Samenvatting cyclus 1.4 ‘ZBV’
Thema: Het beroep tandarts; oriëntaties en keuzes in de studie
Chiara Eenkhoorn – THK-1
College 1 – Instructie practica communicatie (13-09-2019) + practicum
basisvaardigheden + practicum structurele vaardigheden (20-09-2019)
Literatuur: Communicatie in de tandheelkunde praktijk H1 behalve 1.3,8 + H2 +
H11.4
Communicatie heeft verschillende functies, een aantal hiervan zijn:
• Informatieverwerking
• Beïnvloeding
• Behartigen van belangen
• Regelen van de omgang
• Begripsvorming
Communicatiemodel
= deze beschrijft wie er iets zegt, wat die
persoon zet, via welk kanaal deze
boodschap overgebracht wordt, voor wie
de boodschap bedoeld is en welke effect
deze boodschap heeft. Met communicatie
is er altijd sprake van ruis; dit is een
verstoring in de communicatie.
Daarnaast zijn er verschillende gesprektechnieken die je kunt gebruiken. Dit zijn:
• Luisteren
• Vragen stellen
• Functionele stilte
• Parafraseren: in je eigen woorden beknopt weergeven wat je gesprekspartner
inhoudelijk heeft gezegd.
• Samenvatten: het brengen van ordening in de informatie die in het verloop van
een gesprek is verkregen en deze beknopt in eigen woorden weergeven.
• Gevoelens reflecteren: het in eigen woorden beknopt weergeven van het gevoel
dat in en achter het gezegde ligt.
• Concretiseren/doorvragen
• Meta-gesprek: het bespreekbaar maken wat er tijdens het proces van de
communicatie gebeurd is.
• Hardop denken/papegaaien
• Gespreksstructuur
1
,Professioneel communiceren
In de praktijk is het belangrijk dat er op een professionele wijze gecommuniceerd wordt.
Professioneel communiceren heeft te maken met:
• Actief luisteren
Þ Concentratie
Þ Actieve participatie (= meedoen)
• Aandacht geven
Þ Non-verbale luistervaardigheden
Þ Verbale luistervaardigheden
Tijdens professionele communicatie is het ook van belang dat je de juiste attitude hebt,
hieronder vallen onder andere dat je: respect toont, betrokken bent, inlevingsvermogen
hebt/toont, verantwoordelijkheid hebt, competentie en inzicht hebt in het eigen kunnen.
Waarnemen vs. observeren
Waarnemen is iets anders dan observeren.
Waarnemen
• Gaat automatisch
• Zijn dingen als: zien, voelen, ruiken, horen
• Worden gefilterd door kennis, normen en waarden, etc.
Observeren
• Gebeurd opzettelijk
• Doe je doelgericht
• Betreft systematisch waarnemen
Feedback
= is een terugkoppeling is op iemand zijn gedrag. Feedback geven we met behulp van de
Pendleton Rules, die zijn als volgt:
1. De feedbackontvanger begint met positieve puten
2. De feedbackgever vult aan met positieve punten
3. De feedbackontvanger bespreekt zijn/haar eigen verbeterpunten
4. De feedbackgever vult aan met verbeterpunten en geeft concrete aanbevelingen
Het geven van feedback gebeurt concreet en eerlijk.
2
, College 2 – De cel: eiwitsynthese-2 (29-10-2019)
Literatuur: Marieb p.135-140, readers nestor
Ribosoom
Een ribosoom bestaat uit twee subunits:
• Een grote: bevat 3 rRNAs en 49 eiwitten
• Een kleine: bevat 1 rRNAs en 33 eiwitten
Een ribosoom is opgebouwd uit RNA en eiwitten.
Een ribosoom heeft drie zijden:
• E-site
• P-site
• A-site
Deze geven de locaties in het ribosoom weer, waar de
translatie plaatsvindt.
Functies van ribosomen
Ribosomen worden gemaakt in de nucleoli, deze bevinden zich in de kern.
• Het is de fabriek voor de productie van polypeptiden
• Een ribosoom brengt mRNA en tRNA samen
• De kleine en grote subunit komen samen tijdens de translatie
• Zorgt voor de vertaling van de nucleotide code naar de uiteindelijke aminozuur
volgorde (dus het eiwit)
De genetische code
= deze bestaat uit een set van drie nucleotiden, dit noemen we een triplet codon. Er zijn
vier verschillende nucleotiden in RNA: A, U, G en C.
• Er bestaan 64 codons
• Er bestaan slechts 20 aminozuren
Dit betekent dat er verschillende codons voor hetzelfde aminozuur coderen.
Daarnaast hebben we drie stopcodons en één startcodon. Dat betekent dat er dus 61
verschillende aminozuur codons zijn.
Vaak verschillen de diverse codons voor één bepaald aminozuur,
zoals Threonine, slechts alleen in de derde nucleotide. Zie
afbeelding.
tRNA
= transfer-RNA. Aan het 3’ einde van het tRNA wordt een
aminozuur gekoppeld.
• mRNA wordt van de 5’ naar de 3’ kant gemaakt.
• tRNA wordt van de 3’ naar de 5’ kant gemaakt.
Anticodon in tRNA: GAA
Anticodon in mRNA: UUC
® Wordt in tegengestelde richting gelezen.
Er zijn in ongeveer 48 typen tRNAs. Sommige tRNAs matchen met
meerdere codons en ze zijn tolerant voor een mismatch; door de
mismatch kan een tRNA met diverse codons matchen.
3