SCIENCE, TECHNOLOGY, ENGINEERING, MATHS
HC1
Focus op vaardigheden in STEM1:
Computational thinking
Informatie vaardigheden
o Bronnen zoeken en gebruiken
ICT vaardigheden/programmeren
o Hoe werkt technologie? Hoe gebruik ik het? Welke mogelijkheden heeft het?
Media wijsheid (infographic)
Computaional thinking: probleem ontrafelen en oplossingen formuleren zodat je en
computer, of mens, de opdracht kunt geven het probleem effectief op te lossen.
HC2
STEM hoorcollege 2 op de redder Britt haar laptop
Toets: eerste deel zegt wat over wat er wordt getoetst in de kennistoets. H 1 t/m 6 toetsstof.
+ hoorcollege en werkcollege stof. Ong. 40 vragen. Ong. 8 vragen per hoofdstuk. Begrip uit
hoofdstuk, waar is dit een voorbeeld van?,
Verschillende definities:
Computational thinking: is een gestructureerde aanpak om een probleem aan te pakken.
Computational thinking omvat het oplossen van problemen, het ontwerpen van
systemen en het begrijpen van menselijk gedrag, door te putten uit fundamentele
concepten uit computer science.
Computational thinking is niet denken zoals een computer, maar een probleem en de
oplossing zo opschrijven dat ze gemakkelijk kan worden uitgevoerd door een mens en
vertaald kan worden zodat een computer het kan uitvoeren.
Stap 1:
- Groot probleem
- Probleem opbreken in verschillende stukjes
- Patronen vinden
- Patronen kiezen
- Abstractiestap: wat moeten we aanpakken om het probleem op te lossen
- Oplossen
- Evaluaeren van het traject
Stappen van computational thinking:
1. Probleem opdelen in beheersbare brokken (decomposition, ch4)
2. Patroonherkenning (pattern recognition, ch8)
3. Filteren: wat is essentieel en wat is overbodig/onnodig? (abstraction, ch4)
4. Stapsgewijs beschrijven hoe de oplossing werkt (algorithms, ch5)
5. Evaluate
Anderson (2016) onder week 3.2 op BB
De eerste rekenmachines:
- Blaise Pascal (1643)
- Leibniz’s calculator (1674)
, De volgende stap in de geschiedenis van de computers is dat de rekenmachines
programmeerbaar werden. In plaats van enkel doen waarvoor ze gebouwd waren, kon je zelf
instructies schrijven die de machine nieuwe functionaliteit gaf: de eerste software.
- Jacquards Loom (1805) weefgetouw, ponskaart.
- Analytical Engine Babbage (1843) calculator software, ponskaart.
De ‘computers’ die we nu hebben gezien zijn nog geen echte moderne computers. Wat is
dan wel een computer?
Drie eigenschappen:
1. Het moet elektronisch en niet enkel mechanisch
2. Het moet digitaal zijn en niet analoog (analoog: oneindig aantal waarden; continuous)
(digitaal: beperkte waarde tot een paar keuzes)
3. Het moet het ‘stored program concept’ gebruiken (je kan altijd iets oproepen uit het
geheugen en gebruiken)
Elke moderne computer moet op zijn minst hebben:
1. Input device (touchscreen, muis, touchpad)
2. Output device (beeldscherm of speaker)
3. Memory
4. Processor: werkt volgens specifieke instructies, genaamd machine-instructies. Deze
instructies, ook wel , programma, worden geladen in het geheugen van de computer.
Het geheugen wordt dus gebruikt voor 1: het opslaan van data en voor 2: het opslaan
van de instructies die de data verwerken.
Processor is de dirigent van je computer, de memory geeft deze taken aan de processor.
HC3
Relevantie van data:
Door toenemend gebruik van technologie, en toenemende mogelijkheden met technologie,
verzamelen we steeds meer gegevens over menselijk gedrag, attitudes en eigenschappen.
Voorbeelden van dat in de psychologie: observatie, vragenlijsten/assessments, online data.
Informatie en data
Informatie: kennis of feiten uit de ‘echte’ wereld
Data: informatie die is omgezet in een vorm waarmee een computer kan werken
Informatie (vingerafdruk, naam, foto, attitudes/ervaringen) (encoding) data (getallen &
karakters, elektrische signalen, QR-codes)
Voorbeeld: observatie gezinssituatie
Informatie: de gesprekken tussen ouder en kind die je observeert
Data: audio-opname/video-opname en observaties
Data in een computer: bits
Computer representeert informatie niet a.h.v. positie van kralen, maar in bits.
Bit: kleinste eenheid data in een computer 0 (uit/ -) 1 (aan/ +)
Bit string: sequentie van aantal bits (1101100)
Informatie wordt opgeslagen in bit strings. Patroon van enen en nullen representeert de
informatie.