Het belang van lezen
Achtergronden
- Definitie van lezen is: het achterhalen van de betekenis van geschreven taal/
- Het achterhalen van de betekenis is geen doel opzich, maar een middel om een bepaald doel
te bereiken.
- Om deze doelen te bereiken, moet je de teksten die je hiervoor gebruikt kunnen begrijpen.
Daartoe zet een lezer kennis in.
- We maken onderscheid tussen twee soorten kennis:
Kennis van de taal.
Kennis van de wereld.
Het belang van lezen
- Functioneel Analfabeten of laaggeletterden: mensen die de teksten die ze geacht worden te
kunnen lezen niet of nauwelijks begrijpen.
- Geletterd zijn betekent dan niet alleen de techniek van het lezen en schrijven beheersen,
maar ook teksten kunnen kiezen en begrijpen die passen bij de doelen die je hebt. Als
iemand dat laatste niet kan spreken we ook wel van functioneel analfabetisme of
laaggeletterdheid.
Waarom lezen
- Het kunnen begrijpen van teksten is om een drietal redenen van belang.
Kunnen leren
Kunnen deelnemen aan de maatschappij
Kunnen genieten van lezen
Lezen en andere taalvaardigheden.
- Lezen, schrijven, luisteren en spreken zijn taalvaardigheden: middelen die je in staat stellen
om jezelf te uiten (expressieve functie), om met andere mensen te communiceren
(communicatieve functie) en om greep te krijgen op de wereld om je heen
(conceptualiseren functie).
- Lezen en luisteren worden receptieve vaardigheden genoemd.
- Spreken en schrijven productieve vaardigheden.
Opvallende verschillen bij het vergelijken met luisteren en spreken en lezen en schrijven:
- Bij lezen en schrijven is de gesprekspartner afwezig.
- Het taalgebruik in geschreven tekst is formeler.
Modellen van het leesproces.
- Het bottom-upmodel: gaat ervan uit dat lezen verloopt via lagere-orde-processen (letter-en
woordherkenning) naar hogere-ordeprocessen (begrip).
- De letters en woorden worden herkent doordat de lezer gebruikt maakt van
onderscheidende kenmerken van die letters (visuele discriminatie). Deze informatie wordt
vervolgens gekoppeld aan een klank (teken-klankkoppeling).
, - Het top-downmodel: van hogere-orde-processen naar lagere orde processen. De lezer
activeert zijn eerder opgedane kennis en vormt tijdens het lezen verwachtingen
(hypotheses) over het verdere verloop van de zin of de tekst.
Het interactieve model: lagere-ordeprocessen en de hogere-ordeprocessen beïnvloeden elkaar. Een
goed verlopend woordherkenningsproces zorgt dat begrip gemakkelijker tot stand komt, terwijl door
hogere-ordeprocessen (kennis van de taal en van de wereld inzetten) die herkenning sneller tot
stand komt.
Wat doet een geoefend lezer als hij leest?
- Hij heeft een leesdoel.
- Hij maakt gebruik van aanwijzingen rondom de tekst: illustraties, tekstdrager, vormgeving
en auteur. Zo bepaald hij wat voor soort tekst het is en of het geschikt is voor zijn leesdoel.
- Hij roept eerder verworden kennis op over het onderwerp die van pas kan komen.
- Hij kiest voor een bepaalde leesmanier bijvoorbeeld zoekend lezen, wanneer je een woord
wil opzoeken in een woordenboek en nauwkeurig lezen bij een tentamen.
- Hij maakt al lezend steeds gebruik van zijn kennis van de taal: doordat hij woorden snel kan
herkennen en weet hoe zinnen opgebouwd zijn kan hij het verloop van zinnen voorspellen.
Snelle woordherkenning vergemakkelijkt het opnemen van informatie.
- Hij gaat tijdens het lezen na of hij de tekst nog goed begrijpt: (monitoren) pas op het
moment dat zijn begrip stokt, moet hij nauwkeuriger en gedetailleerder gaan lezen.
- Hij bepaald na het lezen of zijn leesdoel bereikt is.
De rol van de school
Kennis van taal
Orthografische kennis en fonologische kennis: een lezer heeft letterkennis nodig en moet weten hoe
hij letters verklankt. Algauw zal de beginnende lezer doorkrijgen welke volgorde van letters mogelijk
zijn. Deze kennis zet hij in om een woord te kunnen lezen, dat hij uiteindelijk in zijn geheel zou
kunnen herkennen, waardoor hij niet elke letter meer afzonderlijk hoeft te ontcijferen.
Morfologische kennis: vervoegingen, verbuigingen, samenstellingen en afleidingen. Door het
onbekende woord te herleiden tot bekende elementen, kan de lezer mogelijk de betekenis van het
hele woord achterhalen.
Semantische kennis: je weet dat er woorden zijn die verwijzen naar iets uit onze werkelijkheid (het
woord boom bijvoorbeeld) en dat er woorden zijn die alleen een grammaticale betekenis hebben,
zoals omdat, maar wel mede de betekenis van de zin bepalen.
Syntactische kennis: om betekenis toe te kennen aan de tekst. Bij samengestelde zinnen die aan
elkaar gevoegd zijn door het woord omdat weet je als lezer dat er een reden volgt voor iets wat in
het eerste deel van de zin vermeld is. Ook de volgorde van woorddelen en de relatie die daarmee
tussen de woorden wordt gelegd is belangrijk om de juiste betekenis te kunnen toekennen.
Tekstuele en pragmatische kennis: een lezer die weet welke tekstsoorten er zijn en welke functies
deze hebben en die deze tekstsoorten kan herkennen is beter in staat een tekstkeuze te maken bij
zijn leesdoel.
Kennis van de wereld
, - Kennis van de wereld is nodig om een tekst te kunnen begrijpen.
In de 93e minuut legt de scheidsrechter ten onrechte de bal op de stip. Een fluitconcert van
supporters volgt.
- In deze zin komen geen woorden voor die behoren tot schools of academisch taalgebruik.
- Om de boodschap en implicaties ervan volledig te begrijpen, heb je echter heel wat meer
specifieke kennis nodig.
- Een lezer gebruikt zijn voorkennis. Hoe meer kennis van de wereld, hoe meer voorkennis je
kunt activeren en hoe eenvoudiger het wordt om teksten te begrijpen.
- Op school wordt de kennis van de wereld van leerlingen uitgebreid door veel te lezen en
door situaties te creeëren waarin ze iets met dat gelezene kunnen of moeten doen.
Motivatie
De voormalige voorzitter van international reading assocation pleit ervoor dat lezers, ook
kinderen, ’eigenaar’ worden van hun geletterdheid. Dus dat lezen en schrijven
vanzelfsprekend deel uitmaken van hun dagelijks leven. Niet alleen in school, maar ook
daarbuiten. Dit is zodat kinderen gemotiveerd zullen zijn om te lezen voor doelen die ze zelf
stellen.
visies
Technisch lezen
Leerlingen moeten de techniek van het lezen (de letter-klank koppeling) onder de knie
krijgen (vooral in groep 3). Eerst aan de hand van losse letters en woorden, daarna aan de
hand van eenvoudige teksten.
Om te toetsen hoe snel en foutloos dat verloopt, lezen leerlingen hardop losse rijtjes
woorden of korte teksten. De uitkomst hiervan wordt gekoppeld aan een AVI-niveau: het
niveau waarop een leerling teksten technisch kunnen lezen.
Technisch lezen wordt op verschillende manieren vormgegeven.
aan de hand van een methode, waarbij leerlingen losse worden en zinnen en korte teksten
hardop lezen.
Via tutorlezen.
Via stillezen van speciaal op niveau geschreven teksten.
Begrijpend lezen
Bij begrijpend lezen als vak staat het begrip van de gelezen tekst centraal.
Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw wordt bij begrijpend lezen aandacht besteed aan
het proces: Hoe komt een leerling tot begrip van een tekst? Alle methoden voor begrijpend
lezen richten zich dan ook op het aanleren van leestrategieën.
, Lezen bij de zaakvakken
De onderwerpen staan hier verder van de leerlingen af en bevatten woorden die zij nog niet kennen
of die net iets anders betekenen dan in het dagelijkse taalgebruik. Daardoor is het lezen van
zaakvakteksten extra lastig.
Een kanttekening
Door het leesonderwijs te verdelen in verschillende aspecten (technisch, begrijpend en vrij
lezen) kunnen leerlingen een vertekend beeld krijgen van wat lezen nu eigenlijk inhoudt.
Soms lezen ze iets om te begrijpen, maar soms ook niet, want dan gaat het om snelheid of
om hoed hardop lezen.
Voor de leerlingen wordt bepaald wat ze lezen, hoe ze lezen, wanneer ze lezen en waarom ze
lezen. Dat laatste, het doel waarmee de leerlingen lezen, is trouwens lang niet altijd duidelijk.
Hoe kan het ook?
(zie blz 170)
De keuze voor teksten die we leerlingen laten lezen is belangrijk.
De plaats waar iemand leest is belangrijk.
Het doel waarmee iemand lees is belangrijk.
Als een school aan deze zaken meer aandacht wil besteden en de leerling als taalgebruiker
meer centraal wil stellen, vereist dat een andere omgang met geletterdheid en met teksten.
Om te beginnen moet geletterdheid in brede zin opgevat worden: je bent pas geletterd als je
de kunst van het lezen en schrijven beheerst en dat lezen en schrijven kunt aanwenden om je
doelen te bereiken. Dat betekent dat op scholen aandacht zou moeten zijn voor wat lezers
en schrijvers betekenen in de levens van de leerlingen en dat leerkrachten moeten uitdragen
welke rol lezen en schrijven spelen in hun levens en maatschappij in het algemeen.
Lezen binnen een thema
Hoe kun je leren lezen en schrijven betekenisvol maken in groep 3,4.
- Werken met thema’s die inhoudlijk aansluiten bij de interesses van kinderen.
- De techniek van het lezen wordt aangeleerd en geoefend met woorden die belangrijk zijn in
het thema.
Bij oudere leerlingen:
- Lezen en schrijven en praten hierover wordt gekoppeld aan doelen die je met de teksten
nastreeft: je kunt lezen en schrijven om te leren of om je een mening te vormen en om te
genieten van een verhaal.
- Bij de teksten voor zaakvakken, moeten leerlingen handvatten krijgen om ze goed te
begrijpen.
Als scholen willen dat hun leerlingen kritische lezers worden, moeten ze hen in de
gelegenheid stellen om kritisch met teksten om te gaan. (inhoud van de teksten centraal
stellen, een verband zoeken tussen de inhoud en het leven van de kinderen).
Digitale geletterdheid: dat de leerlingen niet alleen leren hoe digitale middelen
functioneren, maar dat ze ook mediawijsheid opdoen en leren omgaan met digitale
informatie, waarbij het vinden en beoordelen van informatie belangrijk is.