OWE 10: TAALDOSSIER
Verdiepen in taalontwikkeling
Stageopdracht: kunstgesprek & boekpromoties
Naam student:
Aantal woorden: 2967
Klas: PBN-V1A
Stageschool en klassen:
Mentor:
Studiecoach:
Datum: 10-04-2023
,Inhoud
1. Inleiding..........................................................................................................................3
1.1 Het belang van mondelinge taalvaardigheid, woordenschat en jeugdliteratuur..........................3
2. Periode 2: Opdracht mondelinge taalvaardigheid en/of woordenschat...........................4
2.1 De aansluiting op de beginsituatie van de kinderen m.b.t. taal en kunsten.................................4
2.2 Taal- en kunstdoel(en) voor de kinderen....................................................................................10
2.3 De uitvoering van de gekozen stageopdracht en de inzet van het kunstvak..............................11
3. Periode 3: opdracht jeugdliteratuur...............................................................................11
3.1 De aansluiting op de beginsituatie van de kinderen m.b.t. taal en kunsten...............................11
3.2 Taal- en kunstdoel(en) voor de kinderen....................................................................................11
3.3 Uitvoering gekozen stageopdracht en de inzet van de twee kunstvakken.................................12
3.4 Inzet literatuurlijst......................................................................................................................12
4. Opbrengst taal en kunsten............................................................................................13
4.1 Drie eyeopeners opbrengst taal en de meerwaarde van de inzet van de kunstvakken..............13
Bijlagen.............................................................................................................................14
,1. Inleiding
1.1 Het belang van mondelinge taalvaardigheid, woordenschat en jeugdliteratuur
Het belang van mondelinge taalvaardigheid
Mondelinge taalvaardigheid is van belang om te kunnen functioneren. Door mondelinge
taalvaardigheid communiceer je met jezelf (interpersoonlijke communicatie) en met anderen
(interpersoonlijk communicatie).
Het doel van het onderwijs in mondelinge taalvaardigheid is gericht op het uitbreiden, verfijnen en
verbeteren van de dagelijkse taalvaardigheid van leerlingen. Maar ook het verwerven van de
schoolse taalvaardigheden. Het is belangrijk dat dit gebeurt in een rijke taalomgeving, waarin veel
gesproken wordt en daardoor hun taalvaardigheid kunnen uitbreiden (Bacchini et al., 2019, p. 113).
Het belang van woordenschat
De definitie van woordenschat is als volgt: ‘Het geheel van woorden en woordbetekenissen waarover
iemand mondeling en schriftelijk kan beschikken’ (Bacchini et al., 2019, pp. 290). Een goede
woordenschat is belangrijk bij begrijpend lezen. Wanneer je niet veel woorden kent is een tekst lezen
moeilijker te begrijpen (van der Sluis, z.d.).
Het belang van jeugdliteratuur
Lezen is belangrijk voor kinderen. Op deze manier: doe je kennis op van de wereld, vergroot je je
taalontwikkeling, je leert je inleven in andere mensen en culturen, je moet je concentreren, je
ontwikkelt zelfreflectie, je leert dat het leven in andere tijden anders was en het draagt bij aan een
literaire vorming waarvan je heel je leven plezier hebt (Bacchini et al., 2019, pp. 367). Ook maak je
kennis met verschillende functies van lezen zoals de ontspannende, creatieve, emotionele,
informatieve, opvoedende en esthetische functies (Les in taal, z.d.).
1.2 Mondelinge taalvaardigheid, woordenschat en jeugdliteratuur in jouw stageklas
Ik loop op dit moment stage in groep 7 op De Drie Vijvers in Milsbeek. In deze klas worden op
verschillende manieren de mondelinge taalvaardigheid en de woordenschat van de leerlingen
bevordert. Ook is er aandacht voor jeugdliteratuur.
Mondelinge taalvaardigheid werd in mijn stageklas bevorderd door kringgesprekken te voeren.
Hierbij zaten de leerlingen in een kring. Mijn mentor koos voor een onderwerp dat actueel was voor
de leerlingen. Zij begon met een anekdote over dit onderwerp. De leerlingen reageerden hierop,
stelden vragen en andere leerlingen mochten daarop weer reageren. Hierdoor ontstond er een
dialoog tussen verschillende leerlingen.
Ik vind het goed dat de leerlingen in een kring zitten. Dit is belangrijk wat zo ziet iedereen elkaar goed
en alle leerlingen kunnen actief meedoen (Bacchini et al.,, 2019, pp. 125). Zelf zou ik dit in kleinere
groepjes doen, zo komt iedere leerling vaker aan het woord.
In mijn stageklas werd woordenschat gecombineerd met begrijpend lezen. De leerlingen kregen een
tekst, die de hele klas samen hardop voorlas. Vervolgens kregen de leerlingen tijd om woorden op te
schrijven die zij moeilijk vonden/niet kenden. Naderhand werden deze woorden besproken en er
werd met deze woorden geoefend. De leerlingen maakten bijvoorbeeld een mindmap om de
woorden te semantiseren. De volgende les werden deze woorden herhaald.
Dit vind ik een prima manier om woorden te leren. De leerlingen vonden het ook leuk om dit te doen.
Bij het maken van een mindmap gebruik je je beide hersenhelften, waardoor je dingen sneller
onthoudt (Koolstra, z.d.).
Dit zag ik ook terug bij de leerlingen. Wanneer we een paar dagen later de woorden herhaalden,
wisten de meeste leerlingen de betekenis van de woorden nog. Als ik zelf zo’n les zou geven, zou ik
de woorden in een context plaatsen dat dicht bij de leerlingen staat. Hierdoor worden er meer
mentale verbindingen in je hersenen gemaakt, waardoor je het woord op een later moment beter
kunt herinneren (Mondria, 1997).
, Tot slot wordt er regelmatig gelezen in mijn stageklas. Meestal een kwartiertje per dag. Ook wanneer
de leerlingen klaar zijn met taal moeten de leerlingen lezen in hun leesboek. Verder wordt er
interactief voorgelezen tijdens de pauze. Ik zou er niet voor kiezen om leerlingen te laten lezen
wanneer ze klaar zijn met een vak. Op deze manier wordt het leuke van lezen weggehaald. Mij is
verder opgevallen dat de leerlingen niet uit zichzelf lezen. Om dit te bevorderen zou ik een
aantrekkelijke plek maken om te lezen in de klas. Denk hierbij aan fijne stoelen, een kast met
verschillende soorten boeken en een afgeschermde plek (Bacchini et al., 2019 pp. 403).
2. Periode 2: Opdracht mondelinge taalvaardigheid en/of woordenschat
2.1 De aansluiting op de beginsituatie van de kinderen m.b.t. taal en kunsten
Zoals aangegeven staat in mijn lesvoorbereiding (zie bijlage 1) zijn de leerlingen niet gewend om in
gesprek te gaan over een kunstwerk. Wel hebben zij het vak ‘creatief’ op school. Ongeveer twee á
drie keer per week knutselen, tekenen of schilderen de leerlingen iets. De leerlingen vinden dit altijd
leuk om te doen. In gesprek gaan over kunst is nieuw voor de leerlingen en daarom trok het mij aan
om deze opdracht uit te voeren. Ook is dit een andere vorm om te oefenen met woordenschat.
Een aantal leerlingen vinden het moeilijk om een mening te geven, omdat andere daar weer op in
gaan. Daarom lijkt dit mij een goede oefening gericht op woordenschat: “Bij kunst is niks goed of
fout”. Tot slot kan met behulp van beeld de aangeboden woorden nog beter bij een leerling blijven
hangen (FleCk, 2022).
Zoals in mijn
lesvoorbereiding te zien
is, hebben de leerlingen
op school geen
dramalessen. Dit was
voor hen dus geheel
nieuw en daarom trok
het mij aan om mijn
opdracht hierop te laten
aansluiten. Zo komen de