Grondslagen vennootschapsbelasting
Werkcollege 1: Inleiding
Opgave 1: De term vennootschapsbelasting en de Wet VPB
a) Breng in twee zinnen onder woorden waar u aan denkt als u de term vennootschapsbelasting hoort?
Directe belasting die lichamen moeten betalen over de gemaakt winst in dat jaar. Het percentage is 25%.
Het is niet enkel een belasting van rechtspersonen omdat de CV, stichting en vereniging ook
vennootschapsbelastingplichtig kunnen zijn. Het moet dan gaan om een open CV: de vrije
verhandelbaarheid van participaties (niet-transparant). Het is dus een belasting van rechtspersonen en
personen waarvan participaties vrij verhandelbaar zijn.
b) In welke wetsartikelen komen de volgende belangrijke leerstukken terug? U hoeft alleen de
wetsartikelen te noemen. De vraag is bedoeld om een globaal overzicht te krijgen waar de leerstukken
terug te vinden zijn.
o Subjectieve belastingplicht (art. 1, 2 (binnenlandsbelastingplichtig, 3
(buitenlandsbelastingplichtig), 4, 5 (subjectieve vrijstellingen), 6 (vrijstellingen voor stichtingen en
verenigingen), 6, 6a
o Object van heffing binnenlands belastingplichtigen, waaronder (art. 7-16)
Renteaftrekbeperkingen: art. 10a, 15b, 10b
Deelnemingsvrijstelling: art. 13
Fusie en splitsing: art. 14, 14a, 14b
Fiscale eenheid: art. 15
o Object van heffing buitenlands belastingplichtigen: art. 17-19
o Verliesverrekening: art. 20-21a
o Tarief: art. 22-23b
o Deelnemingsverrekening: art. 23c-23f
o Wijze van heffing: art. 24-27
o Aanvullende regelingen: art. 28-29a
o Overgangs- en slot bepalingen: art. 30-39
Fiscaal jargon
In betekende mate: tenminste 25%
In belangrijke mate: 30% of meer
Grotendeels, in overwegende mate: meer dan 50%
Hoofdzakelijk: 70% of meer
Nagenoeg gehaal (uitsluitend, volledig): 90% of meer
Geheel (uitsluitend, volledig): 100%
Opgave 2: Vennootschapsbelasting; introductie
N.P. VOF N.P. = Natuurlijk persoon
VOF = Vennootschap onder firma
BV = Besloten vennootschap
50% 50%
BV 1
100%
BV 2
Vraag 2.1
Van wie wordt er in bovenstaande structuur vennootschapsbelasting geheven? (subjectieve belastingplicht)
Op basis van art. 2 VPB wordt in de belastingheffing betrokken binnenlandse belastingplichtige besloten
1
,vennootschappen (lid 1 sub a). BV 1 en BV 2 moeten VPB afdragen omdat dit wordt geheven bij lichamen en niet
bij de natuurlijke personen erachter. De Vof is fiscaal transparant dat houdt in dat je kijkt naar de participanten
erachter. Wanneer BV 1 en BV 2 een fiscale eenheid zouden zijn op basis van art. 15 VPB dan moet op basis van
het feit dat BV 1 100% van de aandelen heeft in BV 2 de belasting aangeven voor de gehele eenheid. De kern van
de fiscale eenheid is dat de dochter opgaat in de moeder.
Vraag 2.2
Stel BV 2 maakt een fiscale winst van € 300.000. Hoe wordt de fiscale winst van een BV bepaald?
Commerciële winst wordt fiscaal niet gebruikt. Het doel van de commerciële stukken is aan de aandeelhouders
laten zien hoe het met de onderneming gaat, dus zo rooskleurig mogelijk, hoge winsten. Fiscaal gezien wordt de
winst zo laag mogelijk vastgesteld. De commerciële winst is het vertrekpunt en vervolgens maak je een fiscale
naslag. Dit gebeurd met renteaftrekbeperkingen, afschrijvingen, boetes, enz.
Begin vermogen – eind vermogen = vermogensmutatie - stortingen + onttrekkingen – objectieve vrijstelling =
Winst wordt bepaald aan de hand van art 8 VPB jo. 3.8 IB jo. 3.25 IB . De jaarwinst wordt bepaald aan de hand van
goedkoopmansgebruik. Goedkoopmansgebruik past 3 beginselen toe op de winst: voorzichtigheidsbeginsel,
eenvoudigheidsbeginsel en realisatiebeginsel. GKG bepaald wanneer en waarop winsten en verliezen in
aanmerking genomen/moeten worden, het tijdstip.
Vraag 2.3
Hoeveel vennootschapsbelasting wordt er geheven?
Tarief: art. 22 VPB
200.000 x 0.19 = 38.000
100.000 x 0.25 = 25.000
38.000 + 25.000 = 63.000
In de toekomst willen ze het VPB tarief gaan verlagen. Het tarief gaat omlaag omdat we bedrijven willen
aantrekken, anders trekken bedrijven naar het buitenland. Bedrijven hebben er weinig aan omdat er grondslag
verbredende maatregelen zijn zoals beperking verliesverrekeningstermijnen en beperking afschrijving van
gebouwen in eigen gebruik. Het AB-tarief gaat licht stijgen om een globaal evenwicht te creëren tussen de AB-
houder en de IB-ondernemer.
Vraag 2.4
Stel dat BV 2 de winst wil uitkeren. Hoe verloopt de winstuitkering? Wordt de uitgekeerde winst nog een keer
belast bij de aandeelhouder(s)?
Vervolgens blijft er 300.000 – 63.000 = 237.000 euro winst over die kan worden uitgekeerd aan de
aandeelhouders.
Over deze 237.000 moet nog dividendbelasting worden ingehouden; dit is een voorheffing. Echter deze winst
wordt uitgekeerd aan BV 1 -> Wet op dividendbelasting -> moeder-dochterrichtlijn -> inhoudingsvrijstelling. (Op
grond van art. 4 DB mag dan inhouding van dividendbelasting achterwege blijven. BV 1 heeft een belang van
100% in BV 2. Dit belang zorgt voor een deelnemingsvrijstelling op grond van art. 13 Vpb.)
Dividenduitkering van BV 2 naar BV 1: De uiteindelijk gerechtigde is in dit geval BV 1. De deelnemingsvrijstelling is
mogelijk van toepassing, om dubbele heffing te voorkomen. Aantal voorwaarden voor de deelnemingsvrijstelling
(art. 13 Vpb). Moeder-dochterrichtlijn: er geldt een inhoudingsvrijstelling voor BV 2 dus deze hoeft geen
dividendbelasting te betalen. De inhoudingsvrijstelling is ook van toepassing op BV 1 -> deze is geïmplementeerd
in de deelnemingsvrijstelling. Dividendbelasting wordt ingehouden bij BV 1.
Vraag 2.5
Stel dat BV 1 van deze winst in totaal € 200.000 uitkeert aan de natuurlijk persoon en de VOF. Hoe verloopt
deze winstuitkering?
BV 2 is een deelneming van BV 1 en daarom komt het belastingvrij bij BV 1 terecht en hierover hoeft ook niet
nogmaals VPB te worden geheven want dit is al gebeurd bij BV 2 het uitgekeerde dividend is vrijgesteld onder de
deelnemingsvrijstelling. Wanneer BV 1 het uitkeert zal het 15% dividendbelasting moeten inhouden. Natuurlijk
persoon zal hierover belast worden in Box 2 omdat het belang de 5% overstijgt en de dividendbelasting kan in
aftrek genomen worden.
2
,Klassieke stelsel -> er is al vpb geheven maar toch kan er nog 52% worden geheven in box 1.
Box 3 -> wel rekening laag tarief -> geen rekening want wordt toch weer opnieuw belast.
Dividenduitkering naar de VOF: ligt aan de achterliggende participant.
Opgave 3: Rechtspersonen en draagkracht
Geef uw mening over de stelling: “Rechtspersonen hebben geen draagkracht zodat binnen een
vennootschapsbelasting het draagkrachtbeginsel geen rol speelt.” Ga daarbij in op het onderscheid tussen het
klassieke stelsel en het stelsel van volledige integratie.
Draagkrachtbeginsel: sterkste schouders dragen de zwaarste lasten. Binnen het vennootschapsbelasting speelt
wel het draagkrachtbeginsel een rol. Als je kijkt naar puur het tarief, zit er wel draagkracht in. Want het is een
progressief tarief. Antropomorfe visie; lichamen en natuurlijke personen met elkaar vergelijken. De
inkomstenbelasting voor natuurlijke personen is de vennootschapsbelasting voor lichamen. In het klassieke stelsel
vroeger, werd er gewoon twee keer geheven: over de winst, heffing staat los van de aandeelhouders. In dit geval
speelt draagkracht wel een rol. Tegenwoordig in het volledige integreerde stelsel wordt er een lager percentage
naheffing gedaan zodat de totale heffing ergens tussen de 40 en 50 procent moet uitkomen.
Stelsel van volledige integratie: vpb is een voorheffing. Vanuit dit oogpunt gezien speelt draagkracht geen rol bij
de vpb. Je kijkt uiteindelijk naar de aandeelhouders/natuurlijke personen. Kijken naar de totale winst,
totaalwinstgedachte is je uitgangspunt.
Opgave 4: BV Geld
BV Geld produceert en verkoopt boeken. In 2018 is een winst (vóór Vpb) behaald van
€ 1.000.000. De winst (na Vpb) wordt geheel uitgekeerd aan de heer Van der Geld die enig aandeelhouder van
de BV is. Stel dat de heer Van der Geld naast zijn BV ook nog een eenmanszaak heeft. De aandelen in BV Geld
maken deel uit van het ondernemingsvermogen. Is dan het klassieke stelsel van toepassing op de situatie van
de heer Van der Geld?
Klassieke stelsel: de winst van de rechtspersoon wordt bepaald, ongeacht de uitdelingen aan de aandeelhouders.
Hij zit in box 1, want hij is ondernemer. Bij BV geldt de vennootschapsbelasting, als het dividend uitgekeerd wordt
dan in box 1 in de inkomstenbelasting weer geheven. In dit geval geldt dus nog het klassieke stelsel.
Indien hij in box 2 viel, dan is er wel rekening mee gehouden dat er al vennootschapsbelasting er van af is.
In box 1 is het tarief maximaal 52%. Er wordt geen rekening gehouden met het feit dat er al vpb wordt geheven.
Je krijgt dus vpb en eventueel het maximale tarief. Stel dat de aandelen geen deel uit maken van het OV van de
eenmanszaak. Je zit dan in box 2. Het klassieke stelsel is dan niet van toepassing. Nederland hanteert niet het
klassieke stelsel. Er wordt aan inkomenszijde rekening gehouden met het feit dat er al vpb is geheven. AB betaald
met zijn BV al vpb en daarom volgt een lager AB-tarief.
Als er een belang is van minder dan 5% -> box 3. Er wordt geen rekening gehouden met het feit dat er al vpb is
geheven. Het klassieke stelsel geldt voor box 3 dus wel.
Opgave 5: Invloeden op de Vpb
Voor deze opgave zouden, naast hoofdstuk 1 en 2 van het boek Hoofdzaken VPB, de volgende bronnen u inspiratie
kunnen bieden:
• W. Nijssen, invloeden op de vennootschapsbelasting, WFR 2012/63;
• R.J. de Vries en R.P.C.W.M. Brandsma, 50 jaar vennootschapsbelasting: beter ten halve gekeerd dan
ten hele gedwaald, WFR 2014/1178;
• Uitvergroot: Column door Edwin Heithuis; Schaf de vennootschapsbelasting af!, V-N 2017/61.0.
Vraag 5.1
Omschrijf waarom er volgens u een vennootschapsbelasting bestaat? Zou de vennootschapsbelasting niet
beter kunnen worden afgeschaft? Wat zouden daar de fiscale gevolgen van zijn?
Als we geen vpb zouden hebben zou iedereen in een BV gaan ondernemen en winsten gaan oppotten. Als we
geen vpb zouden hebben dan zouden we pas bij uitkering belasting kunnen heffen. Buitenlandse aandeelhouders
vallen niet onder ons inkomstenbelasting stelsel, zonder vpb zouden we hen niet kunnen belasten en lopen we ze
mis.
Rechtsgronden:
3
, Antropomorfe visie: wat de inkomstenbelasting is voor natuurlijke personen, is de vpb voor
rechtspersonen
Leer van globale evenwicht: ondernemingsactiviteiten in een BV of eenmanszaak (of dergelijke) moeten
min of meer gelijk behandeld worden
Compensatie theorie
Profijtbeginsel: rechtspersonen profiteren van structuren. Je bent bij een BV niet aansprakelijk en bij een
eenmanszaak wel een daarom is dit een rechtvaardiging om te heffen.
Buitenkansbeginsel
Budgettaire argument
Vennootschapsbelasting afschaffen?
Pas bij uitkering belasting heffen?
Buitenlandse aandeelhouders?
Vraag 5.2
Waardoor wordt de vennootschapsbelasting volgens u beïnvloed?
Politiek
Maatschappelijke ontwikkelingen: bedrijfsleven, fiscale vestigingsklimaat
o Corporate governance
o Discussie over fair share
o Horizontaal toezicht: vooroverleg met de belastingdienst; overeenkomst op basis van wederzijds
vertrouwen dat je elkaar informatie toekent, je krijgt dan zekerheid voor je belastingpositie voor
de komende jaren (ruling)
Inkomstenbelasting
Jaarrekeningenrecht
Europese recht: richtlijnen en verdragsvrijheden die geïmplementeerd moeten worden
Internationale invloeden
o Vestigingsklimaat
o BEPS: 15 actiepunten
Vraag 5.3
Welke gevallen (in hoofdlijnen) gaven in het verleden aanleiding om de wet vennootschapsbelasting te
veranderen en wat vindt u van die redenen?
De crisis in 2009. Verliesverrekening is verruimd. Vooruit en achteruit. Achteruit verliesverrekening werd
van 1 jaar naar 3 jaar gedaan. Versneld afschrijven is ook ingevoerd. Door de toename van
ondernemingen stijgt het aantal banen en is dus goed voor economie
EU-richtlijnen; bijvoorbeeld moeder dochter richtlijn, fusie richtlijn (artikel 14), atat 1 (anti belasting
ontwijking richtlijn), algemene anti misbruik bepaling
Verlaging van belastingtarief en verbreding van grondslag: tarief meerdere malen verlaagd
Ondersteunen van het Nederlandse vestigingsbeleid (fiscaal): innovatie box
VPB in overeenstemming brengen met EU recht
Voorkomen misbruik
Conjuncturele doeleinden
Opgave 6: Nederlandse VPB en EU-recht
Vraag 6.1
Speelt het Europese recht ook een rol in de Nederlandse vennootschapsbelasting. Zo nee, waarom niet? Zo ja,
waarom wel en op welke manier?
Het uitgangspunt is soevereiniteit: eigenlijk heeft de EU niets te maken met onze vpb. Uitzondering hierop is
Primair Europees recht:
Non-discriminatie
Verdragsvrijheden: arresten HvEJ (Papilon, Holding X, groepsteria)
o Vrij verkeer van goederen
o Vrij verkeer van personen en vestiging
o Vrij verkeer van diensten
4