Samenvatting boek: Schematherapie: een praktische
handleiding
Door: Arntz, A. R., & Jacob, G. (2021)
Hoofdstuk 1 – Uitgangspunten
Therapievorm voor cliënten die onvoldoende baat hadden bij klassieke CGT, gezien de
moeilijke interpersoonlijke patronen die wisselend of persisterend konden zijn. Denk aan
mensen met persoonlijkheidsstoornissen.
Zeer gestructureerd en stoornisoverschrijdend psychotherapeutisch model waarbij
dezelfde interventies gebruikt kunnen worden voor diverse modi.
De focus ligt op de volgende 3 onderwerpen
1. Problematische emoties die aangepakt worden met ervaringsgerichte interventies
zoals 2-stoelendialoog en imaginaire rescripting. Aandacht voor deze emoties is
belangrijk omdat deze zorgen voor problematische patronen die terugkeren waaronder bij
BPS bijvoorbeeld de intense zelfhaat.
2. Biografische aspecten waarbij cliënten worden gevalideerd en leren te begrijpen
welke jeugdervaringen hun problematische patronen hebben veroorzaakt, naast dat
huidige patronen een logisch gevolg zijn van disfunctionele omstandigheden. Het is
hierbij niet noodzakelijk om alle ervaringen uit het verleden door te werken binnen de
therapie.
3. Therapeutische relatie waarin ‘limited reparenting’ belangrijk is, waarbij de
therapeut een ouderrol op zich neemt en warmte en zorg toont afgestemd op de
problematiek en schema’s. Hiermee ruimte voor openheid en pijnlijke gevoelens.
Daarnaast oefenterrein voor nieuwe patronen.
1.1 Disfunctionele schema’s
Zijn patronen die zowel cognitief, herinneringen, waarnemingen als ook gedragingen en
interpersoonlijke verhoudingen beïnvloeden, welke ontstaan zijn door onvoldoende of te
veel vervulling van de behoeften van een kind.
Enerzijds ontstaan doordat behoeften gefrustreerd worden in het bijzonder m.b.t.
interpersoonlijk contact en veilige hechting en anderzijds ook als kinderen te veel
verwend worden.
Ontstaan in de kinderjaren.
Bij activering gaat dit hand in hand met intense emoties
Alleen of combinatie van schema’s
18 schema’s verdeeld in 5 schemadomeinen.
Verstoorde emotionele ervaringen met beperkingen in functioneren met als gevolg
een psychische stoornis.
1.1.1 Schemadomein: onverbondenheid & afwijzing
Hechtingsproblemen op de voorgrond.
Gebrek aan veiligheid en betrouwbaarheid.
Schema’s: verlating / instabiliteit, wantrouwen / misbruik, emotionele verwaarlozing,
minderwaardigheid / schaamte, sociaal isolement / vervreemding.
(1) Schema: verlating & instabiliteit
Het idee altijd weer in de steek gelaten te worden door jeugdervaring op gebied van
verlaten worden of dit gevoel te hebben.
“Relaties zijn nooit blijvend”
Angst om door anderen in steek gelaten te worden.
Soms ook onrealistische grote zorgen over verlies en verlating.
Vaak partners die juist onbetrouwbaar zijn (schema-bevestigend)
(2) Schema: wantrouwen/misbruik
Arntz, A. R., & Jacob, G. (2021). Schematherapie: een praktische handleiding. Uitgeverij Nieuwezijds. - Samenvatting geschreven door: Brian Gerrits
,Bedreigende of kwetsende ervaringen in de jeugd waardoor zij de verwachting hebben
gebreken dat anderen hun slecht zullen behandelen, vernederen of opzettelijk
misbruiken.
Altijd op hun hoede.
Vriendelijk zijn zorgt voor wantrouwen.
Angst voor bedreiging met name in sociale situaties.
Vaak geschiedenis van seksueel, fysiek, emotioneel en verbaal misbruik.
(waaronder ook pesten)
Dit schema gaat vaak gepaard met het schema minderwaardigheid/schaamte.
(3) Schema: emotionele verwaarlozing
Ervaren vaak dat in principe hun jeugd oké was, echter hebben onvoldoende liefdevolle
zorg, geborgenheid en aandacht ervaren.
Geen intense emoties, maar juist afwezigheid van geborgen en geliefd voelen.
Omgeving merkt dit vaak eerder op
Anderen kunnen niet dichtbij komen en hen bereiken.
Nemen gezien worden, mogen of aardig vinden niet waar (emotionele-
deprivatieschema)
Pas bij overvraging problematisch voor cliënt zelf.
(4) Schema: minderwaardigheid/schaamte
Ervaren vaak dat ze ongewenst of minderwaardig zijn door ervaringen van afwijzing en
vernedering.
Gevoel dat ze geen aandacht, liefde en respect verdienen, als ze dit ontvangen
kunnen ze dat moeilijk geloven.
Diepe gevoelens van schaamte
Vaak voorkomend bij mensen met BPS i.c.m. schema ‘wantrouwen/misbruik’
(5) Schema: sociaal isolement/vervreemding
Hebben het gevoel er niet bij te horen en anders te zijn dan andere mensen, door isolatie,
geen deelname aan verenigingsleven of het spreken van andere taal/dialect bijv.
Voelen zichzelf een buitenstaander ondanks omgeving anders ervaart.
Verschil in afkomst.
Komt vaak voor in combinatie met het schema ‘minderwaardigheid/schaamte’
Alleen voelen in sociale situaties/groepen
1.1.2. Schemadomein: verzwakte autonomie & verzwakte prestaties
Geen vertrouwen in eigen kunnen
Onzekerheid, niet-zelfstandig, weinig tot geen autonomie
Moeite met het nemen van beslissingen, vanuit angst het verkeerde te doen, te falen
of het in gevaar brengen van relaties.
Schema’s: afhankelijkheid/onbekwaamheid, kwetsbaarheid ziekte & gevaar,
verstrengeling/kluwen, mislukking
(6) Schema: afhankelijkheid/onbekwaamheid
Dit schema komt in therapie pas later naar boven omdat deze cliënten vaak aangepast
zijn en goed meewerken, echter er komt later weinig van de grond. Vaak bij cliënten die
al vaak niet succesvolle trajecten hebben doorlopen.
Voelen zich vaak hulpeloos en ervaren dat ze het leven niet aan kunnen zonder
ondersteuning van anderen. Nemen vaak weinig eigen verantwoordelijkheid.
Vroeger werden te hoge eisen gesteld, ook van sociale aard waarbij ze
bijvoorbeeld voor een zieke ouder moesten zorgen.
Ook bij mensen waarbij ouders weinig toevertrouwden aan cliënten en weigerden
hen los te laten en gingen ze door met de kinderen helpen.
Meestal mensen met afhankelijke persoonlijkheidsstoornis.
Meestal steun gemist van belangrijke steunfiguren of onvoldoende uitgedaagd.
Arntz, A. R., & Jacob, G. (2021). Schematherapie: een praktische handleiding. Uitgeverij Nieuwezijds. - Samenvatting geschreven door: Brian Gerrits
,(7) Schema: kwetsbaarheid voor ziekte & gevaar
Hebben vaak in hun jeugd een moeder of grootmoeder gehad welke extreem voorzichtig
was, zich voortdurend zorgen maakte en waarschuwde.
Angst voor rampspoed, ziekten of andere onverwachte dingen.
Vaak bij hypochondrie en GAS
Vroeger bijv. nooit ongewassen fruit eten, vaak handen wassen
Vaak indirect of direct bij slachtoffers van bedreigende en oncontroleerbare
spelingen van het lot.
Vaak hebben ouders zelf OCS of andere klachten
(8) Schema: verstrengeling/kluwen
Zijn nauwelijks in staat zichzelf als individu te ervaren en hebben weinig ontwikkeld
identiteitsgevoel.
Rugdekking van belangrijke anderen nodig
Hechte relaties en sterke emotionele binding met personen waarmee zijn
verstrengeld.
Niet in staat eigen beslissingen te nemen en eigen gevoelens te herkennen.
Wordt vaak als positief en niet als een probleem ervaren.
Vaak mensen met OCS.
(9) Schema: mislukking
Het gevoel nooit succes te kunnen halen of minder kan en talenten heeft dan de meeste
andere mensen.
Op school of thuis veel kritiek ervaren
Perfectionistische en prestatiegerichte activiteiten die verwacht worden (vaak ook
door het zien bij een rolmodel of broers/zussen die het beter doen)
Veeleisende en stressvolle situaties worden vaak vermeden, met als gevolg dat
het schema weer wordt bevestigd.
1.1.3. Schemadomein: verzwakte grenzen
Moeite om aan grenzen te houden of discipline op te brengen, vaak door te strakke
en rigide grenzen of juist grenzeloosheid en verwenning.
Vaak een verwende of eisende houding
(10) Schema: zich rechten toe-eigenen
Beschouwen zichzelf als bijzonder en vinden dat zich niets hoeven aan te trekken van
regels. Werden vaak op voetstuk geplaatst; verwend en kregen te horen dat ze bijzonder
waren.
Belemmerd of afgeremd worden vinden ze verschrikkelijk
NPS-trekken
Streeft naar macht, controle en concurrentie
Vader vaak macht en prestatie-georiënteerd en hen werd dit ook geleerd.
(11) Schema: gebrek aan zelfbeheersing/discipline
Nauwelijks frustratie verdragen en hebben problemen om zichzelf te beheersen, door
weinige richtlijnen voor zelfdiscipline te hebben gekregen in hun jeugd.
Weinig geduld
Lopen kantjes ervan af
Egoïstisch, eigen welbevinden op voorgrond
Vaak jeugdervaringen waarbij verwaarlozing of misbruik plaatsvond.
1.1.4. Schemadomein: gerichtheid op de ander
Laten zich leiden door behoeften, wensen, meningen van anderen. Ze zijn vaak
aangepast, voelen zich verantwoordelijk voor anderen en zijn vooral bezig met
anderen tevreden te stellen.
Voldoen meestal secundair aan andere schema’s zoals onverbondenheid afwijzing
of wantrouwen/misbruik, met als doel hiermee om kunnen gaan.
Arntz, A. R., & Jacob, G. (2021). Schematherapie: een praktische handleiding. Uitgeverij Nieuwezijds. - Samenvatting geschreven door: Brian Gerrits
, (12) Schema: onderwerping
De ander heeft de overhand en richten zich op wensen en verwachtingen van
de ander.
Moeite om hun eigen behoeften te voelen en benoemen, zelfs in therapie.
(13) Schema: zelfopoffering
Zijn gericht op het vervullen van de behoeften van anderen en voelen zich schuldig als ze
zich richten op eigen behoeften.
Vaak bij hulpverleners
Steeds dezelfde mensen offeren zich op om taken of verantwoordelijkheden
op zich te nemen gepaard gaande met veel inspanning en weinig erkenning
en beloning.
Verschil met het schema onderwerping, is dat dit niet gaat over volledige
aanpassing.
(14) Schema: goedkeuring en erkenning zoeken
Willen bij anderen een goede indruk maken en zijn vooral bezig met hun uiterlijk,
presentatie, sociale status etc.
Niet persé de beste willen zijn zoals bij NPS
Doel: verzekeren van lof en erkenning van anderen.
Mening van anderen gecombineerd met de behoefte aan status en erkenning
zorgt ervoor dat eigen behoeften en wensen naar achtergrond verdwijnen.
1.1.5. Schemadomein: overmatige waakzaamheid en inhibitie
Voorkomen van spontane emoties en behoeften voelen of tonen. In jeugd vaak
negatieve ervaringen waarbij ouders spotten met de emoties waardoor zij zich zijn
gaan schamen voor hun emoties.
Ontstaan ook doordat er weinig waarde werd toegekend aan plezier en
spontaniteit.
Intense emotionele ervaringen gaan vermijden (vaak die van anderen)
Aard van straffen, teleurstelling en boosheid toonden is van invloed op schema’s
meedogenloze normen en bestraffende houding.
(15) Schema: negativiteit en pessimisme
Zien overal het slechte, negatieve of problematische van in en hebben dus negatieve kijk
op de wereld. Ouders vaak model voor deze negatieve kijk.
Angst om fouten te maken.
Bezig met teleurstellingen, ongelukken en pijnlijke situaties
Vallen bij positieve herstructurering meestal terug in hun negatieve kijk
Risico op tegenoverdracht
(16) Schema: emotionele geremdheid
Ervaren angst bij het tonen van gevoelens of spontaniteit en gevoelens worden ook
onbelangrijk en onnodig gevonden, maar werden ook vaak als bedreigend of
overweldigend ervaren.
Vaak in jeugd belachelijk gemaakt wanneer emoties toonden
Vaak was de manier hoe omgegaan werd met emoties te heftig en moeilijk om
mee om te gaan.
LET OP: het is belangrijk om te weten of het bedreigend of belachelijk
gevonden werd.
(17) Schema: meedogenloze normen/overdreven kritisch
Gevoel permanent onder druk te staan om dingen af te maken en doelen te bereiken.
Overal de beste in willen zijn.
Zwaar om plezierige of niet-prestatiegerichte activiteiten te doen.
Rigide en perfectionistisch
Arntz, A. R., & Jacob, G. (2021). Schematherapie: een praktische handleiding. Uitgeverij Nieuwezijds. - Samenvatting geschreven door: Brian Gerrits