HC1 Introductie
Er zijn verschillende opvattingen die eigenlijk eerder onwaar dan waar zijn. Verschillen niet van
volwassen in keuzes. Experimenten (praktijk soms anders). Inschatting risico redelijk gelijk. Eerder:
risico’s eerder overschatten.
- Adolescenten zijn irrationeel
- Adolescenten zien bepaalde risico’s niet die volwassenen wel zien
- Adolescenten gaan risico’s minder uit de weg dan volwassenen
Voorbeeld filmpje treinsurfen: wat beweegt jongeren? Sociale status gelinkt aan verschillende
gedragingen (niet alleen risico gedrag) wat een ander niet durft: gedragsbevestiging, status. Turning
points: kosten risico gedrag te hoog: stoppen (ik heb een baan: andere manier status, bevestiging).
- Verliefdheid en verkering – vroege volwassenheid/late AD ~
gedragingen nemen toe. Tongzoenen/ geslachtsgemeenschap. Eerlijk ingevuld? Stoer.
Sociaal/romantisch vlak belangrijke ontwikkelingen.
- Drankgebruik: 12-16 geen 20 jaar: meer, zwaar, overmatig. Ontwikkeling risicogedrag
- Internaliserende problematiek: angststoornissen: sterke toename vanaf ong. adolescentie.
o Meer risico, meer romantisch, meer internaliserend . Hoe komt dat?
Wat is adolescentie?
Verliefdheid vrij hoog en stabiel, seksuele gedragingen nemen toe over leeftijd. Internaliserende
problemen nemen ook toe.
- Periode waarin veel gebeurt, veel veranderingen (oude Grieken)
- “storm en stress”- Hall, 1904 dus misschien niet iets van de moderne tijd. Echter, invulling
en duur (=langer: 4 10 jaar) van adolescentie zijn misschien wel veranderd.
o Bijv. in middeleeuwen vrouwen eerste menstruatie rond 15 e en tegenwoordig meer
rond 12e biologische ontwikkeling: eerder. Wanneer eindigt die? Wat is het doel?
Losmaken van ouders, onafhankelijk zijn: sociaal, financieel.
- Doel van de adolescentie wat is het doel? Als we weten wat het doel is, dan kunnen we
misschien ook aangeven hoe lang de adolescentie duurt. Het is maar net hoe je de
adolescentie ziet en wat je als doel ziet, hoe lang/kort deze is.
o Studententijd: verlengende periode adolescentie.
o Stage: belangrijke transitie volwassenheid. Verantwoordelijkheden.
Het begrip adolescentie is moeilijk te definiëren. Het is duidelijk een
overgangsperiode van kindertijd naar volwassenheid. Onafhankelijkheid en
autonomie; belangrijk doel adolescentie. Puur fysiek: jaar 18 klaar. Ligt
genuanceerder.
o Stam: ritueel: dier doden. / huwelijk: huis uit: duidelijke overgangsrite.
Waarom relevant voor (klinische) praktijk?
- American Psychological Association:
o Effectieve communicatie met jongeren bevorderen – wat motiveert ze, wat is
normaal gedrag, doelen. Ook ouders. Beter interveniëren/ of niet: normaal.
- Erkennen diversiteit
o Verschillen jongens en meisjes
o Etniciteit/ regio (minder op in)
, - Weten wat normale ontwikkeling is om te weten wat abnormaal is. Extreem gedrag kan
passen bij de leeftijd.
o Bijv. puberteit, risicogedrag
Gedrag adolescentie verklaren:
- Sociaal leren: interactie omgeving en individuele kenmerken: (huiselijk geweld: eerder leren
dat geweld oplossing is voor conflict + impulsiviteit: eerder cyclus neuropsychologische
(hormonen hersenen: gevoeliger sociale evaluatie, afwijzing: eerder emotionele problemen –
depressieve symptomen) factoren: conflict op schoolplein: eerder denken: oplossen met
geweld. Deviante gedragingen verdere ontwikkelingen van problematisch gedrag. Heftige
afwijzing: daadwerkelijke depressieve stoornis.
o Distale: verleden – verder afstaan van nu – predispositie, temperament,
persoonlijkheidskenmerken.
o Proximale factoren: hier en nu – ouder-kindrelatie
- Hormonaal hersenen: gevoeliger sociale evaluatie, afwijzing: eerder emotionele problemen –
depressieve symptomen
- Cognitief
- Gedragsontwikkeling / socio-emotionele reactie – depressie, geweld.
Altijd wisselwerking sociale omgeving en individuele kenmerken/ ontwikkelingen.
Daarin zijn individuele verschillen: meer risico, maar niet iedere adolescent zoekt risicovolle situatie
op/ depressie. Wat zorgt daarvoor?
Puberteit: ten onterecht middelbare school. Fysieke ontwikkeling
- Hormonale veranderingen
o Androgenen – 8-9 jaar Start fysieke ontwikkelingen
o Afgifte oestrogenen (m) en testosteron (j)
o Genetische grondslag, maar ook: stress!
verschilt per individu – genetisch bepaald + omgevingsinvloeden. Jongeren met
heftige acute stress, chronische: eerder puberteit. M VS achterbuurten: niet eerder
menarche, maar sneller 5 Tanner stages.
- Fysieke verandering
o Tanner stages – plaatjes waarin fases fysieke ontwikkeling: 1 kindertijd, 5 afgeronde
fysieke ontwikkeling. Vaak in onderzoek. Meest makkelijk.
o Timing (wanneer begint het?) gemeten: bv menarche: makkelijker dan bij jongens.
o Relatief (vaak ook vergeleken met leeftijdsgenoten) t.o.v. klasgenoten: heb je meet
borsthaar, lagere stem.
- Vroege/late timing gerelateerd aan probleemgedrag
, o Vroeg: bij meisjes risicofactor: vaak vaderfiguur ontbreekt: risico in contact met
oudere jongens: ervaring met probleemgedrag.
o Jongens 2 kanten: die achter blijven in fysieke ontwikkeling bijv. overcompenseren
met probleemgedrag: volwassen status.
Timing en snelheid pubertijd – hispanic, black (10 jaar verder in Tanner stages meer moeite met
sociale relaties? Andere doelen? Minder aansluiting: depri: eerder onzeker over uiterlijk), blank
- Vroege ontwikkeling en risicofactor
- Meer moeite met sociale relaties
Risicogedrag niet alleen: ook voor internaliserende problemen - depressieve symptomen.
(Neuro)cognitieve ontwikkelingen (gaan samen met hormonaal)
- Bepaalde dingen vinden we belangrijker in de adolescentie
o Bijv. meer oriëntatie op ánderen (andere geslacht)
o Schaamte voor ouders
o Minder ruimte in hoofd voor school (juist bij die veranderingen veel tijd in
schoolbanken)
o Prefrontale cortex groeit in connectiviteit
o Ook bepaalde functionele veranderingen (2e college)
Piaget’s cognitieve fases: gebeurt opeens iets anders: nieuwe skill: abstracter denken: denken over
ideeën. Zie je bij jonge kinderen nog niet: een hypothese opstellen (de wereld is zoals die is,
mogelijke wereld / abstracte begint in adolescentie: reden dat ze de discussie aan gaan: over dingen
nadenken: oefenen van skill).
1. Sensomotorische fase 0-2
2. Pre-operationele fase 2-7
3. Concreet operationele fase 7-11
4. Formeel operationele fase; kunt nadenken over mogelijke wereld/ een idee. Abstracte
begint eigenlijk in de adolescentie. Zijn in staat dieper na te denken over dingen.
- EF nemen toe: cognitieve controle: emotionele gedragingen, impulsen onderdrukken
- Hersenen minder plasticiteit, maar meer flexibiliteit (2e college) : meer in staat om weg te
vinden in veranderende omgeving. Hersenstructuur groeit niet meer, verbindingen sneller,
niet gebruikt: sterft af.
, - Risicogedragingen en zelfregulatie (Steinberg): Paradoxaal: meer controle, meer
risicogedrag.
o Rol leeftijdsgenoten
o Toename gedragsinhibitie, maar ook toename sensatie zoeken - adrenaline
o Nog niet optimale Integratie tussen verschillende hersendelen (PFC):
Flexibiliteit in adolescentie
o (bij muizen: getraind: geuren: 1 beloning. Gingen ze wisselen: adolescenten heel snel
switchen + efficiënter, zoekstrategie) in adolescentie: grotere cognitieve
flexibiliteit. Bij volwassenen: 1 effectief :starheid: aan vasthouden. Puber: omgeving
in beweging, nieuwe doelen: brein in staat om daar mee om te gaan: weg in
veranderende omgeving vinden.
- Beloning aan bepaalde geur verbonden bij muizen.
- Adolescente muizen waren heel snel in het switchen wanneer de beloning aan andere geur
werd verbonden. Ook efficiënter in toepassen zoekstrategie
- In adolescentie is een grotere cognitieve flexibiliteit.
- Volwassenen; bepaalde strategie een keer goed geweest, dus dan houden ze daar maar aan
vast (zie je vaker).
Gericht op ander - te veel empathisch: wat een ander denkt – aanslag op:
Morele ontwikkeling
Kohlberg een van de vooraanstaande personen die naar morele ontwikkeling AD kijkt. Er zijn grofweg
3 fases morele ontwikkeling in leven:
o Premoral level / preconventioneel
Kinderen: Wat goed is, is datgene wat een autoriteit zegt dat goed is (ouder/
leraar: dat mag niet/ goed of slecht) – straf ontwijken