke (1632-1704) was van mening dat alle menselijke kennis uit ervaringen met externe,
voelbare voorwerpen voort kwam en niet door aangeboren kennis.
è Empirisme: kennis komt voort uit zintuigelijke ervaringen die met elkaar geassocieerd
worden.
Anke Meijer – Fundamenten van de psychologie 3
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper studerenmetaatje. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.