De werkcolleges voor het vak Successie. In het rood zijn de correct gedicteerde antwoorden met eventuele aanvullingen. Alle werkgroepen zitten er dus in !
Werkcollege
Datum: 20 september 2019, 16:45 – 18:30 uur
Opgave 1
Paul de Beer schrijft in zijn artikel ‘De belaste dood’:
‘In feite zijn successierechten een specifieke belasting op besparingen, namelijk op het
gespaarde vermogen aan het einde van het leven.’
Becommentarieer deze stelling in het licht van de Successiewet 1956.
Mevrouw A heeft in haar leven gespaard en dit is overgebleven bij haar dood. Haar kinderen erven
dit geld vervolgens maar ogv artikel 1 SW moeten zij erfbelasting betalen. Mevrouw heeft dus
bespaard en hierop is een specifieke belasting, de erfbelasting, van kracht.
De Sw is opgesplitst in erfbelasting en schenkbelasting. In het licht van de erfbelasting klopt
bovenstaande stelling. Hetgeen wordt belast in de erfbelasting is hetgeen krachtens erfrecht ontvangen
is. Hetgeen wat je ontvangt krachtens erfrecht is nu eenmaal hetgeen nog aanwezig was bij de erflater
ten tijde van zijn overlijden en zal veelal gespaard vermogen zijn. Daardoor kan je het bekijken als een
belasting op besparingen, het zijn echter geen besparingen van degene die de belasting betaald,
waardoor ik niet denk dat het gezien kan worden als een belasting op besparingen. Degene die de
belasting verschuldigd is, is namelijk niet degene die heeft bespaard.
Opgave 2
In het proefschrift van mevrouw Van der Ven (Universiteit van Maastricht) wordt het voorstel gedaan
om schenkingen door ouders aan kinderen naar een lager tarief (3% en 7% in plaats van 10% en
20%) te belasten dan het huidige tarief. Geef gemotiveerd aan of dit voorstel past binnen de
rechtsgrond van de schenkbelasting.
Rechtsgronden
• Draagkrachtbeginsel
• Buitenkansbeginsel
• Beginsel van de minste pijn
• Loon naar werken
• Profijtbeginsel
De vraag hierbij is waarom schenkingen en niet erfenissen? Waarom nog verder omlaag? Ze hebben
toch al een lager tarief waardoor tegemoet wordt gekomen aan het buitenkans beginsel?
Waarom hebben we überhaupt vrijstellingen voor kinderen/partners etc. --> verzorgingsgedachte
,Opgave 3
In het rapport ‘De warme, de koude en de dode hand’ stelt de werkgroep Moltmaker voor om de
langstlevende echtgenoot een algehele vrijstelling te geven. De Tweede Kamer vond dit een brug te ver
en heeft de ‘partnervrijstelling’ verruimd.
Welke argumenten heeft de werkgroep Moltmaker aangevoerd ter verdediging van een algehele
partnervrijstelling en welke bezwaren kunnen hiertegen worden aangevoerd? En geef gemotiveerd uw
mening over de aangevoerde argumenten.
De voorstanders van een algehele vrijstelling voeren aan:7
– dat op de man een morele verplichting rust om ook na zijn overlijden in het levensonderhoud van
zijn vrouw te voorzien;
– dat een heffing tussen echtgenoten is gebaseerd op de onjuiste gedachte dat een vererving door
overlijden van een van de echtgenoten een verrijking van de langstlevende meebrengt. In de
meeste gevallen is van zo’n verrijking echter geen sprake;
– dat de heffing zeer algemeen als onbillijk wordt ervaren, hetgeen onder andere blijkt uit de
discussie die is gevoerd naar aanleiding van het rapport van de Vereniging voor
Belastingwetenschap (zie par.12.5.2);
– Dat het zeer onbevredigend is dat de fiscale eenheid van echtelieden wordt beperkt tot de
inkomsten- en de vermogensbelasting en dat voor het successierecht de aan deze eenheid ten
grondslag liggende gedachten plotseling alle waarde lijken te hebben verloren.
Continuiteitsgedachte: doorleven op de oude voet voor de langstlevende echtgenoot
o Dit zou wel aan een grens gebonden moeten zijn; 10 miljoen of 9 miljoen is nou niet zo'n
groot verschil
Grote vereenvoudiging van het systeem
o Vereenvoudiging is geen doel op zich; zou een bijkomend argument moeten zijn
Gevoelsargument: sneu dat de man dood gaat en haar draagkracht niet echt verhoogd
o Verschilt per persoon
Andere landen hebben partnervrijstelling
o Andere landen hebben dat ook niet dus ja
Gelijkheidsbeginsel
o Kapitaal opbouw/nabestaande pensioen --> pensioenrechten zijn vrijgesteld in de
erfbelasting (valt dit wel in de erfbelasting? Wordt niet krachtens erfrecht verkregen). Maar
het weduwenpensioen is gewoon veel minder waard van oudjes daardoor is de ongelijkheid
tussen jong en oud gerechtvaardigd.
Aansluiting bij het nieuwe erfrecht
o Het erfrecht is veranderd door alles aan de langstlevende te geven --> dus moet je dat
ook vrijstellen.
,Opgave 4
Berend is getrouwd met Carla. Het is zijn tweede huwelijk. Uit een eerder huwelijk heeft hij 2
kinderen. Om Carla verzorgd achter te laten en beide kinderen niet tekort te doen, maakt hij de
volgende uiterste wilsbeschikking:
Carla wordt samen met de kinderen benoemd tot erfgenaam. Carla voor 50% de kinderen ieder voor
25%. Hij heeft met betrekking tot het erfdeel van Carla bepaald dat zij haar deel verkrijgt onder de
last om hetgeen zij bij haar overlijden (van dat deel van de nalatenschap) onvervreemd en
onverteerd nalaat, uit te keren aan beide kinderen, onder de voorwaarde dat de kinderen dan nog in
leven zijn. De nalatenschap van Berend bedraagt € 600.000. Berend overlijdt in 2013, Carla overlijdt
dit kalenderjaar. Beide kinderen ontvangen op grond van voorgenoemde last € 150.000.
Beschrijf – onder vermelding van de relevante wetsartikelen – hoe de heffing bij Carla en de
kinderen verloopt.
Artikel 21 lid 2: niet kijken wat de last is, vrouw verkrijgt 600k - geen waardedrukkende factor
Gaat zij dood dan verkrijgen de kinderen deze 600k (verkrijgen niets bij overlijden 1st stervende)
2 x vrijstelling, van B en dan van vrouw (mits ze daarvan erven)
Dus lagere schijf
Carla: art. 1 lid 1 sub a SW bepaalt dat zij erfbelasting verschuldigd is over de verkrijging van
€300.000; maar door de partnervrijstelling van €650.913 (bedrag 2019, art. 32 lid 1 sub 4 onder a
SW) is zij geen erfbelasting verschuldigd. Hetgeen Carla heeft verkregen is verkregen onder een
last dat zij bij haar overlijden dit bedrag aan de kinderen na laat; maar dit is niet zeker waardoor
ze deze last niet mag aftrekken?
Kinderen in 2013: art. 1 lid 1 sub a SW bepaalt dat zij erfbelasting verschuldigd zijn over de
verkrijging van €150.000; voor de kinderen geldt een vrijstelling van €20.616 (art. 32 lid 1 sub 4
onder c SW) waardoor zij erfbelasting verschuldigd zijn over een bedrag van €150.000-€20.616=€
129.384 --> hier over zijn zij over €124.727 10% belasting verschuldigd en over het overige 20%
(art. 24 lid 1 SW). Dit geeft een verschuldigde belasting van: €12.472 + €931 = € 13.403 (€14.267
als je het terug rekent naar tarieven/vrijstellingen 2013). het deel van Carla is nog niet belast,
omdat verkrijging onder opschortende voorwaarde, art.
Kinderen over het deel van hun vader omdat opschortende en ontbindende voorwaarde (het
keert terug naar vader): art. 1 lid 1 sub a SW bepaalt dat zij erfbelasting verschuldigd zijn over de
verkrijging van €300.000; voor de kinderen geldt een vrijstelling van €20.616 (art. 32 lid 1 sub 4
onder c SW) waardoor zij erfbelasting verschuldigd zijn over een bedrag van €300.000-€20.616=€
279.384,00 --> hier over zijn zij over €124.727 10% belasting verschuldigd en over het overige 20%
(art. 24 lid 1 SW). Dit geeft een verschuldigde belasting van:€43.403; maar over de helft hebben ze
in 2013 al belasting betaald. HR --> toerekenen --> je moet €150.000/€300.000*€43.403= € 21.701
, Carla verkrijgt onder de ontbindende voorwaarde dat het naar de kinderen moet als ze dood gaat en de
kinderen nog leven:
Houden we rekening met het feit in 2013? Tweetrapsmaking --> combinatie van opschortende
voorwaarde (Kinderen) en ontbindende voorwaarde (kinderen). Paragraaf 8.2.0.1/2
Houden we rekening met bovenstaande bij belastingheffing van de kinderen na het overlijden
van Carla?
Opgave 5
Kees (68) en Jeanette (64) bezitten een vakantiehuisje op de Veluwe. De WOZ-waarde bedraagt
€ 200.000. Vooral zoon Paul met zijn gezin maakt veel gebruik van dit huis. Paul heeft nog twee
broers en om ruzie over het vakantiehuis te voorkomen bij het overlijden van de langstlevende van
Kees en Jeanette, schenken zij de blote eigendom van de woning aan Paul.
a. Welke gevolgen zijn hieraan verbonden voor de schenkbelasting en de
overdrachtsbelasting?
Ar 14 SW
WOZ waarde x art 7 UB factor = VG
o Paul is schenkbelasting verschuldigd over de verkrijging van de blote eigendom; hiervoor
geldt dat de waarde van de vakantie woning wordt gesteld op de WOZ-waarde - de waarde
van het daarop rustende vruchtgebruik (art. 21 lid 5 jo. lid 9 SW). Volgens art. 21 lid 14 SW
dient voor bepaling van de waarde van een vruchtgebruik aangesloten te worden bij de
waarde van een periodieke uitkering; wat wordt bepaald op grond van art. 5 Uitv.Besl.SW
jo. art. 7 lid 1 SW; dat geeft dat de waarde van het vruchtgebruik = 6% x WOZ-waarde x 11 =
11 6%x€200.000x11=€ 132.000. De waarde van de verkrijging wordt dus gesteld op
€200.000-€132.000=€ 68.000. hierop zit een vrijstelling van €5.428 (art. 33 lid 5 SW); dus
komt de belaste verkrijging neer op €68.000-€5.428=€ 62.572; hierover is Paul een tarief
verschuldigd van 10% (art. 24 lid 1 SW)--> 10%x€62.572=€ 6.257
o Overdrachtsbelasting: gebruiken we dezelfde waarde (praktijk), dus ook €68.000 --> 2%
overdrachtsbelasting verschuldigd --> 2%x€68.000=€ 1.360
o Art. 24 lid 2 SW --> verrekenen van de overdrachtsbelasting --> 2% over het deel
waarover schenkbelasting is betaald = 2%x€62.572=€ 1.251 --> verrekenen kom je uit op een
te betalen schenkbelasting van €6.257-€1.251=€ 5.006
b. Is voor de beantwoording van de vraag nog van belang of Kees en Jeanette al dan niet in
gemeenschap van goederen zijn gehuwd?
Ja, dan andere tabel: afhankelijk van 2 levens
Nee, ouders geven sowieso geen dubbele vrijstelling, art. 28 SW (getrouwd of gescheiden maakt
niet uit)
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper samenvattingen178. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.