Samenvatting Economische
Bedrijfsomgeving
De samenvatting bevat: Hst 1,8,9,14,15,16,21
Hoofdstuk 1, De onderneming en algemene
economie
Economisch handelen en algemene economie
Behoeften & Middelen
Mensen hebben behoeften aan zaken zoals voedsel, warmte, onderdak, veiligheid en ontplooiing. Er
zijn goederen en dienste (middelen) nodig om in deze behoeften te voorzien. Het beschikken over
goederen en diensten om in de behoeften te voorzien noemen we welvaart. Er bestaat een spanning
tussen behoeften die oneindig zijn, en middelen die beperkt zijn. Mensen moeten telkens kiezen
welke middelen ze zullen gebruiken voor de behoeftebevrediging.
Grondstoffen, machines en arbeid zijn middelen om goederen en diensten mee te produceren.
Middelen worden voor heel verschillende producten gebruikt. Men zegt ook wel dat de middelen
alternatief aanwendbaar of schaars zijn.
Economisch handelen
Het streven naar maximale welvaart met behulp van schaarse middelen noemen we economisch
handelen. Dit vinden we overal in de samenleving terug. Consumenten verwerven een inkomen
doordat een of meer gezinsleden gaan werken een onderneming koopt producten in, maar daarmee
andere producten en verkoopt zede weer. Weer andere bedrijven leveren diensten aan het
buitenland.
Het economisch handelen speelt zich af in en tussen diverse organisaties. De economische
wetenschap bestudeert het economisch handelen. Het is zo complex dat de economische
wetenschap in verschillende delen uiteenvalt. Een globaal onderscheid kan met maken tussen de
vakken die het interne proces in ondernemingen bestuderen, en vakken die de relatie met de
omgeving of de omgeving zelf bestuderen. Economisch handelen in een land kan men op
verschillende niveaus bestuderen. Dit hoort bij de algemene economie. Het is op te delen in:
- Meso- en micro-economie, markten en bedrijfstakken waar de ondernemingen mee te
maken hebben, vraag & aanbod
- Macro-economie, algemene situatie voor een heel land
- Monetaire economie, houdt zich bezig met geld en rol van banken in de economie
- Internationale economische betrekkingen, buitenlandse handel en kapitaalstomen
Europese Unie
Veel van de gegevens voor dit vak gaan over de Europese Unie (28 landen), waarvan 19 landen de
gezamenlijke Euro hebben. In 1957 vormden 6 landen samen de Europese Economische
Gemeenschap (EEG) later kwamen hier steeds meer landen bij en is het uitgegroeid naar 28 landen.
De spanningen in de EU zijn groot. Het verenigd koninkrijk heeft besloten om de EU te verlaten
(brexit). De EU heeft een productie van ongeveer 15.000 miljard. Daarvan zorgen de 4 grootste EU
landen voor meer dan 65%.
,Bedrijfsomgeving
met bedrijfsomgeving bedoelen we alle ontwikkelingen in de omgeving van een onderneming die
invloed hebben op de resultaten van een bedrijf. De omgevingsfactoren die invloed op de resultaten
van een bedrijf uitoefenen, worden meestal op een bepaalde wijze in kaart gebracht. Het criterium
daarvoor is de mate waarin de onderneming de omgeving kan beïnvloeden. Er wordt onderscheid
gemaakt in:
- Macro-omgevingsfactoren,
- Indirecte omgevingsfactoren,
- Directe omgevingsfactoren
Macro-omgevingsfactoren
dit is de ruime omgeving van de onderneming. Deze bestaat uit de conjuncturele ontwikkeling,
wisselkoersen, prijzen van belangrijke grondstoffen en demografische ontwikkelingen. Deze factoren
kunnen op individuele ondernemingen grote invloed uitoefenen, maar onderneming hebben geen
enkele invloed op de factoren. Het is noodzakelijk dat bedrijven wel een beeld hebben en
verwachtingen van deze factoren.
Indirecte omgevingsfactoren
op deze factoren hebben bedrijven zelf weinig invloed, maar de omgeving heeft wel veel invloed op
het bedrijf. Dit zijn dingen zoals werknemers- en werkgeversorganisaties, de overheid, culturele
omgevingsfactoren, de publieke opinie en de media. Werknemers- en werkgeversorganisaties
behartigen hun belangen bij de overheid. De publieke opinie en sociale media zorgen voor sterke
emoties die veel meningen over het bedrijf kunnen opwekken en dus veel invloed hebben op het
bedrijf. Het bedrijf zelf heeft haast geen invloed op deze publieke opinie. Ook de sociale omgeving
van het bedrijf is van belang, zoals het zoeken naar werknemers. Bedrijven moeten werknemers
voldoende scholen en tegemoet komen in arbeidsomstandigheden. Technologie is erg belangrijk in
de concurrentiestrijd van bedrijven. De risico’s van de technologie worden voor bedrijven steeds
groter
Directe omgevingsfactoren
Bestaat uit marktpartijen van de onderneming op haar in- en verkoopmarkten. Het gaat daarbij om
verschillende schakels in de bedrijfskolom. Ondernemers staan in voortdurend contact met hen. De
onderneming kan daarom de omgeving beïnvloeden. Als veel afdelingen betrokken zijn bij de
omgeving van het bedrijf, kan het bedrijf de omgeving gunstig beïnvloeden. Onder de directe
omgeving vallen leveranciers (van productiefactoren), markt, concurrentie en afnemers.
Veranderende omgeving
Op elk stukje van de resultatenrekening van bedrijven, hebben algemeen-economische variabelen
invloed. Managers mogen bedrijfseconomische problemen niet oplossen alsof er zich vrijwel geen
veranderingen in de omgeving voltrekken. Soms gebeurd dit wel en worden de omgevingsvariabelen
als onveranderlijke gegevens beschouwd. Dit is niet slim omdat de omgeving heel snel veranderd.
Het is daarom noodzakelijk dat bedrijven voorspellingen doen over de omgevingsvariabelen. Dit
moeten zij opnemen in hun beleid, om zoveel mogelijk toe te proberen te spelen op de veranderende
omgeving.
,Absolute en relatieve gegevens
Waarde- en volumestijging
de begrippen volume, prijs en waarde staan met elkaar in verband. De omzet van een bedrijf is de
hoeveelheid x prijs. Daarom geeft de omzet een waarde aan. De afzet is een aantal en
heeft daarom een hoeveelheid aan.
Hoeveelheid (ton) Prijs (€ per ton) Waarde (€)
Periode 0 1.000 20 20.000
Periode 1 1.050 22 23.100
Mutatie % 5 10 15,5
Zowel de hoeveelheid als de prijs is gestegen. De waarde ontstaat door prijs x hoeveelheid. De
procentuele verandering kun je berekenen door (nieuw-oud) / oud x 100 maar er is ook
een andere benadering voor de waardeverandering in procent. Namelijk door: groei%
hoeveelheid + groei% prijs. Dit geld hetzelfde voor als je iets deelt, alleen dan doe
je het min elkaar. Het verschil tussen de ‘echte berekening’ en de benaderingsmethode
noemen we de discount factor, deze wordt steeds kleiner als de %verandering ook kleiner wordt.
De waardestijging van een variabele noemt men de nominale stijging (15,5 in voorbeeld).
De volumeverandering noemt men de reële stijging. (5 in voorbeeld).
Ook voor economische variabelen is het van belang volume- en prijsveranderingen van elkaar te
onderscheiden:
Productie & BBP
Zo is productie = werknemers x arbeidsproductiviteit.
Voor een land geld dus:
BBP (productie van land) = totaal aantal werknemers x
arbeidsproductiviteit.
De benadering van de verandering is dan dus weer te geven in:
groei% BBP = groei% werknemers + groei% arbeidsproductiviteit.
Loon
Een tweede verband betreft het loon. De loonsom is zowel voor een individuele onderneming als
voor de economie van een heel land erg belangrijk. De loonsom is het bedrag dat je als werkgever
kwijt bent aan de beloning van arbeid. Dit kan toenemen door stijging van het loon per medewerker
of door toename van de vraag naar arbeid.
2017 in prijs Volumemutati 2018 in prijs Prijsmutatie 2018 in prijs
2017 e 2017 2018
LOONSOM 200 2% 204 5% 214,2
De eerste kolom geeft de waarde aan van de loonsom in 2017. Uit kolom 2 is af te lezen dan de
werkgelegenheid met 2% stijgt in 2018.
, De totale loonsom zou 204 bedragen als de loonsom per werknemer stabiel bleef. Dan zou de
prijsmutatie 0 zijn, loonsom zou dus gelijk zijn in 2017 en 2018. Maar! De lonen zijn gestegen met 5%.
Tel je bij de volumestijging ook de prijsstijging op dan krijg je de waarde van het looninkomen in 2018
(kolom 5).
Het looninkomen is het product van het aantal medewerkers en de loonsom per werknemer. De
stijging van het looninkomen is dan ongeveer gelijk aan de % volumestijging + %
prijsstijging.
Er geldt:
Totale loonsom = loonsom per medewerker x aantal
medewerkers.
De verandering is dan dus:
groei% loonsom = groei% loonsom medewerker + groei% aantal
medewerkers
Loonkosten per eenheid product
Het derde verband betreft loonkosten per eenheid product (LK p.e.p). in elk product dat door arbeid
is gemaakt zit een stukje aan loon. Dit bedrag kan toenemen door stijging van het loon per
werkenemer, maar als de arbeidsproductiviteit stijgt zal loonkosten p.e.p weer dalen.
Er geldt dus:
Loonkosten pep = loon per medewerker
arbeidsproductiviteit
Voor de verandering is dan dus:
groei% loonkosten pep = groei% loon medewerker - groei%
arbeidsproductiviteit