100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Beknopte samenvatting van de kern van blok 1 van de master orthopedagogiek: Diagnostiek €4,49   In winkelwagen

Samenvatting

Beknopte samenvatting van de kern van blok 1 van de master orthopedagogiek: Diagnostiek

 29 keer bekeken  0 keer verkocht

Verkorte samenvatting van het eerste blok van de master Orthopedagogiek: diagnostiek. Dit is kernachtig en daardoor fijn om te leren voor je tentamen!

Voorbeeld 3 van de 30  pagina's

  • 19 november 2019
  • 30
  • 2019/2020
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (2)
avatar-seller
esmeecoppoolse
Probleem 1 – onwil of onkunde
LD1 – Wat is de relatie tussen cognitief functioneren en gedragsproblematiek?

Dekker (2006) Onderzocht prevalentie, beloop en risicofactoren voor
psychopathologie bij VB-kinderen. Onderzoek gedaan met 6-18 jarige MLK/ZMLK
leerlingen en controlegroep. Gemeten met gestandaardiseerde vragenlijsten, op T=1 de
risicofactoren en op T=2 de psychopathologie.
 De prevalentie van psychopathologie bij VB is 14-80%.
 Kinderen met VB hebben drie keer zoveel (3.2-4.5) risico op emotionele en
gedragsproblemen en psychiatrische stoornissen. Vooral de schalen sociale problemen,
aandachtsproblemen
 Meest voorkomende risicofactoren: ontoereikende adaptieve gedragingen van het kind en
laag opleidingsniveau ouder.
o Chronische lichamelijke aandoeningen  angststoornis + gedragsstoornis
o Sociale incompetentie  gedragsstoornissen
o Inadequaat niveau van vaardigheden  gedragsstoornis
o Psychopathologie ouders en verwijzing naar GGZ  unieke bijdrage aan risico
o Negatieve gebeurtenissen  onafhankelijke bijdrage
 Odds ratio = hoeveel keer meer risico is er op een bepaalde uitkomst als de risicofactor
aanwezig is
 DUS: voorspellende relaties (tussen kindfactoren, gezinsfactoren en psychiatrische
stoornissen) zijn veel minder voorspellend wanneer rekening wordt gehouden met
voorafgaand probleemgedrag.

Psychopathologie = het geheel aan beschrijvingen van stoornissen, oorzaken ervan en
behandelingen ervoor.

Dosen (2005)
Agressie = een aangeboren, gezonde kracht in diens van zelfbehoud. Komt vaker voor bij mensen
met VB (2-20%), vanwege individuele en omgevingsfactoren. Hoe hoger het IQ, hoe
doelgerichter de agressie.
 Agressie komt vaker voor bij mensen met verstoring in sensorische of cognitieve functies.
o Sensorisch: moeite om de arousal op een bepaald niveau te houden, ze zoeken
emotionele prikkels a.d.h.v. agressief gedrag.
o Cognitief: situatie niet overzien en begrijpen

Er zijn vijf soorten agressie:
1. Affectieve agressie = ongecontroleerd, impulsief, reactie op bedreiging/frustratie, hoge
arousal, ontremde motoriek. Vaak lager verbaal IQ, afwijkingen in het CZ. (vooral bij zware VB)
2. Doelgerichte agressie = gecontroleerd, vaak aangeleerd en door bekrachtiging in stand
gehouden, lage arousal, motoriek onder controle, geen cognitieve afwijking (vooral bij lichte VB)
3. Gemengde agressie = affectief én doelgericht
4. Impulsieve/Gesublimeerde agressie = agressie omzetten in iets anders (fysiek),
impulscontrolestoornis, fysieke agressie
5. Novelty seeking agressie door regulatiestoornis van arousal = hypoarousal door continu
zoeken naar spanning en gevaar. Het doel is verhogen van arousal.

Vier basale affectieve toestanden
1. Irritatie = lage frustratiedrempel, boosheid, ongeduld, vijandige houding, agressieve
ontladingen. Vaak gepaard met zelfverwonding, agressie en slaapstoornis. Vaak bij ernstige
VB, als gevolg van beschadigd limbisch systeem of diëncephalon.
2. Hyperarousal = psychische spanning of alertheid die je klaarmaakt voor fight/flight. Vaak
angst, spanning, teruggetrokken gedrag, stereotiep gedrag of impulsiviteit. Vaak bij
aandachtsstoornis, hyperactiviteit, pervasieve stoornis, door beschadigde hersenstam

1

,3. Excitatie = opwinding, zoeken naar stimulerende activiteiten, rusteloosheid, vesnelling
motoriek en impulsiviteit
4. Woede = boosheid, blinde impulsieve agressie en destructie. Vaak bij
hersenbeschadigingen

Genetische afwijkingen of beschadigde hersenen kunnen leiden tot overgevoeligheid voor
prikkels. Ook gaat agressie soms samen met bepaalde psychiatrische stoornissen.

Ontwikkelingsaspecten van agressie
 0-6 maanden = homeostaseniveau = agressie door woede/boosheid of interne en externe
prikkels. Vooral op zichzelf gericht (zwaar VB)
 6-18 maanden = hechtingniveau = agressie door frustraties, gericht tegen
hechtingsfiguur of zichzelf
 18-36 maanden = zelf-ander differentiatie = agressie door boosheid/angst, is impulsief,
gericht tegen de ander en ongecontroleerd
 3-7 jaar = egovorming = agressie door boosheid/angst, vaak aangeleerd om een doel te
bereiken, kan impulsief of gecontroleerd zijn, gericht op objecten en mensen
 7-12 jaar = realiteitsvorming = agressie door boosheid/angst of aangeleerd om een doel
te bereiken, vaak verbaal, gericht tegen mensen of objecten, meestal gecontroleerd

Mensen met een VB blijven vaak in lagere niveaus hangen. (zeer ernstig = naar zichzelf gericht,
ernstig =impulsief/affectief, matig = affectief/impulsief/ongecontroleerd/doelgericht, licht =
doelgericht/affectief/meer controle)

Impulsiviteit = aanleg om snel, ongepland te reageren op interne of externe prikkels, ongeacht
de negatieve gevolgen hiervan. Het is een primaire reactie op stimuli met emotionele lading.

Impulscontrolestoornis = plotselinge ontlading van agressief gedrag (of gesublimeerd).
Emotionele lading  spanning/boosheid/woede  uitbarsting met agressie  ontspanning  spijt
 Bij licht/matig VB = vergelijkbaar, stadia minder herkenbaar
 Bij zwaar VB = vaker uitbarstingen, niet gesublimeerd (door gat emotioneel en cognitief)

Verklaringen voor impulscontrolestoornissen:
1. Arousal-attack neuronale circuits = bepaalde triggers geven sneller uitbarstingen, door
aanleg van bepaalde vaste neuronenpaden door trauma/stress
2. Verstoring in het inhibitiesysteem (BIS) = prikkels niet tegengehouden en gaan zo door
naar de executieve hersenschors

Crocker (2013)  onderzoekt of er een link bestaat tussen en VB en het aantal/de
ernst van comorbide stoornissen met agressie bij volwassenen van 18-65 jaar.
 De aanwezigheid van bepaalde comorbide stoornissen is gecorreleerd met specifieke
soorten agressie.
o VB + mentale problemen = verbale agressie en agressie naar eigendommen
o VB + angststoornis = meer kans op seksuele agressie
o VB + spraakstoornis = meer kans op fysieke agressie
o VB + motorische handicap = minder kans op fysieke agressie
o VB + dermatologisch probleem = minder kans op seksuele of verbale agressie
 Fysieke agressie is geassocieerd met het niveau van de VB
 Het aantal en de ernst van de psychiatrische stoornissen is geassocieerd aan verbale
agressie
 De ernst van psychische problematiek is geassocieerd aan agressie naar eigendommen

Goodman (1995)  onderzoekt de relatie tussen normale variatie in IQ (dus niet VB)
en psychopathologie bij 5 tot 16 jarigen uit een psychiatrisch ziekenhuis.


2

,  Een laag IQ is geassocieerd met meer gedragsproblemen (externaliserend), maar niet
met meer emotionele problemen (internaliserend). Dit verband is vooral in de tienerjaren
sterk.
 Het verband tussen IQ en gedragsproblemen kan niet verklaard worden door SES
 Lage academische vaardigheden zijn niet de belangrijkste mediatoren van het verband
tussen lager IQ en meer gedragsproblemen (lager IQ > slechtere academische vaardigheden
> frustratie > gedragsproblemen = niet zo)
 Sekseverschilen in IQ weerspiegelen niet de verschillen in prevalentie. Het lagere IQ van
vrouwen was zichtbaar bij zowel emotionele als gedragsstoornissen. Zijn twee losstaande
bevindingen
DUS: er is verband tussen normale IQ-variatie en gedragsproblematiek.

Plomin (2002)  tweelingonderzoek naar de associatie van gedragsproblemen met
verbale en non-verbale cognitieve vermogens op 2, 3 en 4 jarige leeftijd.
 Gedragsproblemen waren zwak geassocieerd met lagere verbale en non-verbale
ontwikkeling
 Associaties waren sterker voor non-verbale cognitieve ontwikkeling, iets sterker voor
jongens (maar vrijwel gelijk) en nemen toe met de leeftijd
 Zowel genetische factoren als gedeelde factoren (milieu) mediëren de verbanden tussen
gedragsproblemen en cognitieve ontwikkeling

Emerson & Einfeld (2010)  onderzoekt de relatie tussen verbale cognitieve
ontwikkeling en psychopathologie bij 2-3 jaar oude kinderen met en zonder een
ontwikkelingsachterstand.
 2-3 jarige kinderen met ontwikkelingsachterstand laten een hogere mate van emotionele
en gedragsproblemen zien dan hun peers zonder ontwikkelingsachterstand
 De mate van emotionele en gedragsproblemen kan verklaard worden door
ontwikkelingsachterstand
 SES kan deze relatie deels verklaren, maar niet alles

Spreekt Plomin (2002) tegen, want die vonden geen verband. Dat kan omdat daar een
community sample gebruikt is. Ook vond Plomin geen mediërende rol voor SES, maar dat kan
doordat dat een Nederlands onderzoek was.

Schuiringa (2015)  onderzoekt het verband tussen opvoedingsgedrag, ouder-kind
relatie en externaliserend probleemgedrag in gezinnen met 9-16 jarige MBID-kinderen
(mild tot ernstige VB).
 Opvoedingsgedrag en ouder-kind relatie in gezinnen met kinderen met MBID én
externaliserend probleemgedrag is anders dan in gezinnen met kinderen met MBID zonder
externaliserend probleemgedrag.
o Minder betrokkenheid, minder positief ouderschap, minder monitoring, meer fysieke
straffen, meer positieve discipline, lager gevoel van ouderlijke competentie, minder
acceptatie van het kind, minder verbondenheid met het kind
o Maar: meer positieve discipline hangt samen met hogere niveaus van externaliserend
probleemgedrag (kan twee kanten op gaan, want cross-sectioneel)
 Ouderschapsgedrag en de ouder-kind relatie worden beide geassocieerd met het
externaliserende gedrag van kinderen met MBID.
o Vooral de ouder-kind relatie verklaart veel variantie in externaliserend gedrag.
 Ouderschap van kinderen met MBID wordt geassocieerd met de ouder-kind relatie boven
externaliserend gedrag bij kinderen met MBID.
o Variatie in opvoedingsgedrag voornamelijk verklaard door kwaliteit van de ouder-kind
relatie. Lagere kwaliteit in gezinnen met MBID én externaliserende gedragsproblemen.
o Verschil in ouder-kind relatie komt niet door externaliserend gedrag van het kind, maar
door ouderlijke interpretaties van gedrag en acceptatie van het gedrag van het kind


3

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper esmeecoppoolse. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 61001 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€4,49
  • (0)
  Kopen