Bio samenvatting toetsweek 2
8.1.2 structuur DNA
Chromosoom Chromatine histonen (nucleosoom zijn de plek waar het DNA
aanhecht aan de histonen, meerdere histonen bij elkaar) DNA
Nucleosomen zorgen voor: 1) dat het 2 meter lange DNA molecuul in de celkern
past. 2) de code van het DNA rond de nucleosomen worden afgeschermd,
waardoor deze niet onnodig gebruikt worden. Enzymen kunnen de nucleosoom
verschuiven.
In een nucleosoom zitten 146 basenparen. Nucleosoom hebben soort
eiwitstaarten die naar buiten steken. Als er een acteylgroep aan deze staarten hecht, aan de
aminogroep van het aminozuur aan het uiteinde, worden de nucleosomen instabiel en kan het DNA
uitrollen. Dan wordt het gen aangezet.
Als er een metylgroep zich hecht aan het DNA (methylering), dan hecht hij aan de C. Dan wordt het
aflezen onmogelijk en is het gen ‘uitgezet’.
Polymeer is een groot molecuul dat uit lange ketens van zich herhalende elementen bestaat (bv
DNA).
Complementaire base: AT en CG
Alle organisme hebben ongeveer dezelfde aantal genen.
8.1.3 replicatie: verdubbeling van DNA
Bij het verdubbelen van het DNA, in de interfase, wordt eerst het DNA-dubbelspiraal gesplitst door
helicase, hij verbreekt de waterstofbruggen. Als het DNA wordt gesplitst krijg je een Y-vormige
structuur en wordt de replicatievork genoemd.
DNA/polymerase koppelt de nucleotide van het enkelstrengs DNA aan nieuwe nucleotide vast.
Polymerase leest het DNA van 3´naar 5´ en vormt het nieuwe DNA van 5’ naar 3’. Omdat de
complementaire DNA-ketens een tegenovergestelde richting hebben, wordt langs de leidende streng
nieuw DNA continu gevormd. Langs de andere keten, de volgende streng, wordt het nieuwe DNA in
stukjes aan elkaar geplakt, Okazaki-fragmenten. Daar tussen worden primers, stukjes RNA gestopt.
Ligase haalt de primers weg en vult de gaten op, daarmee worden de Okazaki-fragmenten aan elkaar
gekoppeld. Bioplek.
8.1.4
Polymerase-kettingreactie, PCR, is een methode om in het laboratorium kleine stukjes DNA te
kopiëren tot er genoeg van is om te analyseren. Hiervoor is polymerase, DNA, nucleotide en primers
nodig. Primer is een stukje enkelstrengs DNA dat op de begin en een andere primer op het eind
nucleotide van het onderzochte DNA past. De primer zorgt ervoor dat de polymerisatie kan starten.
Bij een PCR/cyclus wordt het stukje DNA één keer gekopieerd. De cyclus bestaat uit 3 stappen, 1)
verhit tot 95 graden, hierdoor gaan de twee strengen uit elkaar. 2) tempratuur wordt verlaagd en de
primers worden toegevoegd. 3) de tempratuur wordt verhoogd tot 72 graden en worden polymerase
en nucleotide toegevoegd.
, Vanuit de primers worden nieuwe strengen DNA gevormd. Dit wordt verlenging genoemd. De ene
streng dient als matrijs streng, de temperatuur moet niet te hoog en niet te laag zijn, want of het
enzym denatureert of het DNA wordt gelijk weer dubbelstrengs.
De cyclus duurt ongeveer 2 minuten. Dit hangt af van de C en G hoeveelheid, want die hebben meer
waterstofbruggen. Na 30 tot 40 herhalingen kan het worden gebruikt bij gelelektroforese. Bj
gelelektroforese is het molecuul dat het kleinst is het laagst en de grootste molecuul het traagst.
8.1.5
Sequentie is de volgorde van nucleotide in RNA of DNA.
Sequensen is het vaststellen van de nucleotidevolgorde van een stuk DNA. Dit zorgt ervoor dat we
het genoom (erfelijke materiaal) te weten komen van soorten. Voor het sequence wordt PCR gedaan.
Er wordt nucleotide en dideoxynucleotide (nucloetide maar dan met een H groep ipv OH groep aan
de 3’ kant) toegevoegd. Die dideoxynucleotide laat de replicatie (verdubbelen van DNA) stoppen. Elk
fragment neem opgegevenmoment een dd nucleotide en daardoor kirjgt elk fragment een andere
lengte. de animatie Om het goed te kunnen zien wordt ieder dideoxynucleotide aan en
fluorscerende groep gebonden die oplicht onder uv-licht.