Bloktoets Explore FM
Cijfers spreken:
Onderzoeksobjecten (onderzoekseenheden) kunnen alles zijn:
Nederlanders, studenten etc.
Variabelen zijn kenmerken waarin de objecten kunnen verschillen.
Voorbeelden zijn: woonplaats, mening over hoogte collegegeld.
Meetwaarden zijn eigenschappen van de afzonderlijke objecten
(onderzoeksgegevens) Voorbeelden zijn: Randstad, veel te hoog, goed, 3
keer per week, 1 keer per jaar, €159.000 etc.
Absoluut = in getallen, relatief = in procenten.
Kwalitatieve data = nominaal of ordinaal, kwantitatieve data = interval of ratio.
Bij een staafdiagram staan de staven los van elkaar, bij een histogram tegen
elkaar aan.
Gemiddelde bereken je door alle cijfers bij elkaar op te tellen en te delen
door het aantal cijfers. Van ordinale variabele mag je geen gemiddelde
berekenen.
Modus is het getal dat het vaakst voor komt. Modale klasse = klasse met
hoogste frequentie.(bimodaal = twee modussen (twee getallen die het
vaakst voorkomen) multimodaal = meer dan twee modussen)
Om de mediaan te berekenen moet je alle getallen van groot naar klein
zetten. Het middelste getal is de mediaan. Zijn er twee middelste getallen?
Dan tel je die bij elkaar op en deel je ze door 2, dat is dan je mediaan.
Als je de hoeken van een polygoon weg laat wordt het een curve.
Van een continue variabele zijn oneindig veel meetwaarden. Bijvoorbeeld 20,35
of 20,36. Bij discrete variabele kunnen er tussen bepaalde meetwaarden geen
andere waarde meer liggen bijvoorbeeld geslacht, aantal kinderen etc.
Nominale schaal = de waarden van een variabele zijn alleen maar namen.
Ordinale schaal = de waarden hebben een volgorde met een betekenis.
Bijvoorbeeld 1 = slecht, 3 = gemiddeld, 5 = goed.
Kwantitatieve variabelen hebben een getalswaarde bijvoorbeeld leeftijd, lengte.
Kwalitatieve variabelen geven een eigenschap weer bijvoorbeeld geslacht, kleur
ogen.
Dichotome schaal = man/vrouw, juist/onjuist etc.
Intervalschaal heeft geen natuurlijk nulpunt. Bijvoorbeeld temperatuur.
Ratioschaal heeft wel een natuurlijk nulpunt. Bijvoorbeeld gewicht, afstand.
Door te operationaliseren maak je duidelijk wat je precies onder een variabele
verstaat en wat er moet gebeuren om deze variabele te meten.
Operationalisaties hebben een driedelig doel: ze maken onderzoeksgegevens
interpreteerbaar, onderling vergelijkbaar en herhaalbaar.
De variabele die wordt beïnvloed is de afhankelijke variabele. De variabele die
beïnvloed is de onafhankelijke variabele.
Q1 = eerste kwartiel, Q3 = derde kwartiel. (25,50,75) In 4 delen.
, Catering management:
Catering is de georganiseerde bereiding en verstrekking van voedsel en dranken
aan grote groepen mensen op andere dan horecalocaties. Er is bij catering
sprake van een durende band.
4 sectoren contractcatering:
Bedrijfscatering (contractcatering: niet in eigenbeheer en niet eenmalig);
remote site catering (bijv. Cruiseschip);
partycatering;
transportcatering.
Offshorecatering = op boorplatforms. Compoundcatering = de zuidpool, oerwoud
in afrika etc. (slecht bereikbare locaties)
Partycatering is op iedere willekeurige locatie, in iedere willekeurige plaats en op
ieder willekeurig moment (eenmalig).
Horeca is een hoofdactiviteit/primair. Catering is secundair/ een aanvulling.
Bedrijfscatering kent een beperkte en afgebakende doelgroep en heeft een
dagelijks terugkerend karakter.
De afkorting HACCP staat voor 'Hazard Analysis and Critical Control Points'. Dit is
een analyse van de gevaren en de kritische beheerspunten waar de leverancier
extra op moet letten. Een bedrijf dat met voeding te maken heeft moet alle
werkzaamheden met betrekking tot de voeding, die plaatsvinden binnen de
organisatie, in kaart brengen.
Een hazard is een gevaar dat in een product aanwezig kan zijn en vervolgens een
bedreiging voor de gezondheid van de consument kan zorgen.
Mogelijke hazards: microbiologische gevaren (bacteriën, schimmels, virussen),
chemische gevaren (schadelijke stoffen), fysische gevaren (glas, botdeeltjes etc.)
Hygiënecode en HACCP is niet hetzelfde. De hygiënecode is vooral opgezet voor
kleinere bedrijven met eenvoudige processen en een kleine klantenkring. Borging
van gevaren in het proces, grondstoffen en managementverantwoordelijkheden
dieper uitgewerkt hoort bij HACCP.
De Hygiënecode voor de contract- en inflightcatering definieert de algemene en
specifieke normen op het gebied van de hygiëne en de hierop noodzakelijke
controle. De weergegeven normen en controlefrequenties geven het minimale
niveau aan dat moet worden gehaald. Het doel hiervan is het waarborgen van de
veiligheid binnen de activiteiten in de Nederlandse cateringbranche.
Warenwet regelt de deugdelijkheid van levensmiddelen. (een product mag de
gezondheid van gebruikers niet in gevaar brengen)
THT staat voor ‘ten minste houdbaar tot’. Staat op voedingsmiddelen die niet
snel bederven. Na deze datum kan de kwaliteit achteruit gaan. TGT staat voor ‘te
gebruiken tot’. Staat op voedingsmiddelen die je maar kort kunt bewaren. Deze
datum is de laatste dag waarop je het product veilig kan gebruiken.