Burgerlijk procesrecht en geschiloplossing – werkcolleges
Werkcollege 1
Opdracht 1
A – Geef per onderhandelingstechniek aan in welke omstandigheden die betreffende techniek het beste kan
worden toegepast.
De vier onderhandelingstechnieken van J.R. Holbrook:
1. Performatief – performance
Een techniek die het mogelijk maakt dat partijen openstaan voor elkaars verhaal, zodat ze de andere
kant kunnen begrijpen. Het gaat er hier echt om hoe je je gedraagt tegenover de ander. Deze techniek
is aangewezen in alle omstandigheden, maar houdt er in alle omstandigheden mee met hoe je je
gedraagt.
2. Distributief – veel winst
Als je zoveel mogelijk uit de situatie wil halen, zoveel mogelijk winst wil behalen, dan wordt deze
techniek toegepast. Als je heel hoog gaat zetten hierin is het risico dat mensen gaan weglopen. Dit is
vervelend in situaties waarin men perse een proces wil vermeiden (het gaat hier om reputatie- en
relatiebehoud). Bij deze techniek stel je je eigen belang voorop, de relatie met de andere partij maakt
hierin niet veel uit.
Deze techniek heeft voor- en nadelen. Mensen die heel erg goed zijn met deze techniek kunnen meer
winst behalen door deze techniek toe te passen. Als je dus geld wil verdienen is het een goede
onderhandelingstechniek. Relatie behoudt is hier geen mogelijkheid (wat dus soms een nadeel is). Je
kan mensen tegen je in het harnas jagen (wat negatief kan uitpakken).
Een valkuil in deze techniek is dat je te veel informatie vrijgeeft. Als je namelijk teveel informatie
vrijgeeft kan de wederpartij hierop in spelen. Wat ook een gevaar hier is dat men te hoog inzet,
mensen haken dan af (of starten een proces).
3. Integratief – relatie behouden, eigen belang naar achteren.
Het relatie behoudt gaat hier omhoog en eigen belang omlaag. Je zegt hier veel over je achterliggende
gedachtes (je geeft dus meer informatie vrij). De wederpartij kan hier dus ook goed op inspelen. Een
goed voorbeeld hierbij is de relatie tussen werkgever en werknemer. Beide partijen hebben baat bij het
behouden van een goede relatie. Wat men wil en wat men nodig heeft wordt hier duidelijk
onderscheiden.
Het toepassen van deze techniek kan veel tijd kosten. Als een oplossing voor de hand lag dan had deze
techniek hoeven te worden toegepast.
4. Transformatief
Het gaat hier om het versterken van de relatie. Dit gaat om de situatie waarin men al ruzie heeft
gehad, maar men wil toch met elkaar doorgaan. Denk hier bijvoorbeeld aan een vechtscheiding waar
een kind bij is betrokken. Met de achterliggende gedachte van het kind gaat men dan handelen. Bij
transformatief is er altijd een belang van een derde in het spel.
B – Geef gemotiveerd aan welke van deze twee onderhandelingstechniek bij het hiervoor omschreven conflict
tussen enerzijds Dirk en anderzijds Douwe en Simon het beste kan worden gebruikt. Ga daarbij ook in op de
voor- en nadelen van beide onderhandelingstechnieken
Distributief en integratief.
De integratieve onderhandelingstechniek kan het beste hier worden toegepast. De partijen hier zijn collega’s,
men blijft in elkaar in contact. Het behouden van de relatie is hier belangrijker dan het eigen belang. Met
distributief onderhandelen krijg je geen excuses, het behouden van de relatie wordt hier dan een stuk
moeilijker.
C – Waarom ligt het inschakelen van een mediator in het onderhavige geval meer voor de hand dan het
voorleggen van het geschil aan een arbiter of een bindend adviseur?
Bij deze optie wordt er geen besluit op de voet gelegd. Partijen komen zelf tot een oplossing maar worden
geleid door een mediator (een soort scheidsrechter). Een mediator is ervoor getraind om met bepaalde
gesprekstechnieken een gesprek te leiden. Dit is uitermate bevorderlijk voor de onderlinge relatie van partijen.
De sfeer waarin mediation plaatsvindt is informeel. Bij een rechter, arbiter of bindend adviseur wordt het
lastiger omdat het met allerlei regelgeving omkleedt is.
D – In welk opzicht verschilt mediation van zowel arbitrage als bindend advies?
1
,Bij mediation wordt geen beslissing opgelegd, partijen komen zelf tot een oplossing. Bij arbitrage en bindend
advies wordt de beslissing genomen door een derde.
Opdracht 2
A – Is er in het onderhavige geval sprake van een zuiver bindend advies of een onzuiver bindend advies? Leg
daarbij ook gemotiveerd het verschil tussen de twee hiervoor genoemde vormen van bindend advies uit.
Een geschillencommissie wordt gekwalificeerd als bindend advies. We hebben hier te maken met een onzuiver
bindend advies. Een onzuiver bindend advies lost een geschil op, bij een zuiver bindend advies wordt een
invulling gegeven aan een overeenkomst (men laat dus de leemtes van de overeenkomst aanvullen door een
bindend adviseur).
B – Kan de door de Geschillencommissie Energie genomen beslissing ten uitvoer worden gelegd? Indien dat
niet het geval is, hoe kan Janneke er dan voor zorg dragen dat er wel een voor tenuitvoerlegging vatbare
beslissing wordt verkregen?
De normale regels omtrent verbintenissenrecht zijn van toepassing. Er wordt hier een soort van overeenkomst
vastgesteld, een vaststellingsovereenkomst. De overeenkomst houdt in dat men zich moeten houden aan het
bindend advies. We hebben hier niet te maken met een vonnis, we hebben namelijk geen uitspraak van de
rechter (executoriale titel), er kan dus niet worden afgedwongen.
Wat Janneke hier kan doen is de vaststellingsovereenkomst voorleggen aan de rechter (en dan nakoming
eisen).
C – Leg uit of de door de Geschillencommissie Energie genomen beslissing nog kan worden aangetast.
We hebben hier te maken met een schending van het hoor- en wederhoorbeginsel. De vraag is of Energy hier
iets tegen kan doen. De beslissing is aan te merken als een vaststellingsovereenkomst, art. 7:904 lid 1 BW.
Omdat we hier te maken hebben met een schending van het beginsel van hoor- en wederhoor, dan is de
totstandkoming beslissing van de derde naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet geldig en
vernietigbaar. Energy kan hiermee dus naar de rechter gaan.
Opdracht 3
A – Noem een voordeel en een nadeel van geschillenbeslechting via een arbitrageprocedure.
Bij arbitrage kan men zelf de specialist selecteren, het voordeel ziet dus op het specialisme. Een ander voordeel
van arbitrage is dat het vonnis over het algemeen wel overeind blijft staan (het is moeilijk aan te tasten).
Nadelen van arbitrage zijn: het is een formeel en kostbaar proces. Het proces duurt over het algemeen ook vrij
lang. Nadeel is hier ook dat we niet te maken hebben met geen juristen (wat lastig is voor het opstellen van
overeenkomsten).
B – Kan Real Estate zelfstandig beslissen dat het geschil aan de Raad van Arbitrage voor de Bouw wordt
voorgelegd?
1020 Rv, partijen kunnen niet zelf kiezen of ze naar de Raad van Arbitrage voor de Bouw gaan. Dit moet worden
vastgelegd zijn in de overeenkomst (of in de algemene voorwaarden) die tussen partijen is gesloten.
C – Hoe kan Real Estate ervoor zorg dragen dat het door de arbiter gewezen vonnis kan worden geëxecuteerd?
Men moet dan naar de voorzieningenrechter, 1062 Rv.
D – Stel dat Real Estaste het niet eens is met de door de arbiter genomen beslissing. Kan de door de arbiter
genomen beslissing nog worden aangetast?
Men kan dan in arbitraal hoger beroep gaan (art. 1061a e.v. Rv). Echter moet dit ook wel in de overeenkomst
zijn opgenomen (dat dit mogelijk is).
Stel dit is niet gebeurd, wat dan? Op grond van art. 1063, 1065 en 1068 Rv kan men het rechtsmiddel
vernietigen of herroepen instellen. Een ongemotiveerde beslissing kan dan bijv. worden vernietigd. Herroeping
kan ook op basis van valsheid van stukken (zie verder de wet).
Aantekeningen
Waarom hebben we burgerlijk procesrecht nodig? Zodat processen gelijk kunnen verlopen (gelijke
behandeling). De beginselen onpartijdigheid en hoor- en wederhoor zitten hierbij in.
Waarom beginnen mensen een proces? Omdat men een geschil heeft, men wil een vonnis krijgen (om het te
kunnen executeren).
2
, Burgerlijk procesrecht zijn de spelregels om je gelijk te halen, je hebt het echt nodig.
Waarom kennen we arbitrage, bindend advies en mediation (vormen van onderhandelen)? Omdat naar de
rechter gaan erg veel geld en tijd kost.
Werkcollege 2
Opdracht 1
A – Alexander besluit een procedure te beginnen tegen Bastiaan. Dient deze zaak bij de kantonrechter (de
kamer voor kantonzaken) of een andere kamer dan de kamer voor kantonzaken te worden aangebracht? Wat
is het criterium en waar is dit in de wet geregeld?
We hebben hier te maken met een geschil. Alexander wil dat Bastiaan betaald en dat hij meewerkt aan de
levering van het pand. Hij heeft dus een vordering op Bastiaan.
Waarom is het belangrijk om te weten waar het geschil over gaat en wat de vordering is? Omdat we moeten
weten naar welke rechter we moeten gaan.
Art. 42 Ro BDe rechtbanken nemen in eerste aanleg kennis van alle burgerlijke zaken, behoudens bij de wet
bepaalde uitzonderingen”.
Art. 93 sub a en b Rv (waardecriterium) De kantonrechter gaat niet over zaken waar een vordering is van
meer dan €25,000.
Art. 93 sub c Rv (aardcriterium) Uitzondering. In de genoemde zaken gaat men juist wel naar de
kantonrechter, het waardecriterium gaat dan niet op.
(Art. 93 sub d Rv (rest-criterium) Uitzondering.)
Art. 93 sub a en b Rv kunnen hier niet worden gebruikt. De vordering heeft namelijk een waarde van €425.000,-.
Deze situatie valt tevens niet onder de beschreven situaties in sub c. Deze zaak dient dus niet bij de
kantonrechter te worden aangebracht, de andere kamer dan de kamer van kantonzaken is dus bevoegd.
B – Stel dat Alexander een procedure bij de ‘verkeerde rechter’ (‘de verkeerde kamer’) opstart. Hoe zal deze
‘verkeerde rechter’ hier dan over oordelen en hoe zal de procedure vervolgens verder gaan?
We hebben hier te maken met art. 71 Rv, de interne doorverwijzing. De zaak wordt naar de juiste instantie
doorverwezen. Niet erg, maar ook niet fijn. Het kost namelijk allemaal tijd. Indien de gedaagde niet verschenen,
dan moet er een nieuw exploot worden uitgebracht waarin staat dat er sprake is van doorverwijzing (lid 4).
Art. 72 Rv jo. art. 73 Rv zijn niet van toepassing omdat het een interne doorverwijzing betreft. Art. 72 Rv jo. art.
73 Rv is dus voor externe doorverwijzing.
C – Alexander wil graag procederen bij de rechtbank in Amsterdam, omdat hij daar in de buurt woont. Welk
bevoegdheidsvraagstuk speelt in dit geval? Ga stapsgewijs na of Alexander bij de rechtbank in Amsterdam kan
procederen of dat hij de procedure bij een andere rechtbank moet opstarten.
We hebben hier te maken met het relatieve bevoegdheidsvraagstuk (de vraag gaat om waar, niet bij welke
(absoluut)).
De hoofdregel van de relatieve bevoegdheid is art. 99 lid 1 Rv, tenzij de wet anders bepaald is de rechter
bevoegd in de woonplaats van de gedaagde. Bastiaan woont in Den Bosch, we komen dus uit bij de rechtbank
Oost-Brabant (die is gevestigd in Den Bosch).
We hebben een uitzondering in art. 103 Rv. Deze uitzondering is hier van toepassing, we hebben namelijk te
maken met een onroerend goed. De rechtbank die hier bevoegd is hier is Haarlem. Beter dan Den Bosch, maar
nog steeds niet Amsterdam. De optie Den Bosch blijft overigens openstaan voor Alexander (hij heeft de keuze),
we hebben hier namelijk te maken met mede-bevoegdheid.
Zijn laatste optie is de keuzevrijheid van art. 108 Rv. Dan moet er sprake zijn van overeenstemming tussen
partijen bij welke rechtbank men gaat procederen. Dit kan men ter plekke afspreken, maar men kan dit ook
vastleggen in een overeenkomst (forumkeuzebeding). Als hier geen exceptief verweer op komt (in het begin van
de procedure) dan verklaart de rechter zich bevoegd.
Hoofdregel: Oost-Brabant rechtbank bevoegd (art. 99 Rv), uitzondering: Haarlem (art. 103 Rv), uitzondering 2:
Amsterdam (art. 108 Rv).
D – Stel dat Alexander een procedure bij de rechtbank in Amsterdam opstart die gaat over de huur van het
bedrijfspand in IJmuiden. Kan dat? Zo nee, in welke plaats(en) is de rechter wel bevoegd? Wat is het gevolg als
Alexander deze zaak bij de rechtbank in Amsterdam aanbrengt?
3