HOORCOLLEGE 1: CULTURELE PSYCHOLOGIE | H1
CULTUUR, SO WHAT
Wat is cultuur? Nederlandse cultuur bestaat uit koekjes bij de koffie, decoratie voor vensterbanken,
voortuinen, kringverjaardagen, reislust, ondernemers en het poldermodel. Poldermodel is de naam die
gegeven wordt aan het Nederlandse consensusmodel waarin werkgevers, vakbonden en overheid met
elkaar aan tafel gaan zitten om te onderhandelen over arbeidsvoorwaarden en lonen. Dit vindt vaak plaats
in de vak-raad van de betreffende sector. Vooral in de jaren 1980 en 1990. Het merendeel van groepen
met migratieachtergrond in Nederland komt uit Europa, Azië en Amerika.
Cultuur is set van attitudes, gedrag en symbolen gedeeld door een grote groep van mensen, en meestal
gecommuniceerd van de ene op de andere generatie. Het is een soort bril waardoor we kijken, een
schema dat ons helpt om informatie te evalueren en organiseren. Culturen hebben expliciete (openlijke,
observeerbare kenmerken zoals kleding of gedrag) en impliciete (organiserende kenmerken zoals
waarden en normen, hierdoor kunnen de expliciete kenmerken tot uiting komen) kenmerken.
Gedragingen omvatten alle normen, rollen, gebruiken, gewoontes en manieren. Symbolen representeren
ideeën waarvan de betekenis door de mensen is vormgegeven. Dit kan een object, kleur, slogan of gebouw
zijn. Culturele symbolen zijn symbolen waarvan de betekenis van generatie op generatie wordt
doorgegeven, zo kan een wat lijkt onbelangrijk stuk land een grote betekenis hebben voor een bepaalde
groep mensen door de betekenis die het voor hen heeft.
Een cross-culturele psychologie is een cultuur met een betekenisvolle context die culturen vergelijkt op
verschillen en overeenkomsten en probeert deze te verklaren. Waarom is een cross-culturele
psychologie relevant?
- Diversiteit: Als de wereld een dorp was met 100 inwoners, dan zijn er 52 vrouwen, 12 Europees,
19% Moslim en 9 spreken er Engels. 7% heeft een hbo/wo diploma en 50% heeft internetverbinding
Wat weten we psychologisch gezien van deze groepen?
- Globalisatie: iedereen kent Coca Cola, bedrijven kunnen macht uitoefenen door de wereld. Met de
globalisatie komt een diverse diversiteit. Alles wordt steeds globaler. De globalisatie heeft invloed
op psychologische testen.
o Globalisatie zorgt voor drie gevolgen: individualisme wordt steeds groter doordat de lokale
cultuur zal verzwakken en er een nieuwe internationale cultuur ontstaat, traditionele
culturen worden extremer doordat culturen uit elkaar worden gedreven en slechts de helft
van wereld wordt hierdoor beïnvloed. Dit is de moderne wereld. De anderen zullen in
relatieve armoede leven of blijven hangen in een culturele transitie, vanwege psychologische
onzekerheid en angst voor internationale veranderingen.
- Testen: kunnen we scores van een intelligentietest uit Nederland vergelijken met de resultaten van
mensen uit Maleisië? Testen zijn gebaseerd op WEIRD – people (Western Educated Industrialized
Rich Democratic Landen), maar dit zijn outliers. 96% van de psychologische studies zijn gebaseerd
op deze outliers, die maar 12% van de wereldbevolking representeren.
Doelen van cross-culturele psychologie:
- Het testen van hypothesen en bevindingen in andere culturele omgeving.
- Het verkennen van andere culturen om culturele en psychologische variatie te ontdekken.
- Het integreren van bevindingen uit verschillende culturen om zo te komen tot een meer universele
psychologie
Deze psychologie zoekt een link tussen cultuur en de psychologie van de individuen die leven in deze
cultuur. De culturele psychologie zelf geloot dat menselijk gedrag alleen betekenisvol is binnen de
socioculturele context waarin deze plaatsvindt. De focus ligt meer op de manier waarop bijvoorbeeld de
religieuze kijk op echtscheidingen het gedrag van jonge ouders in een bepaald land beïnvloedt.
Doel van Henrich (Paper)
Focus is op psy fenomenen die de-facto als universeel worden gezien. De auteurs proberen de verschillen
tussen steekproeven niet te verklaren. Dus ze waren niet geïnteresseerd in of mensen bepaalde
psychologische eigenschappen of processen delen. De contrasten van Henrich zijn:
- Modern industrialized vs small scale societies: het verschil hier tussen zijn voorbeelden zoals:
o Muller-Lyer Illusie: als je kijkt naar deze kleine groepen, zie je dat deze geen illusie
ervaren. De sample uit de VS heeft een extreme score t.o.v de kleinere groepen. We gaan
ervanuit dat dit verklaard wordt door de Carpentered world hypothesis. Als je in een
, industriële omgeving woont, is alles gemaakt. Als jij in een huis opgroeit, zet jij automatisch
2-D plaatjes om in 3-D plaatjes. Toch is deze hypothese ontkracht.
o Dictator Game: experiment waarbij je geld krijgt en ervoor kunt kiezen dit de delen met een
anonieme speler. De ontvanger kan het accepteren of niet accepteren. Als die het niet
accepteert krijgt niemand iets. De meeste gemiddelde mensen geven ongeveer de helft. De
meeste economische theorieën gaan over rationele beslissers. Dit resultaat is dus volledig
irrationeel. Dit experiment is herhaald in kleine groepen. Je ziet dat kleine groepen de
economische theorieën aanhangen.
o Experiment van Ash: mensen conformeren aan de druk van de groep. Hoe later de studie
gedaan is, hoe minder conformiteit er gevonden is. In Amerika is het effect van conformiteit
geleidelijk aan kleiner geworden. Ook is er gekeken naar Hofstede, dus in hoeverre een
land individualistisch is. Het effect wordt kleiner naarmate het land individualistischer is.
- Western vs non-western industrialized societies:
o Change Blindness: basketballers waar een gorilla doorheen loopt. In westerse landen is er
een grotere focus op grote objecten, maar in collectivistische culturen zoals Japan is er meer
aandacht voor de context. Ze veranderde in een studie de focus object (voorgrond) of
contextual (achtergrond). Er is een verschil in visuele perceptie en aandacht in verschillende
groepen.
- Americans vs other Westerns:
o Amerikanen zijn het meest individualistisch in de wereld. Als je iets niet haalt, is het je eigen
schuld. In Amerika hebben mensen het idee dat de uitkomst van hun leven door zichzelf
komt.
- University vs non-university educated Americans:
o Post-decisional spread of alternatives: heeft met cognitieve dissonantie te maken. Je
doet een vervelende taak en je zegt dat het heel leuk is. Bij post-decisional spread of
alternatives maak je een keuze uit verschillende producten, je kiest een product en daardoor
vind je het nog leuker. Er is een klassiek experiment gedaan waarbij proefpersonen wordt
verteld over twee producten en ze beoordelen elk product. De proefpersonen werd verteld
dat ze een van de producten mochten houden. Heb je een product gekozen, dan moet je
deze herbeoordelen. Bij een makkelijke keuze is er weinig verandering. Bij een moeilijke
keuze is er veel verandering. De gekozen wordt leuker, de andere minder leuk. Dit
experiment is herhaald in Canada met een moeilijke muziekvoorkeur. De Canadesen
ervaren drie keer zoveel post-decisional spread dan de Japanners. Dit experiment is ook
herhaald tussen hoog- en laagopgeleiden. Bij de hoger opgeleiden zie je een groter post-
decisional spread
Kunnen we psychologische bevindingen zomaar gebruiken op elke populatie? Men doet op een kritische
manier, door middel van comparatieve studies onderzoek naar de verschillen en gelijkenissen tussen
culturen. Er worden altijd minimaal twee verschillende culturele groeperingen gebruikt om deze
vergelijkingen te kunnen maken. Zo wordt geprobeerd duidelijkheid te krijgen over de invloed van cultuur
op de menselijke psychologie.
Psychologische verschillen en de onderliggende oorzaken worden bestudeerd. Met in het bijzonder de link
tussen culturele normen en waarden en de manier waarop mensen hetzelfde, dan wel verschillend gedrag
vertonen in dezelfde situaties. Je kunt je afvragen of mensen uit verschillende culturen een natuurramp en
daar de daarbij komende pijn anders ervaren, wat ertoe kan leiden dat verschillende therapieën beter
geschikt zijn voor mensen uit andere culturen. Men kijkt ook naar de gelijkenissen tussen culturele
groepen en universele psychologische waarheden, zoals fenomenen die in meerdere of alle culturen
voorkomen. Zo is gebleken dat dezelfde samenstelling van de Big Five voorkomt in Duitsland, Portugal,
Israël, China en Korea.
CONCEPTEN
Om een integratieve benadering te construeren moet men begrijpen dat mensen rationele wezens zijn die
doelen nastreven. De mens heeft een bepaalde activiteit, de mate waarin men gebruik maakt van de
mogelijkheden. De emoties, motivaties, doelen van iemand worden bepaald door de omgeving en cultuur
kan dit veranderen. De beschikbaarheid van middelen in een maatschappij maakt een onderscheid
tussen culturen. Hier speelt geografie een rol en wordt men opgedeeld in arm en rijk of ontstaan concepten
zoals onderdrukking (en minderwaardigheid). Het bepaalt voor een groot deel het gedrag van mensen: het
kan mensen bij elkaar brengen of uit elkaar drijven.
,HOORCOLLEGE 2: CONCEPTEN EN METHODEN | H3
CONCEPTEN
Etniciteit: de culturele achtergrond, de gedeelde ervaring van mensen die dezelfde afstamming hebben,
dezelfde taal spreken, dezelfde tradities hebben en vaak ook dezelfde religie aanhangen en uit hetzelfde
gebied komen. Dit wordt al snel gecompliceerd, want als je nationaliteit of religie erbij betrekt dan krijg je te
maken met biculturelen. Dit is bijvoorbeeld dat er twee culturen binnen een gezin vallen. Denk aan:
Christelijke Arabieren in Israël. Etniciteit is iets wat we hebben verzonnen.
Een natie is een groep mensen die dezelfde geografische origine, geschiedenis en taal delen en die een
politieke entiteit hebben: ze zijn een onafhankelijke staat. Religie bevat de kennis, overtuigingen en
praktijken gebaseerd op een geloof.
Ras: Onderscheid gebaseerd op vergelijkbare genetische overdraagbare fysieke karakteristieken. Vooral in
de VS worden mensen onderscheiden door ‘het ras’. Toch is er nergens een grens in het ras. Er zijn
extreem veel variaties. Het is dus een sociaal geconstrueerde categorie, net als etniciteit. ER zijn
verschillende benaderingen om cultuur te onderzoeken.
- Voorbeeld: Barack Obama. Vader is Keniaan, moeder heeft Europese roots -> African American
(ras), geboren op Hawaii en islamtische middelnaam (etniciteit)
EVOLUTIONAIRE BASIS
Volgens Levin is er een evoluationaire basis voor verschillen in ras, met name door de verschillen in
oorsprong. Zo lijken blanken met name voorouders te hebben uit Europa en donkeren uit Afrika. Tevens is
de out-of-Africa hypothese ook slechts een aanname omdat er veel overlap is tussen de fysiologische en
fysieke kenmerken van rassen. Voor biologen is ras een term die gebruikt wordt om een populatie te
beschrijven met duidelijk onderscheidbare fysieke kenmerken. Rassen mixen steeds meer met elkaar door
immigratie. Gould en Langeley zeggen dat ras een sociaal geconstrueerd categorie is zoals etniciteit.
Het wordt gedefinieerd aan de hand van gedeelde ervaringen van een grote groep die toevallig tot een
bepaald ras behoren. Dole raadt aan om de term ‘ras’ te vervangen: continental origin (afrikanen),
anthropological designation (blanken), colonial history (latino’s). In de VS is de term ‘hispanics’ beledigend
geworden omdat het volgens sommigen teveel refereert naar de Spaanse afkomst, men heeft liever ‘Latino’
-> Latino-Hispanic.
De mate waarin mensen waarde hechten aan een religie verschilt. In de VS is 78% Christen maar ieder
jaar bekeren mensen zich, van alle gelovigen is een vierde veranderd en van de mensen onder 30 jaar is
25% niet religieus.
THEORETISCHE BEANDERING VAN CULTUUR
Hoe kunnen we cultuur conceptualiseren?
- Cultuur als onafhankelijke variabele: bepaalde factoren variëren met cultuur en hebben invloed
op psychologische fenomenen.
- Cultuur als confound: een derde variabele die toevallig gerelateerd is aan. Psychologische
fenomenen horen universeel te zijn (bijvoorbeeld daar zijn mensen agressief, dus die cultuur maakt
elkaar af).
- Cultuur als echt psychologisch fenomeen: elk psychologisch fenomeen vindt plaats in een
culturele context. Cultuur zit in ons hoofd (bijvoorbeeld hysterische vrouwen in vorige eeuwen
worden gezien als cultureel fenomeen = culturele psychologie)
- Cultuur als leeg label: specifieke contextuele verschillen in plaats van grote allesomvattende
verschillen.
Er zijn verschillende types kennis:
- Wetenschappelijke kennis: niet altijd waar en onderhevig aan veranderingen. Gebaseerd op de
observatie die theorieën en hypotheses bevestigen. denk aan frenologie.
- Populaire kennis: kennis die we met zijn allen delen, denk aan ‘mensen op het platteland zijn niet
zo slim’. Populaire kennis komt vaak voort uit ideologische kennis. Kan ook verwijzen naar bijgeloof
en het wordt ook wel everyday psychology genoemd. Bijgeloof zoals het ontwijken van de getallen
666 en 13 door christenen en het relateren van kwaad aan het nummer 4 door Aziatische mensen
zijn hier een voorbeeld van.
- Ideologische kennis: dogmatisch, leerstelling die als onbetwistbaar wordt gezien zoals een religie.
Je kunt geloof niet ontkrachten. Vaak gaat het over kennis over goed en kwaad, goed en fout en het
doel van menselijk leven.
- Juridische kennis: bepaalde dingen zijn gewoon zo. In Nederland verklaren we iemand dood als
deze hersendood is. In Japan ben je pas dood na je laatste hartslag.
, De traditionalisme van een cultuur:
- Traditioneel: kern van tradities, regels, symbolen en principes die generaties bestaan. Dit is vaak
conservatief en intolerant tegenover verandering. Het komt vaak voor in kleine regio’s en binnen
deze cultuur is er weinig keuze voor eigen keuzes van sociale rollen, er wordt verwacht at mensen
zijn wat er is voorgeschreven door de gemeenschap, wat dan gebaseerd is op religie. De nadruk ligt
op routines en tradities, de waarheid is een vaste waarheid en er is een consensus over goed en
kwaad.
- Modern: staat open voor nieuwe ideeën en principes, mensen hebben een vrijere keuze bij sociale
rollen en de nadruk ligt op de individuele keuze. Hierbij is er meer tolerantie voor bijvoorbeeld het
homohuwelijk. Waarheid is geen absoluut begrip, ideeën worden betwist en goed en kwaad is
relatief.
Naast kennis hebben we theoretische benaderingen:
- Evolutionaire benadering: natuurlijke en seksuele selectie (overleving van best aangepasten/
survival of the fittest), functie van bepaald affect, cognitie of gedrag. Cultuur voedt hierbij slechts
fundamentele menselijke behoeften en doelen die hierbij horen. De biologische sekse verschillen
zorgen voor psychologische verschillen tussen man en vrouw, dit is een universalisme. Mannen zijn
van nature meer egoïstisch, vrouwen meer altruïstisch en zorgzamer. De vraag is dan waarom we
cultuur hebben. Er is niet alleen een biologisch, maar ook een sociaal aspect.
- Sociologische benadering: sociale structuren beïnvloeden onze maatschappij als geheel. Cultuur
is zowel een product van menselijke activiteit als een vormende factor, zoals rechtbanken. De
maatschappij is dan een middel om stabiliteit te garanderen. Zo kunnen bijvoorbeeld ook tradities
ontstaan, deze geven rationaliteit en een bron om aan vast te houden. Het is een morele blauwdruk
die regels voor de behoeften en verlangens van de mensen voorschrijft. Weber bedacht de
symbolic-interactionist benadering waarbij er twee soorten maatschappijen zijn:
o Pre-industrieel: tradities, gebruiken en veroordelen van ongepast gedrag: emotie, intuïtie
en speculatie.
o Kapitalistisch: rationaliteit, beredeneren, berekenen en wetenschappelijke methode.
Marx zei dat economische factoren de voornaamste beweegredenen waren voor menselijk gedrag. Zij
die middelen bezitten willen behoren tot een hogere klasse: zo ontstaat er in iedere maatschappij twee
sociaal andere groepen: de heersende en de dienende. Hierdoor wordt de sociale klasse even
belangrijk als de etniciteit.
- Ecoculturele benadering: het individu is niet te scheiden van de omgeving (ouders vormen hun
kinderen en vice versa). Berry onderscheidt twee contexten:
o Ecologisch: economische activiteit, voeding, klimaat, populatiedichtheid
o Sociopolitiek: organisatie van overheid, vrijheid
Mensen in koudere en mildere klimaatzones zijn vaker rijker.
FRAMEWORKS
John Berry heeft een Ecocultureel Framework gemaakt van deze theoretische benaderingen. Je hebt
een ecologische, sociopolitieke en evolutionaire context. Mensen leven in een bepaald ecocontext en dat
zorgt ervoor dat er culturele en biologische adaptaties plaatsvinden. Vervolgens zorgt dat voor invloeden
op een persoon die lijden tot daadwerkelijk gedrag. Dus ecologie -> cultuur -> gedrag.
De meest belangrijke Frameworks zijn bedacht door Hofstede, Triandis en Markus en Kitayama. Ideeën
en kennis evolueert door de jaren heen.
Theoretische framework van Geert Hofstede: hij heeft het meest geciteerde framework om culturele
patronen op landsniveau te classificeren. Hij heeft werk gerelateerde waarden onder werknemers van IBM
in de jaren 70 onderzocht. Hij kreeg toegang tot veel data en ging opzoek naar culturele patronen. Hij vond
daar in eerste instantie vier dimensies in, later kwamen daar twee bij:
1. Power distance: mate waarin minder machtige mensen het accepteren dat er ongelijkheid is in die
macht. In Nederland willen we weinig machtsverschil
2. Individualisme of collectivisme: bij individualistische landen zijn de banden tussen mensen los, je
kunt ze makkelijk inruilen. Bij collectivistische landen zijn er strakke en nauwe groepen die op elkaar
bouwen. Je bent niet het een of het ander, je scoort erop (het merendeel scoort ertussenin met
China en Zuid-Amerika als uitzondering).Test hierbij is conformiteit: een meta-analyse laat zien dat
er steeds minder hieraan wordt gedaan, zeker bij individualisme.
3. Masculiniteit of femininity: masculiniteit is de mate waarin een land gebaseerd is op competitie,
bewijs wat je kunt, mannen meer dan vrouwen. Bij feminiteit gaat men er vanuit dat mannen en
vrouwen gelijk behandeld worden.