Chapter 25: War and Revolution
De aanloop naar het internationale conflict:
Na de Frans-Duitse oorlog gaf Von Bismarck aan dat Duitsland, dat net een grootmacht was geworden,
verder geen territoriale expansie wenste.
Het voornaamste doel van Duitsland was hun rivaal Frankrijk isoleren en tevens Oostenrijk-Hongarije en
Rusland te vriend en bij elkaar te houden. Dit deed Von Bismarck via enkele non-agressiepacten.
Keizer Wilhelm II (1888 – 1918) was echter tegen deze aanpak van Von Bismarck en ontsloeg hem daarop.
Rusland bood aan het non-agressiepact te verlengen, maar Wilhelm II ging hier niet op in.
Frankrijk sloeg hierop snel toe en allieerde zich met Rusland. Hierdoor werd Europa verdeeld in twee
kampen:
De triple alliantie – Met Duitsland, Italië en Oostenrijk-Hongarije.
De duale alliantie – Met Frankrijk en Rusland.
Groot-Brittannië was het enige niet-gebonden land, maar voelde zich wel bedreigd oor Duitsland:
De opbouw van de Duitse vloot bedreigde de Britse marine superioriteit.
Duitse koloniale ideeën zaten de Britse interesses dwars.
Hierop besloot Groot-Brittannië zich te binden aan Frankrijk: de entente cordiale.
Duitsland wilde de sterkte van het bondgenootschap tussen de Britten en Fransen testen. In 1905 eiste
Wilhelm II dezelfde handelsrechten in Marokko als Frankrijk, dat Marokko als koloniale bezitting zag. Dit
was de Eerste Marokko Crisis, Groot-Brittannië bleef trouw en na het congres vertrok Duitsland met niets.
In 1907 besloot Rusland, na de revolutie van 1905 en de verloren oorlog tegen Japan, om de strijdbijl met
de Britten om Perzië en Afghanistan te begraven en vormde een alliantie met de Britten. Dit leidde tot het
ontstaan van de triple entente tussen Frankrijk, Rusland en Groot-Brittannië.
In deze tijd heerste er ook spanning op de Balkan, omdat het Ottomaanse Rijk enorm verzwakt was en
hier dreigde de controle te verliezen.
Twee andere belangrijke factoren in de aanloop naar het internationale conflict:
Militarisme – De aanvaarding van militaire instituties en hun waarden.
Nationalisme – Het gedachtegoed dat een land (of etniciteit) superieur was aan anderen.
Het uitbreken van de oorlog:
Na het terugtrekken van de Ottomanen uit Europa waren hier de landen Bulgarije, Servië en Bosnië-
Herzegovina ontstaan, maar laatstgenoemde werd al snel door de Oostenrijkers ingelijfd.
In de Eerste Balkanoorlog van 1912 streden zij met Griekenland tegen de Ottomanen. Bulgarije en
Servië zouden gaan twisten over de overwinningsbuit. Dit leidde tot:
De Tweede Balkanoorlog van 1913, waarbij Bulgarije tegenover Servië komt te staan. Oostenrijk
intervenieert en dwingt Servië om Albanië af te staan.
Op 28 juni 1914 werd de troonopvolger van Oostenrijk, Franz Ferdinand, in Sarajevo vermoord door de
Servische nationalist Gavrilo Princip.
De Servische nationalisten wenste een eigen staat en/of een geünificeerde Joegoslavische staat op de
Balkan nadat de Ottomanen al haar Europese bezittingen was kwijtgeraakt (1900 – 1914).
Oostenrijk vond dat Servië hiervoor gestraft diende te worden en stelde hen een ultimatum waarmee hun
soevereiniteit werd aangetast. Servië verwierp dit.
Na de Servische verwerping viel Oostenrijk Servië binnen op 28 juli 1914. En dit alles als een laatste
redmiddel om het land bijeen te houden, terwijl het verdeeld werd door nationalisme.
Servië was bevriend met Rusland, terwijl Duitsland de Oostenrijkers duidelijk steunden hierin. Rusland
onder tsaar Nicolaas II mobiliseerde haar troepen om 29 juli om niet achter te komen te lopen voor een
mogelijke oorlog.
De Duitsers gingen uit van een oorlog op twee fronten. Via het Schlieffenplan wilden de Duitsers door het
neutrale België trekken om zo Frankrijk verassend aan te vallen en snel te verslaan. Zo was Frankrijk al
uitgeschakeld voordat de oorlog met Rusland überhaupt al aan de gang was. Dit plan ging van start op 3
augustus, waarop Groot-Brittannië hen meteen de oorlog verklaarden.
De laatste dagen van juli en begin augustus waarin in razend tempo de oorlog uitbreekt, staan bekend als
de juli crisis.
, De Eerste Wereldoorlog was begonnen en was een total war. Deze omvatte andere taken voor soldaten op de
slagvelden en de burgers thuis, en de overheid het sociale- en economische leven plant en controleert om zo de
legers te kunnen blijven bewapenen. Deze term werd voor het eerst gebruikt door generaal Erich Ludendorff.
De situatie aan het westfront:
Duitsland viel Frankrijk aan en stuurde enkele legers door België om zo Frankrijk vanuit het noorden aan
te vallen. De Belgen stonden echter hun mannetje en zaten de Duitsers dwars.
De Britten arriveerden eveneens met een leger aan de kust van de Frans-Duitse grens.
Rusland viel Duitsland aan het oosten aan, waardoor ze geforceerd waren hun broodnodige troepen
oostwaarts te verplaatsen.
Op 6 september 1914 vond Frankrijk een gaatje in de Duitse linie, waarop de Slag aan de Marne volgde.
Hierop stagneerde de Duitse opmars en omdat geen van beide partijen nog voortgang boekte, monde de
oorlog uit in een loopgravenoorlog.
In de zomer van 1916 ondernamen de Britten een enorme offensieve operatie: de Slag aan de Somme.
Eerst was de Duitse linie bestookt door bommenwerpers in de hoop om de prikkeldraadforten te
breken en het Duitse leger te decimeren.
Op 1 juli kwamen de Britten uit hun loopgraven en vielen ze de Duitse linie aan. Het prikkeldraad
was echter niet gebroken en de Britten kwamen vast te zitten.
Omdat de Duitsers zich verborgen hielden in ondergrondse bunkers, waren er minder gesneuveld
en kwamen ze snel tevoorschijn met machinegeweren en sloegen terug.
Aan het eind van de slag in november hadden de Britten slechts 11 kilometer aan land veroverd en
waren er 420.000 Britten, 200.000 Fransen en 600.000 Duitsers gesneuveld.
De situatie aan het oostfront:
Initieel wonnen de Duitsers enkele slagen op de Russen, zoals de Slag van Tannenberg en de Slag om de
Mazurische Meren in 1914.
Doordat de Russen druk bleven zetten om het zwakkere Oostenrijk-Hongarije, stabiliseerde de linies,
weliswaar in Duits voordeel. Ondanks territoriaal verlies en veel doden ging Rusland door, nog iets dat
tegen het Schlieffenplan in ging.
Italië, dat lid was van de Triple Alliantie sinds 1882, steunde Duitsland en Oostenrijk niet, aangezien de
oorlog voortvloeide uit Oostenrijkse agressie en niet ter verdediging. Zij sloten zich daarop ik mei 1915
aan bij de Britten, Fransen en Russen. Dit in de hoop om een aantal regio’s op Oostenrijk te kunnen
veroveren. Het front alhier was bitter, dodelijk en schoot niet veel op.
In oktober 1914 zou het Ottomaanse Rijk de kant van Oostenrijk en Duitsland kiezen, spoedig gevolgd
door Bulgarije (tezamen bekend als de Centralen). en zij zouden de gehele Balkan bezetten met de
uitzondering van Griekenland.
De Ottomanen zouden door de Rusland vanuit de Kaukasus worden aangevallen. Daar werden de
Russen in 1915 verwelkomd door de Armeniërs in het Ottomaanse Rijk die onderdrukt werden
sinds 1909.
Deze ontvangst werd ze niet in dank afgenomen en een massadeportatie door de Ottomanen, met
toestemming van de Duitsers, volgde.
In 1915 was eveneens de Slag van Gallipoli, waarmee de Britten de Dardanellen en Constantinopel
probeerden te veroveren. Dit mislukt enorm.
De Britten wisten echter wel de Arabieren te overtuigen om tegen de Turken te vechten. De
Arabieren wenste een eigen staat en werkten daarom mee.
Hussein ibn-Ali was de leider voor de Arabieren in de Hejaz-regio (kust rode zee met Mekka) en hij
vocht met de Britse T. E. Lawrence een guerrillaoorlog tegen de Turken tussen 1916 en 1917.
In Irak veroverden de Britten de zuidelijke stad Basra en 1914 en in 1917 Bagdad. Ze zouden direct
doorstoten naar Syrië in 1918, samen met Hussein’s zoon Faisal.
In Oost-Azië verklaarde Japan de oorlog aan Duitsland in 1914. Ze namen de Duitse koloniale bezittingen
in en breidde hun invloed uit in China.
In Afrika hadden de Duitsers verwacht dat de lokale bewoners zich tegen hun overheersers zouden keren,
maar velen steunden echter de Britten en Fransen. Samen zouden zij de Duitse koloniën overnemen.