Internationaal privaatrecht
Collegeaantekeningen
,Internationaal Privaatrecht Collegeaantekeningen 2019/2020
Inhoudsopgave
College 1: Inleiding in het IPR ................................................................................................................ 4
1. Inleiding .......................................................................................................................................... 4
2. Belang van het IPR .......................................................................................................................... 4
3. Onderdelen van het IPR .................................................................................................................. 5
4. Bestaansvoorwaarden, afbakening en rechtsbronnen IPR ............................................................... 6
5. Geschiedenis van het IPR ................................................................................................................ 7
College 2: Geschiedenis van het IPR en structuur van verwijzingsregels............................................... 9
1. Geschiedenis van het IPR (vervolg) ................................................................................................ 9
2. Structuur van verwijzingsregels .................................................................................................... 10
College 3: Algemene leerstukken conflictenrecht, beginselen .............................................................. 12
1. Structuur van verwijzingsregels (herhaling) ................................................................................. 12
2. Aanknopingsfactoren in het familierecht (vervolg)....................................................................... 12
3. Toepassing conflictregels Nederlandse rechter; algemene leerstukken ........................................ 12
College 4: Bevoegdheid algemeen (Brussel Ibis); Onrechtmatige daad, bevoegdheid ......................... 16
1. Toepassing conflictregels; algemene leerstukken (vervolg) ......................................................... 16
2. Bevoegdheid algemeen.................................................................................................................. 16
3. Onrechtmatige daad, bevoegdheid ................................................................................................ 18
College 5: Onrechtmatige daad, toepasselijk recht ............................................................................... 20
1. Onrechtmatige daad, bevoegdheid: enkelvoudige en meervoudige locus ..................................... 20
2. Onrechtmatige publicaties en prospectussen: ‘strooidelicten’ ...................................................... 20
3. Intellectuele eigendom en gebrekkige producten .......................................................................... 22
College 6: Overeenkomsten, bevoegdheid forumkeuze ........................................................................ 23
1. Onrechtmatige daad, bevoegdheid (vervolg) ................................................................................ 23
2. Onrechtmatige daad, toepasselijk recht ......................................................................................... 23
3. Consumentenovereenkomst ........................................................................................................... 24
College 7: Overeenkomsten, toepasselijk recht..................................................................................... 27
1. Inleiding ........................................................................................................................................ 27
2. Overeenkomst (niet-consumenten), bevoegdheid ......................................................................... 27
3. Overeenkomsten, toepasselijk recht .............................................................................................. 30
College 8: Corporaties, goederenrecht en trusts .................................................................................... 32
1. Inleiding ........................................................................................................................................ 32
2. Corporaties .................................................................................................................................... 32
3. Goederenrecht ............................................................................................................................... 34
2
Edwin van der Velde Rijksuniversiteit Groningen
,Internationaal Privaatrecht Collegeaantekeningen 2019/2020
College 9: Huwelijk, echtscheiding en geregistreerd partnerschap ....................................................... 37
1. Huwelijk en geregistreerd partnerschap ........................................................................................ 37
2. Internationale echtscheiding .......................................................................................................... 38
College 10: Huwelijksvermogensrecht.................................................................................................. 41
1. Inleiding en Huwelijksvermogensverordening.............................................................................. 41
2. Rechtsmacht .................................................................................................................................. 42
3. Toepasselijk recht .......................................................................................................................... 43
College 11: Afstamming en alimentatie ................................................................................................ 45
1. Huwelijksvermogensrecht vervolg: oudere regelingen ................................................................. 45
2. Afstamming ................................................................................................................................... 46
College 12: Ouderlijke verantwoordelijkheid en kinderbescherming ................................................... 49
1. Alimentatie .................................................................................................................................... 49
2. Ouderlijke verantwoordelijkheid ................................................................................................... 51
College 13: Erfrecht .............................................................................................................................. 54
1. Inleiding en Erfrechtverordening .................................................................................................. 54
2. Toepasselijk recht .......................................................................................................................... 54
3. Formele geldigheid ........................................................................................................................ 56
4. Bevoegdheid en erfrechtverklaring ............................................................................................... 57
College 14: Erkenning en tenuitvoerlegging ......................................................................................... 59
1. Inleiding ........................................................................................................................................ 59
2. Brussel Ibis-Verordening .............................................................................................................. 59
3. Brussel IIbis-verordening .............................................................................................................. 60
4. Art. 431 Rv en het Gazprombank-arrest........................................................................................ 60
3
Edwin van der Velde Rijksuniversiteit Groningen
,Internationaal Privaatrecht Collegeaantekeningen 2019/2020
College 1: Inleiding in het IPR
1. Inleiding
Het internationaal privaatrecht is een relatief ‘technisch’ vak, omdat men steeds goed moet bekijken
welke rechtsregels van toepassing zijn en hoe die rechtsregels zich tot elkaar verhouden, zowel territo-
riaal, personeel als temporeel gezien. Internationaal privaatrecht (IPR) vergt dus een systematische be-
nadering. Het IPR geeft geen materiële rechtsregels, maar geeft enkel aan welke rechter bevoegd is,
welk recht van toepassing is en of buitenlandse rechtshandelingen hier te lande voor erkenning en ten-
uitvoerlegging in aanmerking komen.
2. Belang van het IPR
Dat het IPR in de praktijk van het grootste belang is, kan worden geïllustreerd aan de hand van een
aantal voorbeelden. Men denke bijvoorbeeld aan het huwelijk tussen een Nederlandse man en een Ar-
gentijnse vrouw (Willem-Alexander en Maxima). Als het huwelijk in Nederland wordt voltrokken, is
op dat huwelijk naar Nederlands IPR het Nederlands recht van toepassing. De vraag of de Argentijnse
vrouw mag trouwen (de huwelijksbevoegdheid) is echter een vraag naar Argentijns recht. Vervolgens
rijst nog de vraag welk huwelijksvermogensrecht van toepassing is. Daarvoor zou bijvoorbeeld de eerste
verblijfplaats of de vaste woon- of verblijfplaats doorslaggevend kunnen zijn. Ook een aanknopingspunt
is de nationaliteit van de betrokkenen. De plaats van voltrekking van het huwelijk is hiervoor geen aan-
gewezen aanknopingspunt, omdat men dan het eigen huwelijksvermogensrecht eenvoudig zou kunnen
omzeilen door elders het huwelijk te voltrekken. Op het in Nederland voltrokken huwelijk tussen een
Argentijnse vrouw en een Nederlandse man zal waarschijnlijk volgens deze aanknopingsfactoren het
Nederlands recht van toepassing zijn. Vervolgens rijst wel de vraag naar de geldigheid van dit huwelijk
in Argentinië, bijvoorbeeld omdat het Argentijns recht een verbod op huwelijkse voorwaarden kan be-
vatten.
Een ander voorbeeld dat het grote belang van het IPR illustreert is de grote mate waarin inter-
netbestellingen worden geplaatst. Niet zelden gaat het hierbij om buitenlandse bedrijven die zaken ver-
kopen aan Nederlandse consumenten. De vraag die dan rijst is welk recht van toepassing is op de koop-
overeenkomst. Een andere vraag is welke rechter men moet adiëren op het moment dat de zaak non-
conform is. Deze vragen kunnen worden beantwoord aan de hand van algemene IPR-regels, maar bij-
zonder consumentenrecht zal daar in het bescherming van de consument van afwijken, zodat een Ne-
derlandse consument bijvoorbeeld niet hoeft te procederen bij de Duitse rechter. Wel moet men bedacht
zijn op het feit dat men bij overeenkomst kan afwijken van deze consumentenregels, met dien verstande
dat de consument ook weer wordt beschermd tegen onredelijk bezwarende algemene voorwaarden,
waaronder rechts- en forumkeuzebedingen. De consumentenbeschermende regels zijn echter niet uni-
verseel, en gelden met name tussen de Europese lidstaten. Dat brengt mee dat consumenten gebrekkige
bescherming zouden kunnen ervaren wanneer zij iets bestellen uit een land als China en het Nederlandse
consumentenrecht niet van toepassing zou zijn. Ook als men uit hoofde van beroep of bedrijf iets ver-
koopt missen de consumentenregels toepassing, zodat men vrijwel onbeperkt rechts- en forumkeuzebe-
dingen kan sluiten, die ook in ‘business-to-business’-verhoudingen vaak in algemene voorwaarden wor-
den opgenomen.
Nog weer een ander voorbeeld is de ‘deepwater horizon’-affaire. In die casus boorde een Brits
bedrijf (BP) naar olie in de Golf van Mexico. Toen op het boorplatform een ontploffing plaatsvond en
enkele doden en gewonden vielen, rees de vraag naar welk aansprakelijkheidsrecht men deze casus moet
beoordelen en welke rechter terzake bevoegd is. Dit laatste is bijvoorbeeld van belang omdat Ameri-
kaanse rechters vaak hoge schadevergoeding toekennen, niet alleen voor materiële maar ook voor im-
materiële schade. Naast de nabestaanden zijn ook de aandeelhouders van BP aan te merken als bena-
deelden. Door de ramp werden hun aandelen namelijk minder waard, terwijl het bestuur van BP aan-
vankelijk had gemeld dat de schade gering was. Voorstelbaar is dat de aandeelhouders hun schade op
het bestuur van BP willen verhalen. Zo heeft de Vereniging van Effectenbezitters (VEB) een claim
ingediend bij de Nederlandse rechter. De VEB stelde daarbij dat de aandeelhouders, hoewel zij niet allen
4
Edwin van der Velde Rijksuniversiteit Groningen
, Internationaal Privaatrecht Collegeaantekeningen 2019/2020
in Nederland wonen, wel een effectenrekening bij een Nederlandse bank aanhielden en dus een vol-
doende nauwe band met de Nederlandse rechtssfeer bestond. De schade manifesteerde zich in de Ne-
derlandse effectenrekening, zodat volgens de VEB de Nederlandse rechter bevoegd was. De Hoge Raad
heeft op dit punt vragen gesteld aan het Hof van Justitie. Volgens Ten Wolde is hier geen sprake van
een voldoende nauwe samenhang, zodat de rechter geen rechtsmacht zou moeten aannemen en het stel-
len van prejudiciële vragen overbodig was.
Ook de Yukos Oil-casus toont het belang van het IPR aan. Het Russische private bedrijf Yukos
Oil Company gaat de concurrentie aan met het staatsbedrijf van Putin. Om deze concurrentie uit de weg
te ruimen worden aan Yukos Oil hoge belastingaanslagen opgelegd. Zou Yukos deze aanslagen niet
voldoen, dan zou beslag worden gelegd. Yukos wordt failliet verklaard, met benoeming van X tot cura-
tor. In een daaropvolgende belastingprocedure tegen de bestuurder van Yukos bij de Russische rechter,
behandelt de rechter het geschil niet geheel onpartijdig. Bij de afwikkeling van dit faillissement is van
belang dat Yukos één dochtermaatschappij heeft in Nederland, waaronder alle andere dochtervennoot-
schappen in het buitenland opereren. De curator X veilt de aandelen in de Nederlandse dochtervennoot-
schap, die worden opgekocht door een ander bedrijf. Dit andere bedrijf stelt vervolgens een vordering
in bij de Nederlandse rechter tot overdracht van de aandelen. Tegelijkertijd was echter reeds beslag
gelegd op de aandelen in de dochtermaatschappij door de voormalig aandeelhouders van moedermaat-
schappij Yukos. Vraag is of een Russisch faillissement zonder meer in Nederland moet worden erkend,
of dat nog moet worden getoetst of aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Daarbij is relevant dat de
onpartijdigheid in de Russische zaak niet zozeer schuilde in de faillissementsprocedure, maar in de daar-
opvolgende belastingprocedure tegen de bestuurder van Yukos. De Hoge Raad oordeelt begin 2019 dat
een buitenlands faillissement weliswaar kan worden erkend, maar dat wel aan bepaalde voorwaarden
van behoorlijke rechtspleging moet zijn voldaan.
Verder is een interessante zaak die waarin een Ghanese mevrouw een huwelijk wil sluiten met
een Nederlandse man, om van zijn vermogen te profiteren. Om te voorkomen dat dit in een Nederlandse
huwelijksprocedure aan het licht komt, neemt de vrouw de man mee naar Rwanda. Daar trouwen zij.
Als de man vervolgens komt te overlijden rijst de vraag naar de geldigheid van het huwelijk, de toepas-
selijkheid van het huwelijksvermogensrecht en de toepasselijkheid van het erfrecht. Uitgangspunt is dat
buitenlandse huwelijken inderdaad worden erkend, zodat in principe sprake is van een geldig huwelijk.
Niettemin zou het Nederlandse huwelijksvermogensrecht van toepassing zijn, zodat de maatstaven van
de redelijkheid en billijkheid in de weg kunnen staan aan het ontstaan van een huwelijksgemeenschap.
Omdat de Nederlandse man in Nederland overlijdt, is ook het Nederlandse erfrecht van toepassing. Af
te wachten valt of deze hypotheses inderdaad in de rechtspraak zullen worden bevestigd.
Tot slot is de Hongaarse zaak SILO-TANK vermeldenswaard. Hongaarse chauffeurs zijn in
dienstverband van een Hongaarse vennootschap, zustervennootschap van een Nederlandse BV. Alle
ritten beginnen in Erp (Nederland) en eindigen ook weer in Erp nadat de chauffeurs de leveringen heb-
ben verricht in Hongarije, en de feitelijke opdracht daartoe wordt gegeven door de Nederlandse BV.
Daarom eisen de chauffeurs loon conform de Nederlandse cao. Daarop worden zij door de Hongaarse
vennootschap ontslagen, waarna zij een vordering instellen bij de Nederlandse rechter. Dan rijst de vraag
of de Nederlandse rechter bevoegd is en zo ja, of hij het Nederlandse recht of het Hongaarse recht moet
toepassen.
3. Onderdelen van het IPR
Uit voorgaande voorbeelden vloeit voort dat het IPR in wezen bestaat uit drie hoofdonderdelen:
1. Internationaal bevoegdheidsrecht: is de Nederlandse rechter bevoegd om over het geschil te
oordelen?
2. Conflictenrecht: welk recht moet de Nederlandse rechter toepassen?
3. Internationaal erkennings- en tenuitvoerleggingsrecht: kan een buitenlandse rechtshandeling
en/of uitspraak hier in Nederland gelden en ten uitvoer worden gelegd?
Over het karakter van het IPR kan in de eerste plaats worden gezegd dat het in wezen geen internationaal,
maar nationaal recht is. Ieder land heeft immers zijn eigen regels van IPR. Het ‘internationale’ aspect
5
Edwin van der Velde Rijksuniversiteit Groningen