Uitgebreide samenvatting van het boek; dit is onderzoek! (Ben baarle). Alles wat je nodig hebt om het vak te halen staat hierin. Zorg dat je snapt wat je leest want het is een toepassingstoets! Best pittig.
‘’Een onderzoeksplan begint altijd met een introductie of inleiding. Hierin schets je de achtergrond van
het onderzoek. De aanleiding, het probleem etc. Je begint breed en eindigt smal.‘’
Van probleem naar onderzoeksvraag moet je nadenken over:
1- Probleemstelling: er is behoefte aan informatie om een bepaald probleem op te kunnen lossen.
De onderzoeker levert goede informatie om op basis hiervan een oplossing te bedenken. Het
analyseren van het probleem: wat is het precieze probleem? Je taak als onderzoeker is om
informatie te leveren voor anderen om problemen te signaleren en op te lossen. (als adviseur
heb je de taak van onderzoek doen en advies geven).
Een beleidsvraag is geen onderzoeksvraag maar een vraag waarop het antwoord meestal een
advies is over wat je als instelling of bedrijf moet doen.
2- Doelstelling: is het antwoord op de vraag waarom je het onderzoek doet, wat je ermee wilt
bereiken. In de doelstelling zit ook verschil. Het doel om met onderzoek alleen kennis te
verzamelen is zuiver wetenschappelijk onderzoek. Bij toegepast onderzoek verzamel je ook
kennis maar die pas je toe en moet bijdragen aan de oplossing van het probleem. Eis bij beide
onderzoeken is dat het op wetenschappelijk verantwoorde wijze wordt uitgevoerd.
3- Onderzoeksethiek: voordat je met je onderzoek start moet je jezelf afvragen of het ethisch
verantwoord is om je onderzoek uit te voeren. 5 vragen die positief beantwoord moeten worden
om onderzoek uit te voeren zijn: 1- doen respondenten vrijwillig mee?, 2- genoeg uitleg over
onderzoek aan respondenten?, 3-vertrouwlijk en anonieme gegevens?, 4- uitkomsten geen
nadelige gevolgen voor respondenten?, 5- eerlijke manier van onderzoek?
4- Onderzoeksvraag: de rode draad die door de opzet van je onderzoek en je onderzoeksopzet
loopt. De onderzoeksvraag is de vraag waarop het onderzoek antwoord moet geven. Het is ook
echt een vraag. Formulering is belangrijk. Vaak te breed, waardoor onderzoek niet haalbaar is.
• Open onderzoeksvraag: kwalitatief onderzoek: open vizier
• Gesloten onderzoeksvraag: kwantitatief onderzoek: vastbestaand observatieschema met
vastliggende categorieën
Kwalitatief onderzoek:
- Een brede open onderzoeksvraag met relatief weinig voorkennis. Het gaat om het verkrijgen van
nieuwe inzichten en minder om harde onderbouwde feiten. Je vindt vrijwel geen numerieke
tabellen of grafieken.
- Kwalitatief onderzoek is onderzoek waarbij problemen in en van situaties, gebeurtenissen en
personen beschreven worden met behulp van gegevens die kwalitatief zijn zoals: belevingen,
ervaringen die verzameld zijn via open interviews, observatie en bestaande documenten. Je stelt
je open en laat je verassen, zoveel mogelijk blanco en onbevooroordeeld zijn.
- Onderzoeksgegevens die je analyseert zijn vaak teksten. Hier worden vaak labels aan gehangen
en vervolgens gecategoriseerd.
- Voor kwantitatief onderzoek geldt de reproduceerbaarheidseis. Iemand anders moet het
onderzoek over kunnen doen. Het moet duidelijk zijn.
,Kwantitatief onderzoek
- Onderzoeksvraag is smal en je weet wat je inhoudelijk kunt verwachten.
- Kwantitatief onderzoek is onderzoek waarbij het onderzoeksmateriaal bestaat uit cijfermatige
gegevens die statistisch geanalyseerd worden om antwoord te geven op de onderzoeksvraag.
- Je legt aan je respondenten telkens dezelfde vragen voor of je observeert tekens hetzelfde soort
gedrag volgens vaste richtlijnen.
- De onderzoek data zijn vaak getallen die je op systematische wijze analyseert.
- De relevantie is onder andere hoe sterk het verband is naast de vraag of er een relatie is.
- Verifeerbaarheidseis: de conclusies moeten plausibel (haalbaar, reeël, mogelijk) zijn en je
werkwijze transparant.
De keuze tussen kwalitatief & kwantitatief onderzoek wordt vooral bepaald door de onderzoeksvraag
Onderzoekseenheden: de personen, instanties of situaties waarover je op basis van je onderzoek
uitspraken over wil doen.
Met de keuze voor je onderzoekseenheden leg je generalisatiepretentie van je onderzoek vast: voor wie
de uitkomsten van het onderzoek gaan gelden. (Eenheden en populatie afbakenen)
Kenmerken zijn de eigenschappen van de eenheden waarover je uitspraken doet op basis van de
onderzoeksresultaten.
Datamatrix: tabel waarin gegevens overzichtelijk zijn weergegeven.
‘’Bij kwalitatief onderzoek zijn de eenheden en de kenmerken vaak minder helder. Maar hier is het ook
belangrijk dat de onderzoeker duidelijk maakt over wie of wat hij iets gaat zeggen. De onderzoeker kan
zijn pretentie tijdens het onderzoek nog bijstellen bij kwalitatief onderzoek.
Populatie: alle eenheden gezamenlijk.
Oriëntatie= welke informatie er al bekend is over het betreffende onderwerp voordat je je
onderzoeksvraag definitief formuleert. Om je voor te bereiden op je onderzoek zijn er 2 manieren:
1- (kwalitatief)vooronderzoek, vervolgens zet je ‘n kwantitatief onderzoek op om dit te toetsen
2- Literatuuronderzoek: verwante onderzoeken, of het onderzoek al eerder is gedaan.
Waarom doe je literatuuronderzoek? Verkrijgen van informatie over:
1- Het definiëren en meten van kenmerken: hoe anderen de eigenschappen die jij wilt onderzoek
definiëren en ook meten.
2- Het maken van een onderzoeksopzet: hoe andere onderzoekers vergelijkbaar onderzoek
opzetten, uitvoeren en wat hun ervaringen zijn
3- Het ontwikkelen van een theorie: bronnen onderzoeken die de theorie van de door jou te
onderzoeken fenomenen verklaart.
, Hoe doe je literatuuronderzoek?
1- Het vinden van goede zoektermen met een thesaurus: alternatieven gebruiken van het begrip en
kijken naar verwante termen in het woordenboek en thesaurussen (= soort woordenboek waarin
bij elk begrip een overzicht staat van vergelijkbare begrippen.
2- Het in zoekmachines zoeken naar relevante artikelen: maak gebruik van sites waar je vooral
wetenschappelijke literatuur vindt. Scholar toont ook vaak verwante artikelen.
3- Het zoeken naar proefschriften en boeken: in proefschriften vind je meestal een goed
literatuuroverzicht van het onderwerp van het proefschrift. Beperk je niet alleen tot het internet.
Google books biedt je de mogelijkheid om stukje van boeken in te zien.
3 verschillende karakters van onderzoeken
- Beschrijvend onderzoek is onderzoek waarbij het gaat om registratie en systematische ordering
van wat zich voordoet op een bepaald gebied, waarbij niet wordt gestreefd naar de ontwikkeling
van een theorie of het formuleren van een hypothese.
- Bij een kwantitatief onderzoek gaat het meestal om frequentie vragen. Je telt en je
onderzoeksresultaat is vaak een tabel of diagram.
- De betekenis onderzoek je het best met een kwalitatieve casestudie =bijvoorbeeld diepte-
interviews waarvan de antwoorden een goed beeld geven van de inhoud en de betekenis van de
problematiek, iets dat uit een tabel mogelijk blijkt.
- Explorerend/ verkennend onderzoek: onderzoek dat frequenties, samenhangen en verschillen
exploreert met als doel om tot een theorie te komen
- Bijvoorbeeld willen ontdekken wat de oorzaak ergens van is
- Als je helemaal geen idee hebt start je met een kwalitatief verkennend onderzoek: je observeert
en dit brengt je mogelijk tot ideeën. Verder kan je interviewen en het resultaat van zo’n
onderzoek is een theorie die een mogelijke verklaring geeft voor de oorzaak.
- Bij een kwantitatief verkennend onderzoek heb je van tevoren al ideeën over mogelijk
beïnvloedende factoren. Je stelt gerichte vragen die je voorafgaand al weet of je weet op welke
gedragskenmerken je gaat letten. Na het verzamelen van alle gegevens onderzoek je of je
verbaden en of verschillen ontdekt en hoe sterk deze zijn of juist verschillen.
- Verklarend/ toetsend onderzoek is onderzoek waarin je toetst of je steun kunt vinden van een
tevoren geformuleerde verwachting, meestal een hypothese gebaseerd op een theorie.
- Je kan een eigen theorie of bestaande theorieën gebruiken. Voordeel van bestaande theorieën is
dat ze gebaseerd zijn op eerder uitgevoerd onderzoek. De onderzoeker toets dan of die theorie
ook geldt voor de situatie die hij onderzoekt.
- Een theorie is een aantal logisch aan elkaar gekoppelde en plausibele beweringen die een
verklaring voor een specifiek fenomeen vormen.
- Een theorie mondt altijd uit in een verwachting: hypothese. In een onderzoek toets je die
hypothese. Als je steun vindt voor je hypothese klopt de theorie.
- Een hypothese is een vaak op een theorie gebaseerd antwoord op de onderzoeksvraag die je in
het onderzoek toetst.
,Vormen van toetsend onderzoek
1- Evaluatieonderzoek: je wil nagaan of je het gewenste effect bereikt (= kwantitatief)
2- Kwalitatief toetsend onderzoek: komt nauwelijks voor; causaliteit (of iets de oorzaak is van
iets anders) kan hier niet mee worden vastgesteld.
Templatebenadering: toets je of een eerder ontwikkelde theorie ook geldig is in een nieuwe
andere situatie
Actieonderzoek: je bedenkt samen met betrokkenen acties die een probleem kan
verminderen.
4 factoren die de uitvoerbaarheid van een onderzoek bepalen
a) Tijd: haalbare tijdsbegroting en planning
b) Geld: globale materiële en personele begroting om de haalbaarheid te onderzoeken
c) Bereidheid van respondenten: hangt af van de instantie die het onderzoek uitvoert, de wijze
waarop je mensen benadert, de tijd die het kost, de aantrekkelijkheid van het onderwerp, het nut
van het onderzoek, een blijk van waardering (= incentive)
Als veel mensen weigeren heeft het onderzoek niet veel zin. Voor de generalisatiemogelijkheden van je
onderzoeksresultaten is het van belang dat je over een representatieve onderzoeksgroep beschikt. Grote
groep met non-respons is slecht.
d) Bereikbaarheid van respondenten en bestaand materiaal
Hoofdstuk 2
‘’Nadat je je onderzoeksvraag hebt vastgesteld en gekozen hebt tussen kwalitatief of kwantitatief
onderzoek moet je gaan vaststellen hoe je dat gaan onderzoeken.’’
Je moet een onderzoeks-ontwerp maken. Waarin je 3 vragen beantwoord:
1-Welke vorm van onderzoek kies je?
• Om causaliteit (de invloed van iets op iets anders) te onderzoeken moet je een kwantitatief
experiment opzetten.
• Het doel van een survey is het verzamelen van informatie over onderzoekseenheden. Bij een
Enquête is er sprake van een kwantitatieve survey. Het resultaat zijn cijfers.
• Het is dus afhankelijk van je onderzoeksvraag voor welke vorm onderzoek, ook wel design, je
kiest
• Een survey is een onderzoeksdesign!!! Verschil met enquête, interviews en observaties is dat dit
vormen zijn van dataverzameling
2-Welke eenheid kies: populatie of steekproef?
3-Hoe meet je de kenmerken?
• Een abstract kenmerk is moeilijk te meten. Je moet zo’n begrip goed definiëren om vervolgens
vragen te kunnen maken om een dergelijk begrip te meten.
• Operationaliseren= het vertalen van een abstract begrip (als zelfbeeld) in meetbare vragen en
items
, Kwantitatief
2 kwantitatieve onderzoeksdesigns:
1: Survey
- Een survey is een onderzoeksmethode gericht op het verzamelen van gegevens over kenmerken
van eenheden, met als doel die kenmerken te beschrijven of verbanden tussen die kenmerken te
leggen
Voor beschrijvend onderzoek wordt vaak gekozen voor eenmalige survey: je neemt niet alleen waar door
te vragen (enquête) en luisteren (interview), maar ook door te kijken (observeren)
In longitudinale surveys worden de onderzoekseenheden zoals respondenten gedurende een aantal jaren
gevolgd en vindt er gedurende die jaren metingen plaats, waardoor je ontwikkelingen kunt vast stellen.
-De voor en nametingen worden op een groot aantal tijdstippen gedaan waardoor je goed de
ontwikkeling op de tijdlijn ziet: tijdreeksonderzoek. Daarnaast is het goed om een controlegroep
te gebruiken.
-Panelonderzoek: er wordt een vaste groep gevolgd en op verschillende tijdstippen worden
metingen gedaan. Dit levert vaak valide gegevens op over ontwikkelingen op een bepaald gebied
-Trendonderzoek: verschillende metingen met wisselende onderzoeksgroepen.
Oorzakelijke verbanden: verbanden waarbij sprake is van de invloed van het ene kenmerk op het andere.
Wanneer er sprake is van een statistisch verband en dus over causaliteit is het niet zonder meer duidelijk
wat de richting van dat verband is (agressieve kinderen en agressieve tv). Verder moet je oppassen voor
schijnverbanden of schijnverschillen.
3 soorten beïnvloedende kenmerken
1- Confounder: een counfunding kenmerk heeft zowel invloed op het een als het ander (zowel op
agressie als tv kijken)
2- Mediator: wanneer een deel van de relatie tussen 2 kenmerken loopt via een derde kenmerk is er
sprake van een mediërend kenmerk. (1baan→ 2weinig tijd→ 3 invloed studiepunten)
3- Moderator: moderatorkenmerken zijn kenmerken die van invloed zijn op een relatie tussen 2
kenmerken maar niet in de mediërende zin.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper elinedegraaff. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,99. Je zit daarna nergens aan vast.