Samenvatting tentamen omzetbelasting.
WEEK 1.
Literatuur: omzetbelasting hoofdstuk 1 t/m 5.
Jurisprudentie:
• TC 30 november 1976, BNB 1978/89 (Loonslagersarrest)
• HvJ 1 april 1982, nr. 89/81 (Hong Kong)
• HvJ 14 februari 1985, nr. 268/83 (Rompelman)
• HvJ 20 juni 1991, nr. C-60/90 (Polysar)
• HvJ 3 maart 1994, nr. C-16/93 (Tolsma)
• HvJ 20 juni 1996, nr. C-155/94 (Wellcome Trust)
• HvJ 11 juli 1996, nr. C-306/94 (Régie Dauphinoise)
• HvJ 6 februari 1997, nr C-80/95 (Harnas & Helm)
• HvJ 29 februari 1996, C-110/94 (Inzo)
• HvJ 14 november 2000, nr. C-142/99 (Floridienne/Berginvest)
• HvJ 3 maart 2005, nr. C-32/03 (Fini H)
• HvJ 19 oktober 2007, C-355/06 (van der Steen)
• HR 1 april 1987, BNB 1987/189 (Y-veren)
• HR 16 juni 1993, BNB 1993/256 (Filosofische bibliotheek)
• HR 25 januari 2995, BNB 1995/216 (Radio 1)
• HR 30 augustus 1996, FED 1996/801 (Radio 2)
• HR 11 oktober 2013, nr. 11/05105
Hoorcollege 1: Inleidend college.
I. Directe belastingen versus indirecte belastingen, het belasten van consumptie
Omzetbelasting is voor de overheid een van de grootste inkomstenbron van alle belastingen.
Het gaat om de uitgaven die mensen doen, mensen zijn zich er niet zo bewust van. Belastingen
die drukken op de uitgavenkant zijn indirecte belastingen, belastingen die drukken op de
inkomsten zijn directe belastingen.
Directe belastingen draag je zelf af en indirecte belastingen worden afgedragen namens jou
door iemand anders. Bij belastingen moet je je altijd afvragen wie de belastinglast moet dragen
en wat er uiteindelijk belast wordt. Dit noemen we het rechtskarakter van de omzetbelasting -
> algemene consumptiebelasting. Uiteindelijk dragen consumenten en de consumptie wordt
belast. Omzetbelasting, hier vallen alle goederen en diensten onder, vandaar algemeen.
Specifieke indirecte belastingen kunnen bijvoorbeeld accijnzen zijn. Je kunt het ook
bestedingsbelasting noemen.
Wat zijn belastbare feiten?
- Zowel diensten en goederen.
, II. Het btw-systeem.
Omdat de detailhandelaar geen consument is, hoeft hij ook geen belasting te betalen. Hij kan
deze belasting terugvragen van de fiscus. Het verschil tussen wat er binnenkomt en wat er weer
teruggegeven wordt aan de groothandelaar en de detailhandelaar, dan krijg je precies het bedrag
wat de consument betaalt. Het bedrag wat de consument betaalt komt in gefaseerde vorm bij de
belastingdienst binnen. Er worden meerdere schakels betrokken in de heffing van de btw. Het
uiteindelijk bedrag blijft wel hetzelfde.
➔ Er blijft geen btw drukken op de ondernemers, zij hebben aftrek van de omzetbelasting.
De btw kunnen ze terugkrijgen dus.
o Dit doen ze omdat het lastig is om te kijken wie er ondernemer is.
o Fraudegevoeligheid wordt zo minder.
III. De zeven stappen van de btw
1. Wie? Ondernemerschap
Dit is de belastingplichtige. De definitie van de ondernemer kan per vak verschillen. Hier
hanteren we een vrij ruim begrip van ondernemer, zodat er zoveel mogelijk omzetbelasting
binnenkomt. Het is hier een materieel begrip, en in de vennootschapsbelasting is het een
formeel begrip. Ongeacht je persoonlijkheid of rechtsvorm, kun je als persoon onder de
omzetbelasting vallen.
, a. Artikel 7, lid 1 algemene definitie (bedrijf – economische activiteit)
b. Artikel 7, lid 2 zelfstandig beroep en de exploitant
c. Artikel 7, lid 3 de overheid
d. Artikel 7, lid 4 de fiscale eenheid
e. Artikel 7, lid 5 organisaties
f. Artikel 7, lid 6 nieuw vervoermiddel
g. Artikel 7, lid 7 plaats van dienst
Je hoeft voor de btw geen winstoogmerk te hebben.
2. Wat? Levering of dienst
Welke handelingen zijn nou belastbaar?
3. Waar? Plaats van de prestatie
De hoofdregel bij de plaatsbepaling van leveringen.
o Hoofdregel is dat je moet kijken naar waar het goed zich bevindt op het moment van
de levering. Levering vindt plaats waar het vervoer aanvangt.
De hoofdregel bij de plaatsbepaling van diensten.
o Grensoverschrijdend -> dienst vindt plaats in het land van de afnemer.
o Anders waar de dienstverlener is gevestigd.
4. Hoeveel? Maatstaf en tarief.
Art. 8 (2) Wet OB
- Alles wat de leverancier of dienstverrichter verkrijgt, of,
- Wat hij moet verkrijgen
- Ter zake van de levering of de dienst (fooi, prijssubsidie, winstafhankelijk)
Normale tarief (21%) -> art. 9 lid 1 Wet OB
Verlaagde tarief (9%) -> art. 9 lid 2 sub a wet ob jo. Tabel I
Nultarief (0%), met recht op btw-aftrek -> art. 9 lid 2 sub b Wet OB jo. Tabel II
5. Vrijstelling
6. Aftrek
7. Verschuldigdheid
De hoofdregel is dat degene die de prestatie verricht de btw verschuldigd is. Soms is er een
verlegging. Hij die op een factuur op enigerlei wijze melding maakt van de btw die hij, anders
dan o.g.v. art. 37, niet verschuldigd is geworden wordt deze btw toch verschuldigd.
Hoorcollege 2: Ondernemerschap algemeen.
I. Europees recht & BTW
Binnen de rechtslagen in de EU zijn verhoudingen, deze zijn als volgt:
- Primair EU recht
Verdragen.
- Secundair EU recht
Richtlijnen, verordeningen. Verordening is direct werkend en direct bindend.
Richtlijnen moeten worden omgezet in nationaal recht.
- Nationaal recht
Met name de onderste twee lagen zijn belangrijk voor de btw. Aan de ene kant heb je de btw-
richtlijn, welke een afspiegeling is van de Europese regelgeving. Het is de blauwdruk voor
, wetten die alle lidstaten moeten hebben. Deze worden dan vertaald in nationale wetten, zoals
de wet omzetbelasting. Dit betekent dat we vooral te maken hebben met Hof van Justitie, omdat
deze via inbreukprocedures of prejudiciële vraag deze richtlijnen uitlegt. Deze richtlijn is
bepalend voor het nationaal recht & nationale leven van Nederlandse belastingplichtigen. Het
Nederlandse nationale recht moet dus in overeenstemming zijn met de richtlijnen en
verordeningen van de UI. Het secundaire EU recht moet dus zo uitgelegd worden dat nationaal
recht in overeenstemming hiermee is.
➔ De HR heeft in 1984 gezegd, nee, het begrip ondernemer in de wet omzetbelasting,
ondanks dat daar andere terminologie wordt gebruikt, is exact hetzelfde als we in de
richtlijn art. 9 hebben staan.
We willen dat de regels die we Europeesrechtelijk maken, dat deze ook internationaal van
toepassing zijn. Op het moment dat de btw-richtlijn zegt a, en de nationale wet zegt b, en je
bent belastingplichtige, dan mag je je op het EU recht beroepen. Het is de schuld van de lidstaat,
dan moet die maar op de blaren zitten. Je hebt als belastingplichtige een keuze met rechtstreekse
werking.
Aan de andere kant, de omgekeerde rechtstreekse werking: een lidstaat kan in een procedure
geen beroep doen op een richtlijnbepaling als deze niet is geïmplementeerd. Dit gaat wel over
situaties waarbij je echt een keihard verschil ziet tussen btw-richtlijn en de wet op de
omzetbelasting. In veel gevallen zul je zien waar mogelijk is dat rechters een verzoenende
interpretatie gebruiken, dat ze Nederlandse bepalingen gaan inkleuren in het licht van het EU
recht. Die rechtstreekse werking is dus echt als er twee verschillende regels zijn.
Een begrip wat is opgenomen in EU-bepalingen, moet dus in alle lidstaten hetzelfde worden
uitgelegd. Zo wordt de mark geharmoniseerd, op dezelfde wijze behandeld en geïnterpreteerd.
Binnen het secundaire Eu recht zijn er ook verschillende rechtsbeginselen, zoals het
gelijkheidsbeginsel en het neutraliteitsbeginsel, welke doorwerken binnen het nationale recht.
II. Ondernemerschap
Btw-stappenplan.
1. Wie? Ondernemerschap
Er zijn subjectieve en objectieve ondernemingen. Dit verschil is in de btw niet zo heel spannend
vaak, is in de inkomstenbelasting spannender.
Arrest Kostov (HvJ 13 juni 2013, C-62/12). Ging om een gerechtsdeurwaarder (natuurlijk
persoon) had hier zijn onderneming van gemaakt. Daarnaast trad hij 3 x op als tussenpersoon
bij veilingen. Hij ging voor 1/3 tegen vergoeding naar veilingen, en deed daar biedingen namens
een andere partij. Hier kreeg hij ook geld voor. De vraag was, is deze activiteit bestaande uit
het deelnemingen aan de veilingen (incidentele activiteiten) is dat nu iets wat tot zijn
ondernemerschap (en dus belastingplicht) behoort? Het heeft eigenlijk een ander karakter en
heeft er niks mee te maken. Het HvJ lijkt hier te zeggen dat als je een ondernemer bent en je
daarnaast een economische activiteit doet, dat deze mee genomen moet worden in de
belastingplicht. De heer Kostov moet worden geacht belastingplichtig te zijn voor alle
activiteiten. Dit is een belangrijke vraag, want tot hoe ver moet dit gaan? Wat nu als je een keer
iets verkoopt op marktplaats? Dit kan tot ingewikkelde vragen leiden. Dit arrest gaat nog tot
veel discussie en rechtsvragen leiden.
In art. 9 t/m 13 van de btw-richtlijn zijn de bepalingen voor de belastingplicht opgenomen. Deze
zijn omgezet in onze nationale wet, in 1 bepaling: art. 7 Wet OB 1968. Hierin wordt
ondernemerschap geregeld. Hierbij hoort HR 2 juni 1984, BNB 1984/295 -> art. 7 moet worden