Aantekeningen Hoorcolleges GIS
Hoorcollege 1
GIS: een definitie
Een GIS is een..
Geographic
o Meaning: it is about localized objects (for example by way of degrees longitude and
latitude)
Information
o Meaning: characteristics of objects
System/Science
o Meaning 1: software, hardware, and applications AND/OR Meaning 2: Science
GIScience: je wil data goed opslaan, behandelen en gebruiken.
GIScience: “… the study of the fundamental issues arising from the creation, handling, storage, and
use of geographic information” (Longley)
Het gaat over de werkelijkheid in kaart brengen.
Kijken naar welke manier je gebruikt om dingen in kaart te brengen. Het doel is hierbij van groot
belang.
Hoe koppel je een kaart aan de informatie over de objecten?
Wie gaat de kaart gebruiken en hoe, bepaalt ook voor een deel de keuze die je maakt hoe je dingen
in kaart brengt.
Kaarten zijn fundamenteel als het gaat om het werken met GIS.
Maar het is meer. Je moet kunnen om gaan met geografische informatie, dit kan net zo goed in excel
bestand. Niet in elke analyse heb je dus een kaart nodig. Het kan op allerlei manieren.
Maken van kaarten is maken van keuzes: welke schaal, welke informatie neem je mee/je gaat
selecteren (afhankelijk van het doel van je kaart), hoe ga je dingen aggregeren/bij elkaar voegen
(bijv. van individueel huis naar huizenblok) om te komen van juiste niveau van analyse.
Je kunt op verschillende manieren informatie benaderen.
Wij gebruiken kaarten om een doel te bereiken of een probleem op te lossen. Het is meer een middel
dan doel op zich.
Onderwerpen:
Model real world
Make choices (point, line, polygons, “spatial data model”)
Purpose:
o Understand concepts related to spatial/geographic information
o Awareness about GI information
o Join location- (map) with attributes-(database) information
o Visualization
o GIS analyses
Geographic Information (Systems) in a nutshell:
Geographic information, more than maps
Not just “digitizing”: modelling real world (issues such as scale, selection, aggregation)
But also: data maintenance, query, analysis, solving problems
Growing importance geographic information
availability
1
, usability
quality
importance GI
Public applications
We leven in een tijd waarin veel meer informatie beschikbaar komt. Deze is vaak ook bruikbaar
gemaakt voor jouw doel en de kwaliteit is beter geworden. Er zijn richtlijnen opgesteld waar kaarten
of informatie aan moet voldoen om het te gebruiken.
Het wordt ook veel breder gebruikt, bijv. door mobiele telefoons etc.
Al die toepassingen die dicht bij ons liggen zijn dus heel recent.
GIS is een hele jonge discipline. In ‘70 waren er 4 redelijk gescheiden disciplines:
landschapsanalyse
maken van kaarten
computer and design
remote sensing: het op afstand waarnemen van verschijnselen
Deze waren toen sterk gescheiden, maar nu zijn deze veel meer samengevoegd.
Het waren min of meer onafhankelijke ontwikkelingen.
In de loop der jaren zagen mensen steeds meer de kansen die GIS bood. Vooral digitalisering en
beter in staat zijn om grote bestanden op te slaan hebben invloed op de ontwikkeling.
Dus toenemende technische mogelijkheden en meer bewustzijn van digitale informatie.
Recente ontwikkelingen: GPS, GoogleMaps, Web GIS toepassingen, routetrackers, mobiele
applicaties, online applicaties, 3D-GIS, GeoDesign, BIM-GIS.
Lange tijd was alles plat, maar steeds meer mogelijkheden om 3D dingen niet alleen te visualiseren
maar ook om te onderzoeken.
GI’wares’:
Software: van ingewikkeld en tijdrovend, naar simpel en gemakkelijk te gebruiken
Hardware: vroeger hele grote computers nodig om GIS kaart te maken, nu is mobieltje
genoeg.
Dataware: er is heel veel informatie beschikbaar. Bijna alles heeft een locatiecomponent.
Humanware: GIS-gebruikers en specialisten. Mensen die nodig zijn wat je met de software
kan doen en het kunnen gebruiken voor het oplossen voor problemen.
Orgware: hoe gaat de organisatie om met de software en data. Mensen moeten zelfde
systeem gebruiken, wie mag wat veranderen en waar staat het dan? Allerlei complexiteiten.
Bedrijven zien steeds meer dat ze met GIS winst kunnen maken of kosten kunnen besparen.
Spatial aWAREness: steeds meer bewust worden van belang van kaarten. Steeds meer
mensen zien belang, nut en waarde van kaarten.
80% van wat je ziet aan informatie heeft een locatie (een x en y).
Geografie als manier om de wereld te organiseren.
Geografische informatie:
Efficient geoinformation infrastructure
Enabling policy framework
Excellent institutional capacity
Strong industrial capacity
Strong user adoption
In Nederland zijn we heel erg verwend als het gaat om de beschikbaarheid van ruimtelijke
informatie. De politiek is daarbij heel ondersteunend.
2
,Er is bovendien veel kennis aanwezig om die kennis te gebruiken en er zijn steeds meer instanties die
de toegevoegde waarde van GIS inzien.
Vragen met een ruimtelijke component:
Locatie
Patronen
Trends
Condities (waar als)
o waar kan je het beste een weg neerleggen als hier iets gebeurd
Implicaties (wat als)
o wat gebeurd er met geluidsoverlast als je hier een weg aanlegt.
Kan als basis dienen om bepaalde scenario’s uit te werken.
Ruimtelijke objecten
Je hebt de waar vragen -> waar ligt iets?
Je hebt vervolgens de wat vragen -> wat is daar?
Dat zijn de basisvragen van GIS, de locatie en het object.
Wat vragen zijn vooral thematische informatie. De waar vragen koppel je de informatie aan een
locatie. Dit is de ruimtelijke data.
Met een GIS ga je deze data dus combineren om de wereld in kaart te brengen.
Spatial objects are linked to a position on the Earth.
Information about the objects can be divided in geographical information and thematic or attribute
information:
1. Geographical information: information about the location, WHERE
Bijvoorbeeld:
a. latitude and longitude
b. an address (street name, postal code, name of a municipality)
c. row- and column numbers in case of cells
d. But also information about connections
2. Thematic or attribute information: characteristics about the object, WHAT
Bijvoorbeeld:
a. height of a point
b. type of road (highway, secondary road)
c. number of inhabitants
d. type of land use
e. capacity of bus lines servicing the central station
How to model the world?
GIS is about geo-referenced objects (spatial entities) We would like to store, analyze and map these
objects by using GIS tools Basic question: How can we model the real world?
Hoe breng je de wereld in kaart?
vorm van het object: gaat het om punten, lijnen of vlakken (polygonen)
o wordt voor groot gedeelte bepaald door de schaal
type informatie: discreet of continue
o discreet als je grenzen kan aangeven
o continue geen duidelijke grenzen (bijv. temperatuur en hoogte gaan geleidelijk in
elkaar over). Niet in staat zomaar grenzen aan te geven.
o discrete gegevens gemakkelijk in kaart te brengen, maar hoe breng je bijv.
temperatuur in kaart. Kan met lijnen, maar dat is slechts een benadering. Dit is in GIS
3
, niet ideaal. Soms wordt er dan een raster overheen gelegd en dan voor elk vierkantje
geef je benadering van de temperatuur. Zo probeer je de informatie iets discreter te
maken. Bij continue informatie gebruik je dus vaak rasters.
het doel van het model (of de kaart)
de schaal van het model (of de kaart)
(ruimtelijke referentie: coördinaatsystemen)
o Projecties. De wereld is niet plat, en op allerlei manieren wordt geprobeerd die plat
te slaan. Dit wordt gedaan met projecties die allemaal vervormingen
bevatten.
Daarna kijk je hoe je het object weergeeft in een digitale kaart (punt/lijn/polygoon,
raster/vector, schaal/resolutie).
Goed kijken naar spatial data structure is de manier waarop je kaarten opslaat.
Real world - selection spatial entities -> Spatial data (map) - raster/vector -> Spatial
data model - physical way to store data -> Spatial data structure - “GIS file”
Typische geografische fenomenen:
geografische velden: een waarde is overal, continue of discreet
o van bepaalde dingen kan je overal een waarde vinden, zoals
temperatuur of heb je te maken met objecten die niet overal te
vinden zijn.
Niet elke veldwaarneming leidt tot iets continues. overal kun je iets zeggen over de
bedekking van de aarde maar je kunt het ook duidelijk begrenzen. je hebt dan een
veldwaarneming (waarneming die overal is) maar je kunt hem wel begrenzen.
o Objecten zijn discreet, veldwaarnemingen zijn continue.
o Maar je hebt ook veldwaarnemingen waar overal een waarde is (bijv. stad, bos,
platteland) maar je kan ze begrenzen en is dus niet continue maar discreet.
geografische objecten: alleen een waarde voor specifieke locatie, of alleen discreet
(locatie, vorm, maat, oriëntatie).
Hoe weer te geven in een digitaal model?
o Continue data: tessellaties (raster)
o Discrete data: vector representaties (punt, line, area) of raster
Raster data/maps
Bij raster heeft een abstractie plaatsgevonden en zijn grenzen vager en hoekig weergegeven.
Zodra je gebruikt maak van rasterkaarten, is de grootte van de cellen van belang. Sterk ingezoomd, is
ver weg van werkelijkheid. Dit is afhankelijk van doel en keuze van schaalniveau.
De toepassing bepaalt de grootte van cellen die je kiest.
In raster maps, the information is stored as numbers in cells in a regular grid. Geographical and
attribute information in one file.
The area (resolution) of the raster cells ( in remote sensing often called "pixels") determine to what
extent the real form of an object will be represented.
Kleinere celgrootte betekent een hogere resolutie.
Hoe ga je de grote databestanden goed opslaan? In het boek worden enkele coding technieken
genoemd.
How to store raster data?
To address problem of file size: data compression techniques (without losing information!):
- run length encoding
- block encoding
- chain encoding
4